Vanaf 28 januari loopt bij ons Der Baader Meinhof Komplex, een dramatische verfilming van de gewelddadige acties van de Rote Armee Fraktion, die de Duitse samenleving van 1970 tot eind 1977 op haar grondvesten deed daveren. De film van regisseur Uli Eidel is gebaseerd op het gelijknamige boek van Stefan Aust, ex-hoofdredacteur van Der Spiegel. Aust werkte ook mee aan het script van de film. Knack sprak met Stefan Aust in zijn woning in Blankenese, Hamburg.

De film Der Baader Meinhof Komplex wordt vaak bekritiseerd omdat u geen aandacht aan de slachtoffers van de terreur zou schenken.

STEFAN AUST: Die kritiek is niet terecht. De film toont niet alleen hoe terrorisme ontstaat en waartoe het leidt, maar ook wat het is. In de film hebben we op een haast onverdraaglijke manier getoond hoe mensen door terroristen ontvoerd, gekweld en doodgeschoten worden. Dat is het verhaal dat we wilden vertellen.

De film steunt op de gegevens uit uw boek, dat in 1985 voor het eerst verscheen en meteen een standaardwerk bleek te zijn. Het is niet overdreven om te zeggen dat u een groot deel van uw leven met het bestuderen van de Baader-Meinhofgroep hebt doorgebracht.

AUST: Sommigen zeggen dat ik me de helft van mijn leven met dat onderwerp heb beziggehouden, maar dat klopt niet, ik was er veel langer mee bezig. Vóór het terrorisme in de jaren zeventig losbarstte, werkte ik in Hamburg bij het linkse maandblad Konkret. Ik heb toen in Duitsland heel veel mensen leren kennen die in de linkerzijde en in de studentenbeweging een belangrijke rol speelden. Zelf heb ik me altijd als journalist, en niet als linkse activist beschouwd. Als ik destijds niet als 22-jarige naar Konkret, maar meteen naar Der Spiegel was gegaan, zou mijn leven een heel andere loop hebben gekend. Maar ik bleef drie jaar, van 1966 tot 1969, bij Konkret. Ik heb toen enorm veel geleerd over het maken van kranten, maar ook over de studentenbeweging. Klaus Rainer Röhl, de uitgever en hoofdredacteur van Konkret, was de echtgenoot van Ulrike Meinhof, die zelf een prominente en veel gelezen columniste bij het blad was. Ik mocht haar, hoewel ze vreselijk arrogant kon zijn.

U speelt zelf een rol in het verhaal dat u geschreven hebt. In de nazomer van 1970 werden de kinderen van Meinhof, een tweeling van zeven jaar, naar Sicilië overgebracht. U bent ze daar gaan halen en hebt ze weer naar Duitsland gebracht. Waarom?

AUST: In mei 1970 was Andreas Baader, die in Berlijn een gevangenisstraf voor brandstichting uitzat, door zijn kameraden bevrijd. Er waren schoten gevallen en de bevrijders hadden een bewaker verwond. Dat was de geboortedag van de RAF. Meinhof zat mee in het complot. Bettina en Regine Röhl, de kinderen van Ulrike Meinhof, werden toen met instemming van hun moeder naar Palermo gebracht. Het was de bedoeling om ze naar een Palestijns kamp in Jordanië te transporteren waar men weeskinderen opleidde tot terroristen. Ik vond dat dit niet kon. Ik heb toen op eigen initiatief de kinderen, die in een barakkenkamp op het strand door een paar Duitse hippies werden bewaakt, ontvoerd en ze met de auto naar hun vader teruggebracht. Dat had me duur te staan kunnen komen, want niet lang daarna stonden Baader en de naar de RAF overgelopen advocaat Horst Mahler aan mijn deur. Omdat ik even daarvoor gewaarschuwd was, kon ik via de achterdeur vluchten. Toen ik Mahler vele jaren later in de gevangenis bezocht, heb ik hem eens gevraagd hoe ernstig het toen met hun bedreiging was, waarop hij antwoordde: ‘Bitter ernstig.’

