Wie draagt de broek in de exacte wetenschappen ? Volgens een eeu- wenoude traditie : de man. Een analyse van Margaret Wertheim.

De Australische Margaret Wertheim (38) behaalde universitaire graden in de wis- en natuurkunde, en gaf daarna de brui aan een beloftevolle wetenschappelijke carrière. De Naomi Wolf van de wetenschap (mooi en slim, feministisch maar niet zeurderig) beent, in de plaats daarvan, op zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van de natuurkunde : ?De broek van Pythagoras? behelst 2500 jaar in 250 bladzijden. Ze begint in de Griekse oudheid bij Pythagoras en ze geeft de belangrijkse natuurkundigen hun plaats, ook het geringe aantal vrouwen.

De ondertitel van uw boek luidt : ?God, fysica en de strijd tussen de seksen.? Wat hebben die drie dingen met elkaar te maken ?

MARGARET WERTHEIM : Ten minste dit : het is te wijten aan de religieuze oorsprong van de natuurwetenschappen dat vrouwen systematisch en doelbewust zijn uitgesloten uit de exacte wetenschappen. De wetenschap hééft religieuze fundamenten, en het samengaan van die twee zorgt er tot de dag van vandaag voor dat vrouwen een minderheid blijven in die wetenschappen.

En wij die dachten dat religie en wetenschap aartsvijanden waren.

WERTHEIM : Dat dacht ik ook, en ik heb tijdens mijn studies ook niet anders geleerd, maar tijdens de research voor dit boek botste ik op het tegendeel. Van kindsbeen af ben ik dol geweest op fysica. Ik wilde weten hoe de wereld en het universum in elkaar zitten. Na mijn studies wilde ik graag anderen laten delen in mijn begeestering, door de natuurkunde op een begrijpelijke manier uit te leggen. Mijn bedoeling was om dat te doen via de culturele geschiedenis : als je beter begrijpt waarom de wetenschap in bepaalde periodes bepaalde vragen stelt, zul je de antwoorden ook beter begrijpen, redeneerde ik. Naargelang mijn onderzoek vorderde, bleek dat wetenschappers in elk tijdperk van Pythagoras tot de hedendaagse Stephen Hawking de kwestie van God en religie hadden onderzocht. Fysica, besefte ik, was altijd een quasi-religieuze activiteit geweest. Natuurkundigen stellen vragen over het ontstaan en de aard der dingen, net zoals de godsdienst. Daardoor overlapt het terrein van de fysici dat van theologen. De belangrijke architecten van het hedendaags wereldbeeld Copernicus, Newton, Kepler waren trouwens zeer gelovige mannen die hun kosmisch systeem schiepen als een uitloper van hun geloof.

Hoe ziet u dat ten tijde van Pythagoras, de grote Griekse wiskundige ? Hij zadelde ons op met het beruchte ezelsbruggetje : ?bij een rechthoekige driehoek is het kwadraat van de schuine zijde gelijk aan de som van de kwadraten van de twee andere zijden?, maar hij deed toch ook afstand van de Griekse goden op de Olympus ?

WERTHEIM : Precies toen, in de zesde eeuw voor Christus, ontstond de band tussen religie en wetenschap. De wereld van Homerus, die was gedomineerd door mythen en legenden, werd vervangen door die van Pythagoras. Hij deed inderdaad afstand van de goden van de Olympus, maar schetste een beeld van het universum als een groot muziekinstrument, hij zocht naar de goddelijke muziek van de kosmos, de zogeheten harmonie der sferen. Hij beschouwde wiskunde als sleutel tot de waarheid. In het heelal ontdekte hij een indrukwekkend schouwspel van nummerieke cycli : elk jaar telt vier seizoenen, dertien maan-maanden, 365 dagen. Elke dag duurt 24 uur, en elke planeet heeft een eigen regelmaat, die hij nog niet kende. Pythagoras geloofde zelfs dat getallen goden waren, en om in contact te komen met het eeuwige en onsterfelijke, zocht hij de wiskundige vergelijkingen die de wereld bepalen.

Vier rozen verwelken, vier scheepjes vergaan, maar het getal 4 blijft altijd bestaan ?

WERTHEIM : Inderdaad. Pythagoras was ervan overtuigd dat getallen de kern van de natuur vormen. Voor hem was de studie van de wiskunde niet meer of niet minder dan de studie van het goddelijke. Zijn bekendste stelling, na het ezelsbruggetje is : ?Alles is getal?.

Waarom kreeg uw boek de titel ?De broek van Pythagoras? ?

WERTHEIM : Ik vond het een leuke en toepasselijke titel. Ten tijde van Pythagoras droegen Griekse mannen lange gewaden. Het waren de Perzen die een broek droegen. Door zijn belangstelling voor het oosten, met name voor de oosterse religieën, lapte Pythagoras de gangbare mode aan zijn laars en droeg òòk broeken.

