Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De kwaliteit van het zaad vermindert. Nieuwe studies stuiten op problemen in de voeding en het leefmilieu. Een stand van zaken door Belgische experts: vervrouwelijken mannen?

Iedereen ligt tegenwoordig wakker van het mannelijk zaad. Penisproblemen doken zomaar van niets binnen op nummer 1 van de bestsellerlijst van Vlaamse boeken. Het kunstmatig verwekte geesteskind “Het Penseel van de Liefde” van de Antwerpse androloog Bo Coolsaet sloeg onverbiddelijk toe. De emotionele intelligentie en Michel Montignac moesten eraan geloven.

De politiek liet de kans niet liggen om al die onrust te recupereren. “Hoe staat het met onze vruchtbaarheid?” vraagt Agalev zich in haar recentste campagne af. In 1993, zo vernam de groene partij, had 40 procent van de Vlaamse mannen met spermaproblemen te kampen, tegen amper 5 procent in 1980. Vorig jaar schudde een resolutie over de belabberde toestand van onze teelballen zelfs het Vlaamse parlement wakker. Onder druk van het Wereldnatuurfonds en Greenpeace, die de zaadproblemen aan chemische vervuilers koppelden, startte de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen een programma op voor de reductie van pesticiden. De zaadkwestie alarmeerde zelfs de Verenigde Naties, die prompt een conferentie organiseerden, waar verder – naar goede gewoonte – weinig over vernomen werd.

België maakte zich al langer zorgen. Doctor Willem Ombelet van het Genks Instituut voor Fertiliteitstechnologie (Gift) zit deze week voor de vierde keer een door mannen gedomineerd internationaal symposium voor over mannelijke onvruchtbaarheid en de behandeling ervan. Illustreert dit de vrees voor een dramatische toekomst vol overbodige, want zaadloze mannen? Of, op zijn minst, mannen met minder dan 20 miljoen zaadcellen per milliliter sperma, want dat is de door wetenschappers gehanteerde fatale limiet voor vruchtbaarheid.

Gynaecoloog/androloog Ombelet: “Twee jaar geleden geloofden we nog dat een catastrofe mogelijk was, maar ondertussen denken we dat het niet zo’n vaart zal lopen. De kwaliteit van het zaad is gezakt, maar dat kan opgevangen worden met de nieuwste technieken voor kunstmatige bevruchting. Tussen 10 en 15 procent van onze koppels krijgt af te rekenen met vruchtbaarheidsproblemen. Bij een derde tot de helft daarvan ligt de oorzaak bij de man. Omdat een behandeling veel kost, moeten we preventie promoten: we moeten vruchtbaarheidsproblemen voorkomen door, onder meer, adviezen te geven op het vlak van gezondheid en levensstijl en milieumaatregelen te nemen. Jonge mannen die in hun puberteit geen problemen kennen, zullen ook later weinig last krijgen. Maar iemand die al vroeg op de rand van de onvruchtbaarheid balanceert, dreigt in moeilijkheden te geraken.”

ROKERS MET SPATADEREN

Vier categorieën van factoren kunnen tot onvruchtbaarheid leiden. Klassieke problemen zoals ziekten, infecties, spataderen op de teelballen (varicocelen) of hormonale afwijkingen; blootstelling aan stoffen uit de omgeving, zoals zware metalen of pseudo-hormonen; facetten uit de levenswijze, zoals te warme baden of te spannende broeken; en een genetische aanleg. “Deze vier werken niet onafhankelijk van elkaar”, benadrukt internist/androloog Frank Comhaire van het Universitair Ziekenhuis Gent (UZG) – de man die in ons land als eerste aan de alarmklok hing. “Ze versterken elkaars effect. Niet alle mannen, die wonen onder de dioxinewalmen van de ovens van Sidmar, worden onvruchtbaar, maar een infectie kan hen wel sneller met problemen opzadelen. Mannen met spataderen op de ballen die daarenboven roken, lopen veel meer risico op onvruchtbaarheid dan andere.”