Van dan af hebt u de geschiedenis van de zich radicaliserende groep op een grote afstand gevolgd. Laten we even kijken naar de structuur van de groep. Voor een buitenstaander leek de samenhang binnen de Baader-Meinhofgroep erg groot, maar uit uw boek blijkt dat er intern altijd ruzie was, zeker nadat de voornaamste leden van de groep in 1972 waren gearresteerd en vooral nadat ze samen in de speciale gevangenis van Stuttgart-Stammheim waren opgesloten.

AUST: Ruzie was er vanaf het begin, toen ze nog in vrijheid waren. Het spreekt vanzelf dat in een groep die zo gewelddadig te werk ging, er voortdurend conflicten dreigden. Maar die probeerden ze altijd toe te dekken. De dreiging dat ze op elk moment door de politie gearresteerd konden worden, hield de groepsleden samen. Een van de leden heeft me verteld dat discussies in de groep vermeden werden, omdat men angst had dat ze verdere acties zouden afremmen. De externe gevaren moesten almaar toenemen om het interne gevaar van mogelijke groepsdiscussies te beperken. Daardoor werden die discussies verdrongen. Vervolgens smeedden de gemeenschappelijke misdaden de groep samen. Je moet ook rekening houden met de ongelooflijke dominantie van Andreas Baader en Gudrun Ensslin, die de leiding hadden. Dat paar had een enorme invloed op de andere leden. De groep vertoonde daardoor alle kenmerken van een sekte. Er heerste een sfeer van permanente angst en psychologische terreur, die de leden ertoe bracht te gehoorzamen aan bevelen die ze in normale omstandigheden niet zouden opvolgen. Ze waren al helemaal geïsoleerd vóór ze in de cel belandden. Ze waren erg ontvankelijk voor groepsdynamische processen en daardoor hadden ze minder scrupules om vreselijke dingen uit te voeren.

Baader en Ensslin, die een amour fou beleefden, zouden een demonisch koppel gevormd hebben?

AUST: Dat klopt. Hun relatie was van grote betekenis voor de cohesie binnen de groep. Baader en Ensslin hadden een stabiele relatie in een tijd waarin zulke relaties helemaal niet gebruikelijk waren. Ze vulden elkaar zeer goed aan: Baader met zijn ongebreidelde agressiviteit en Ensslin met haar psychologisch doorzicht en haar absolute overtuiging dat alles wat ze deden juist was. Ensslins revolutionaire ijver getuigde van een haast religieus fanatisme. Het geloof in de revolutie had het religieuze doel vervangen.

Ulrike Meinhof leek veel meer te twijfelen aan de gewelddadige middelen die door de groep werden ingezet?

AUST: Ik denk wel dat Meinhof twijfels had. Maar ze had zoveel mensen voor de groep warm gemaakt, dat ze die niet in de steek kon laten zonder het gevoel te krijgen verraad te plegen. Dat staat niet in mijn boek omdat ik het niet echt kan bewijzen, maar het klopt wellicht. Ze haatte de samenleving waartoe ze zelf behoorde. In haar brieven klaagde ze zichzelf aan, vernederde ze zichzelf. Ze beschreef zichzelf als ‘een hypocriet zwijn uit de heersende klasse’.

In de gevangenis van Stammheim gaf Gudrun Ensslin haar medegevangenen de namen van de hoofdpersonages uit Herbert Melvilles roman Moby Dick.

AUST: Ja, toen ik daarop stuitte, had ik echt het gevoel dat ik een stuk dichter bij de waarheid gekomen was. Toen merkte ik pas goed hoezeer Gudrun Ensslin aan haar strijd een mythische dimensie en verheffing gaf. De gevangenen voelden zich echt als de bemanning van de Pequod die op de witte walvis jaagt, dat mythische wezen dat de leviathan is. Dat getuigde echter ook van een scherpzinnig inzicht in de eigen situatie. Ook de toewijzing van de verschillende namen aan de afzonderlijke groepsleden getuigde van Ensslins grote intelligentie. Baader was de demonische kapitein Ahab. Holger Meins was Starbuck, de eerste stuurman die ondanks zijn fascinatie voor Ahab toch ook afschuw opbracht voor de kapitein. Daarmee was de relatie van Meins tot Baader precies omschreven. En op die manier werden alle gevangenen gekarakteriseerd aan de hand van de personages uit Moby Dick. Daarom zeg ik altijd dat je de psychologie van de Baader-Meinhofgroep nog het best kunt begrijpen door Moby Dick te lezen. Alle groepsleden hadden Moby Dick trouwens in hun cel. Ze hadden het boek allemaal gelezen.

Wat lazen ze nog in de gevangenis?

AUST: De socialistische klassiekers, Marx, Lenin en Mao. Of Andreas Baader daar veel van begrepen heeft, weet ik niet. Behalve uit Moby Dick citeerden ze ook graag uit De maatregel, een leerstuk van Bertolt Brecht uit 1930. Dat even vreselijke als intelligente stuk gaat over een jonge revolutionair die zich van de eigen partijlijn afkeert en voortdurend radicaler wordt. Eerst dacht ik dat die jongeman onvoldoende van de revolutionaire ideeën van zijn partij doordrongen was, maar nee, hij is te radicaal, hij overtreedt de partijlijn en wordt daarom met zijn eigen instemming door de andere revolutionairen gedood.

U geeft te verstaan dat de Baader-Meinhofgroep beter de Baader-Ensslingroep had kunnen heten.

AUST: Baader en Ensslin hadden de beroemde journaliste Ulrike Meinhof nodig als politiek uithangbord. In 1970 werd Baader uit zijn gevangenschap bevrijd en ging Meinhof, die aan de actie had deelgenomen, ondergronds. De politie beging toen een grote fout. Ze hing Berlijn vol plakkaten waarop Meinhofs portret stond, begeleid door de oproep: Moordpoging, 10.000 DM beloning. Zo ontstond de naam van de Baader-Meinhofgroep. Dat zou men vandaag branding noemen. De politie heeft de groep politiek leven in geblazen door er de naam van deze bekende linkse journaliste op te kleven.

Had de Baader-Meinhofgroep uiteindelijk nog een ander doel dan uit de gevangenis van Stammheim bevrijd te worden?

AUST: De politieke doeleinden van de groep waren die van de linkse mainstream van destijds. De leden zagen zichzelf als communistische revolutionairen, als strijders tegen het Amerikaanse imperialisme. Ze identificeerden zich met de vrijheidsbewegingen van de derde wereld en met de Vietcong in hun strijd tegen de Amerikaanse agressie. Dat waren doeleinden van heel veel jonge mensen destijds. Maar de RAF heeft deze strijd in de realiteit omgezet. Dat heeft ertoe geleid dat ze op de duur een oorlog tegen hun eigen volk voerden. Want met hun verheven doel van de revolutie voor ogen wilden ze niet meer zien welke gemeenheden en gruwelijkheden ze begingen. Alles was ondergeschikt aan hun hogere moraal, en die diende om vreselijk amorele dingen te doen. Zoals het bij Brecht in De maatregel heet: ‘Welke gemeenheden zou je niet begaan om de gemeenheden uit te roeien?’

AUST: Inhumaan gedrag en mensenverachting vinden onder verschillende politieke vaandels plaats. Als je Ulrike Meinhofs rechtvaardiging van de Palestijnse aanslag op de Israëlische atleten tijdens de Olympische Spelen in München in 1972 naleest en nagaat hoe zij Marx over het Joodse kapitalisme en de Joden citeert, voel je je toch wel slecht worden. Meinhof suggereerde dat het nationaalsocialisme minder verkeerd geweest zou zijn als het de Joden wegens hun Joodse kapitalisme had vermoord, en niet omdat ze gewoonweg Joden waren. Ik zie geen enkele breuk in de ontwikkelingsgang van Horst Mahler. Als je hem nu zou vragen hoe het toch mogelijk is dat iemand zich van uiterst links naar uiterst rechts beweegt, zou hij je vraag niet eens begrijpen. Hij zou je zeggen dat hij nu nog altijd dezelfde opvattingen verdedigt als vroeger: tegen het imperialisme, tegen het kapitalisme, tegen Israël, tegen het zionisme, voor de Palestijnen…

Wat was het geheim van de fascinatie die de Baader-Meinhofgroep op zo veel intellectuele jongeren uitoefende?