Op het symposium komen nogal wat Belgische wetenschappers originele onderzoeksresultaten voorstellen. Doctor Eric Legius van het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid (CME) van de KU Leuven behandelt de problematiek van de genetisch gestuurde onvruchtbaarheid. “Van de mannen met ernstige vruchtbaarheidsproblemen heeft 15 procent een genetische afwijking. We hadden nooit gedacht dat dit zoveel zou zijn. Het kan gaan om een fout in de chromosomen: de structuren die de genen dragen. Bij een kleine groep mannen is er een stukje verdwenen van het Y-geslachtschromosoom dat genen draagt die nodig zijn voor de spermavorming. Het Y verzamelde in de loop van de evolutie de genen die bijdragen tot het man-worden. Belangrijk is het besef dat een man met zo’n fout, die ook aan een zoon zal doorgeven, als hij door middel van kunstmatige sperma-injectie toch vader zou worden.

Er zijn ook mannen, waarbij twee chromosomen aan elkaar blijven hangen. De meeste zaadcellen met zo’n fout worden nog vóór een bevruchting weggefilterd, maar die filter is niet absoluut, en beperkt daarenboven het aantal zaadcellen dat beschikbaar is voor een bevruchting. Tenslotte ontdekten we nog een kleine genetische fout die ook verantwoordelijk is voor de ziekte mucoviscidose. De ziekte gaat meestal gepaard met problemen in de longen en de alvleesklier, maar soms manifesteert ze zich uitsluitend in haar genitale vorm: de kanaaltjes van de teelballen zijn afwezig, zodat er geen sperma voor bevruchting kan worden afgevoerd.”

TRANSSEKSUELE ALLIGATORS EN ZO

Genetische factoren kunnen ook een storing in de vorming van de zaadcellen (de spermatogenese) uitlokken. Jonge spermatogonieën moeten een heel ingewikkeld rijpingsproces doormaken voor ze actieve zaadcellen worden. Daarbij kan er van alles mislopen. “We weten nog maar heel weinig over de factoren die zo’n storing veroorzaken”, zegt professor Guido Verhoeven van het Laboratorium voor Experimentele Geneeskunde en Endocrinologie (Legendo) van de KU Leuven. “Er zijn al een tiental erfelijke defecten geïdentificeerd, die de rijping van de zaadcellen hinderen, omdat ze de vorming van cruciale enzymen uitsluiten. We weten ook dat een totaal gebrek aan vitamine A ertoe leidt dat de vorming van zaadcellen in een heel vroeg stadium stopt. We hebben echter geen indicaties dat milieufactoren een effect hebben op de spermatogenese: het proces blijft doorlopen, maar de kwaliteit van de productie kan verminderen, bijvoorbeeld door een reductie van de beweeglijkheid van de zaadcellen.”

De recente commotie over de zaadkwaliteit spitst zich vooral toe op de rol van vervuilende stoffen. Veel aandacht gaat daarbij naar scheikundige afvalstoffen die de werking van vrouwelijke geslachtshormonen nabootsen in het lichaam van een man. Hormonaal wordt een man dus vrouwelijker, wat zijn vruchtbaarheid negatief zou beïnvloeden. Maar meer dan een wetenschappelijke hypothese is dit nog altijd niet, hoewel er een verband gesuggereerd werd met de toename van teelbalkanker. Wél zijn er de ondertussen klassiek geworden verhalen uit de dierenwereld, over hermafrodiete vissen, transseksuele alligators, lesbische meeuwen en impotente poema’s, die gekoppeld werden aan een verstoring van de hormonenhuishouding door pesticiden en zware metalen.