AUST: De RAF-leden volgden een ideologie met een consequentie die velen bewonderenswaardig vonden. Terrorisme vindt altijd plaats in de omgeving van een grote politieke beweging waarin vele mensen dezelfde opvattingen delen. Er is geen terrorisme dat als geïsoleerde sektarische groep opduikt, het is altijd ingebed in een grotere revolutionaire mainstream. Dat was zo in Ierland en dat is zo bij de islamistische bewegingen vandaag. De terroristen rekruteren uit de rangen van diegenen die dezelfde ideologie delen. Als je een keer aan die zuigkracht onderhevig bent, verandert de hele wereld om je heen. Als je dan ondergronds bent, ziet de politieman er niet alleen echt als de vijand uit, maar hij is het ook. Dan zie je de wereld alleen nog door de spleten van de pantserwagen. Het perspectief vernauwt en de wereld bestaat enkel nog uit vriend en vijand. Zelfs de vrienden worden verdacht van verraad. Bovendien heb je een bepaalde psychologische dispositie nodig om in die paranoïde wereld te treden. Je moet bereid zijn om je eigen objectieve belangen – bijvoorbeeld vrij zijn en leven – voor een hogere idee te minimaliseren. Op die manier kun je jezelf verheffen door je tot de meester en executeur van de geschiedenis te maken. Dat is de ware revolutionair: heer over leven en dood. Dat wat Helmut Ensslin, de vader van Gudrun Ensslin, vergoelijkend ‘de heilige zelfverwezenlijking’ noemde.

De gevangen Baader-Meinhofleden probeerden in de gevangenis van Stammheim tot het uiterste te provoceren. Ze slaagden er bijna in gelijk te krijgen. Toen werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer in september 1977 ontvoerd werd, stelde procureur-generaal Kurt Rebmann in de crisisstaf voor om de gevangenen in Stammheim één voor één dood te schieten, net zolang tot de ontvoerders Schleyer hadden laten gaan. Kanselier Helmut Schmidt negeerde dit voorstel met een stalen gezicht.

AUST: Gelukkig hebben we geen doodstraf. Ik geloof dat de terroristen met de doodstraf ingenomen geweest zouden zijn. Ik beweer niet dat ze geen angst gehad zouden hebben om terechtgesteld te worden, maar door hun executie zouden ze hun zaak veel meer nadruk hebben kunnen geven. Hun executie zou heel wat mensen gemobiliseerd hebben. Elke overdreven reactie van de staat was koren op de molen van de terroristen. De Baader-Meinhofgroep heeft de Duitse staat op een tot dusver ongekende manier in de naoorlogse geschiedenis uitgedaagd, hem ertoe geprikkeld om tot aan de uiterste grenzen van de rechtsstaat te gaan. De staat heeft daarmee geworsteld. De uitvoering van het idee van procureur-generaal Rebmann zou de zondeval van de rechtsstaat betekend hebben. In plaats van het terrorisme te bestrijden, zou men het tegendeel hebben bereikt, net zoals de Amerikanen in Guantanamo het tegendeel hebben bereikt van wat ze beoogden. Hier en daar heeft de Duitse staat het recht gewijzigd om het terrorisme te bestrijden. Ik zeg dat heel neutraal, omdat de staat wellicht geen andere keuze had. De Baader-Meinhofgevangenen hebben zich in de cel en tijdens hun proces in de rechtszaal zo provocerend gedragen dat het zeer moeilijk was om ze met het bestaande strafrecht tegemoet te treden. Maar ondanks de speciale wetten, bleef de rechtsstaat in grote lijnen intact.

In april 1977 werden de gevangen Baader-Meinhofleden in het Stammheimproces tot levenslang veroordeeld. Maar het proces zelf, dat 192 dagen duurde, stuntelde de hele tijd door.

AUST: Ja, het gerecht was vaak hulpeloos. Maar deze hulpeloosheid was voor mij een duidelijk teken dat de rechtsstaat functioneerde, dat men probeerde zich aan de rechtsregels te houden, ook bij provocaties. Hoe zwakker de rechtsstaat eruitzag, hoe sterker hij in feite was. Als de 90-jarige Helmut Schmidt nu zo populair en haast een cultfiguur in Duitsland is, dan komt dit ook omdat hij zich destijds in een uiterst moeilijke situatie zo hard maar ook correct gedragen heeft. Hij toonde leiderskwaliteiten zonder de democratie op het spel te zetten. Dat waardeert men nu zeer in hem en men gelooft nu meer in zijn woord dan in het woord van om het even welke andere actieve politicus. Het is aan Schmidt te danken dat onze rechtsstaat gehandhaafd werd. Onlangs werd de terrorist Christian Klar, die uit zijn daden niets geleerd heeft, na een gevangenisstraf van 26 jaar vrijgelaten. Dat is toch een teken dat de rechtsstaat functioneert, ook al is Klars vrijlating voor de verwanten van de slachtoffers die hij maakte een bittere ervaring. Maar er zijn nu eenmaal goede redenen om de rechtspraak niet aan de verwanten van de slachtoffers over te laten.

Veel vragen blijven open. Een van de belangrijkste kwesties is of de Baader-Meinhofleden die op 18 oktober 1977 in hun cellen collectief zelfmoord pleegden, in de nacht van hun dood niet door de gevangenisautoriteiten werden afgeluisterd.

AUST: Het zou goed zijn als die vraag opgehelderd kon worden, zelfs als daarbij zaken aan het licht zouden komen die voor een persoon, een instelling of zelfs voor de staat zelf onaangenaam zouden zijn. Zelf zou ik het normaal gevonden hebben dat de gevangenen in die kritieke dagen afgeluisterd werden, want de gevangenen hoopten immers dat ze in ruil voor de ontvoerde Hanns-Martin Schleyer zouden vrijkomen. Daardoor werden de gevangenen medeplichtigen en trawanten van de ontvoerders. En omdat ze medeplichtig waren, bestond er geen reden om ze niet af te luisteren. Maar als ze afgeluisterd werden, rijst de vraag of hun gesprekken in de nacht van hun dood op band werden opgenomen door hun bewakers. Aan de collectieve zelfmoord van de gevangenen heb ik nooit getwijfeld, wel aan de bewering dat ze niet afgeluisterd werden. De gevangenen hadden een gesofisticeerd communicatiesysteem opgebouwd, anders hadden ze niet gelijktijdig in hun afzonderlijke cellen zelfmoord kunnen plegen. De cruciale vraag is: hebben er mensen meegeluisterd met de afspraken over hun zelfmoord? Of liep er alleen een band mee? Wat is er met de opnamen gebeurd? Waarom zijn documenten over de RAF en Stammheim nog steeds ontoegankelijk?

Hebt u ooit sympathie gevoeld voor sommige groepsleden?

AUST: Nee. Niet echt. Daarvoor was hun denkwijze me te vreemd. Ik voelde me eerder een sekteonderzoeker. In de loop van mijn onderzoek groeide mijn verbazing dat mensen zich zo extreem kunnen gedragen. Ik had eerder medelijden. De enige persoon met wie ik werkelijk meevoelde was Ulrike Meinhof, ondanks de schuld die ze op zich geladen heeft. Voor mij is ze de meest tragische figuur van deze hele geschiedenis. Als een mens die je gekend en gewaardeerd hebt zo’n vreselijke weg opgaat, laat dat je niet onberoerd.

STEFAN AUST, HET BAADER MEINHOF COMPLEX. UITGEVERIJ LEBOWSKI, AMSTERDAM 2008, 576 BLZ., 19,90 EURO

DOOR PIET DE MOOR

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content