De rol van milieufactoren in ons land zal moeten blijken uit een onderzoek van androloog Dirk Vanderschueren van het academisch ziekenhuis van de KU Leuven, dat, ondanks alle opschudding, nog altijd wacht op financiële steun van de overheid: “Wij spitsen ons toe op het effect van zware metalen als lood en cadmium op de vruchtbaarheid van mensen in de streek tussen Mol en Lommel in de Kempen, waar een zware en moeilijk te saneren bodemvervuiling bestaat. We vergelijken ze met mensen uit de minder vervuilde streek van Eksel en Hechtel. We weten dat mensen die beroepshalve aan lood en cadmium werden blootgesteld, met vruchtbaarheidsproblemen kunnen sukkelen. We weten dat koeien in het aangrenzende Nederlands-Limburg minder vruchtbaar zijn, minder tweelingen krijgen en meer moeite ondervinden om zwanger te worden. We weten uit eigen onderzoek dat de cadmiumvervuiling in de Kempen tot sluipende nierproblemen leidt. En we beschikken ondertussen over de eerste indicaties dat we op vruchtbaarheidsproblemen zullen stuiten.”

MANNEN MOETEN SPINAZIE ETEN

Een deel van de bezwarende factoren heeft de mens zelf in de hand. Doctor Ahmed Mahmoud van de Vakgroep Inwendige Ziekten van het UZG vond een zeer uitgesproken effect van roken op de vruchtbaarheid. “Roken reduceert de kans op een spontane bevruchting bij koppels waarvan de man spermaproblemen heeft, tot een derde van de kans bij koppels waarvan de man niet rookt. Voor kunstmatige inseminatie is de kans op succes bij niet-rokers vijftien procent per cyclus, bij rokers amper 2 procent. Dit illustreert dat tabaksrook de voortplanting van mannen beduidend kan hinderen.”

Professor Armand Christophe van de Dienst Endocrinologie en Metabole Ziekten van het UZG ontdekte een merkwaardig en uniek verband tussen onvruchtbaarheid en voeding. “Voor een goede versmelting van zaadcel en eicel is het noodzakelijk dat de membraan van de zaadcel een zekere vloeibaarheid heeft. Wij stelden vast dat die vloeibaarheid beïnvloed wordt door vetzuren in de celmembraan met een heel specifieke component: het DHA dat veel voorkomt in gespecialiseerde weefsels, zoals de hersenen en de ogen. Een gezonde hoeveelheid DHA correleert met een groot aantal goed beweeglijke zaadcellen. De link met de voeding zit hierin dat DHA vooral in vis voorkomt, maar ook aangemaakt kan worden uit een chemische voorloper: het alfalinoleenzuur. Iets meer dan een half procent van de energie van de Vlaming komt uit dit zuur, dat onder meer voorkomt in groene planten als spinazie, en in een aantal oliën, zoals deze gepuurd uit soja, canola of lijnzaad. Vooral de laatste is rijk aan DHA.”

Jammer voor onze vissers, maar meer vis eten bleek niet de aangewezen oplossing om problemen met het zaad te vermijden. Spinazie daarentegen vormde echte venten, zoals tekenfilmfanaten al langer wisten. “We ontdekten dat mannen die veel vis aten, minder DHA in hun sperma hadden, terwijl mannen die veel alfalinoleenzuur met de voeding opnamen, meer DHA in hun zaad incorporeerden”, stelt Christophe. “Dat komt omdat het DHA een heel kwetsbaar product is, en in originele vorm gemakkelijk wordt aangevallen en gebroken door oxiderende stoffen uit het bloed. Alfalinoleenzuur is minder fragiel. Koppels met vruchtbaarheidsproblemen zouden dus van vis moeten overschakelen op een voeding rijk aan alfalinoleenzuur. Ook vitaminesupplementen kunnen helpen, omdat ze een antioxiderend effect hebben: ze verhinderen dat het DHA afgebroken wordt. We hopen dat dit inzicht ertoe zal leiden dat ingevroren zaad van spermadonoren na ontdooiing tegen zo’n kwalijke oxidatie beschermd kan worden door er antioxidantia aan toe te voegen. Dat zou de spermabanken wat vooruit kunnen helpen.”

Volgens professor Comhaire van het UZG gaat achter de meeste van deze onvruchtbaarheidsbevorderende factoren eenzelfde mechanisme schuil: ze verhogen het gehalte aan vrije zuurstofradicalen die lelijk in een lichaam kunnen huishouden, en vooral in cellen zoals die van het zaad, die letterlijk weinig “inhoud” (cytoplasma) hebben, en dus over een zwakkere verdediging beschikken dan andere. “Vrije radicalen veranderen de vloeibaarheid van de zaadcelmembraan, wat de versmelting met de eicel bemoeilijkt”, analyseert Comhaire. “Ze hebben ook een effect op het DNA: de molecule die de code van de erfelijke kenmerken bevat. Ze prutsen aan het guanine, een van de vier basen die de code vormen, zodat er van alles misloopt met de genetische informatie. Dat leidt uiteraard tot ernstige problemen.”

EEN THEELEPELTJE ZAAD VOLSTAAT

In tegenstelling tot sommige van zijn collega’s, twijfelt Comhaire er niet aan dat er een causaal verband is tussen milieuvervuiling en de vruchtbaarheidsproblemen. Maar, hij heeft ook positief nieuws. “In 1997 ging het goed met de Vlaamse vruchtbaarheid. Er werden voor de eerste keer sinds lang in Vlaanderen opnieuw iets meer kinderen geboren dan het jaar ervoor, wat niet kon worden toegeschreven aan het aantal kunstmatige bevruchtingen, want dat daalde. Tegelijk noteerden we een lichte stijging van het procent goed beweegbare cellen in staaltjes zaad van Vlaamse mannen, nadat we in 1995 en ’96 een bodemkoers hadden bereikt. Ik meen dat deze gunstige tendens te maken heeft met milieumaatregelen zoals het terugdringen van de productie van dioxines in verbrandingsovens, het weren van ftalaten uit verpakkingen en poedermelk, en het verhinderen van lozingen van detergenten in het oppervlaktewater. En het kan nog beter. Nu moeten de diffuse vervuilers – de gezinnen en de autorijders – gesensibiliseerd worden. Ook zij produceren dioxine en te veel andere afvalstoffen.”

De organisator van het symposium in Genk, Willem Ombelet, plant vooruit. Er zijn nog congressen op komst. De wetenschap staat niet stil, maar: “Waarschijnlijk gaan we de problemen nooit helemaal onder de knie krijgen. Honderden factoren spelen een rol, alleen al bij de verspreiding van pseudo-geslachtshormonen. Iedereen kan overal een indicatie van een effect vinden, als hij maar lang genoeg zoekt. Er zijn al aanwijzingen dat de eskimo’s via de regen met onze hormoonnabootsende stoffen te maken krijgen. In landen als Denemarken ontdekte men dat parallel aan een dalende spermakwaliteit en een toename van teelbalkanker, ook borstkanker bij de vrouw toenam. Vrouwelijke geslachtshormonen stimuleren namelijk celgroei in de borstklier.”

Ombelet eindigt met een geruststellende noot: zaad zal er nooit te kort zijn. “Een theelepeltje zaad van een vitale man volstaat om met de moderne technieken alle vrouwen in Canada en de VS te bevruchten”, benadrukt hij. Hij wil het niet gehoord hebben dat de toenemende onvruchtbaarheid een terugkoppelingseffect van de natuur zou zijn, die met een te hoog aantal mensen opgezadeld zit. “Het probleem van de overbevolking wordt vooral gevoed door de mens die langer leeft, minder door een teveel aan kinderen. Er is geen enkel bewijs voor de stelling dat de natuur compenseert voor een te hoge dichtheid aan mensen. De vijfduizend inwoners van het oude Rome dachten ook al dat ze met te veel waren. Ondertussen moeten wij hier voedsel weggooien, omdat we te veel produceren. Er zijn wel bevolkingseffecten, maar die hebben niets met natuurlijke selectie te maken. Zo willen de mensen almaar later kinderen, terwijl we weten dat het mannelijk zaad op zijn best is wanneer zijn drager zeventien is. Maar dat vindt de maatschappij veel te vroeg voor kinderen.”

Op zeventienjarige leeftijd produceert een man zijn beste zaad.

De meeste zaadcellen met een fout worden nog voor de bevruchting weggefilterd.

In de Kempen worden de koeien moeilijk drachtig.

Het gaat weer wat beter met de Vlaamse vruchtbaarheid.

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content