Droeg Pythagoras ook in figuurlijke zin de broek ?

WERTHEIM : Het studiecentrum van Pythagoras was een oase, een toevluchtsoord waar mannen en vrouwen gelijkwaardig waren. Pythagoras had geen bezwaar tegen vrouwelijke wiskundigen. Hij was wel selectief : alleen de meest toegewijden mochten deelnemen aan de lessen. Eén van hen was zijn vrouw Theano, die ook wiskunde doceerde. De eerste echt belangrijke vrouwelijke wiskundige was Hypatia van Alexandrië, en zij betekende tegelijk ook het einde van de antieke wetenschap. Hypatia werd zelfs 1.500 jaar lang beschouwd als de enige vrouw die kon denken. Hypatia was geboeid door wiskunde, mechanica en werktuigbouw. Ze ontwierp diverse wetenschappelijke instrumenten, bijvoorbeeld voor het berekenen van de tijd en het opmeten van de posities van zon, planeten en sterren. Hypatia leefde in de vierde eeuw na Christus, een eeuw die sterk onder de invloed stond van Aristoteliaanse vrouwenhaat : vrouwen werden beschouwd als minder dan menselijk. Toch ontving Hypatia een eersteklas opleiding van haar vader, een wiskundige en astronoom die haar zelf lesgaf. Bij het aanbreken van de vierde eeuw had het religieus sektarisme ertoe geleid dat christenen, joden en heidenen verschillende scholen bezochten, maar Hypatia gaf les aan iedereen. De patriarch van Alexandrië, een fanatiek christen, begon een campagne om de stad te zuiveren van niet-christenen. Hypatia weigerde zich te bekeren, en dat kostte haar het leven : in 415 werd zij uit haar koets gesleurd en doodgeslagen. Haar ondergang was ook die van de Griekse wiskunde en wetenschap.

Deed de katholieke kerk de deur dicht voor vrouwen ?

WERTHEIM : Het eerste millenium van het christendom wordt vaak beschouwd als een ononderbroken duisternis voor vrouwen. Hoewel kerkvaders vaak blijk gaven van vrouwonvriendelijke gedachten, zaten vrouwen toch niet in het verdomhoekje. In de zevende en achtste eeuw bestonden in verschillende Europese landen gemengde kloosters waar mannen en vrouwen konden studeren, sommige van die instellingen werden zelfs geleid door een vrouw. De vele nonnenkloosters waren centra voor onderwijs aan vrouwen die er ook Grieks en Latijn studeerden.

Vrouwen hadden toen helemaal niet dezelfde kansen als mannen, maar dat zou nog veel erger worden. Aan het einde van de achtste eeuw besliste Karel de Grote dat een betere clerus neerkwam op een beter opgeleide clerus. Daarom beval hij dat er scholen werden opgericht bij de kathedralen en kloosters. Omdat de vernieuwingen waren toegespitst op kerkelijke functionarissen, kregen jongens en mannen nieuwe scholingsmogelijkheden, maar de nonnenkloosters daarentegen kregen een strenge bisschoppelijke controle opgelegd… Tweehonderd jaar later deed paus Gregorius VII daar nog een schepje bovenop : vrouwen mochten geen Latijn studeren, en die taal werd dus de geheimtaal van het eliteclubje van de geestelijkheid. Ook in die repressieve periode waren er verstandige en productieve vrouwen. Hildegard van Bingen, bijvoorbeeld, schreef onder meer twee boeken over geneeskunde en natuurwetenschappen, twee biografieën van heiligen, een toneelstuk en twee boeken over een door haar uitgevonden geheime taal. Zij was bovendien een begaafd schilderes en componiste. Hildegard zelf beweerde een onontwikkelde vrouw te zijn, die haar kennis niet dankte aan onderwijs, maar aan visioenen…

Met de komst van de universiteiten werd het er voor vrouwen niet beter op.

WERTHEIM : De eerste universiteiten die werden geopend rond de wisseling van de twaalfde en de dertiende eeuw in Bologna, Parijs en Oxford, waren net als de kathedrale scholen opleidings- en rekruteringscentra voor kerkdienaren. Vrouwen bleef de toegang ontzegd, op veel faculteiten tot in de twintigste eeuw. Op de universiteiten kwam tijdens de middeleeuwen het intellectuele erfgoed van de Grieken weer tot leven, en het was dus voor vrouwen onmogelijk om eraan deel te nemen. Omdat universiteiten opleidingscentra voor de clerus waren, werd van academici een celibatair leven geëist. Dat celibaat in universitaire kringen had een grillige geschiedenis : Italië had al gehuwde hoogleraren in de vijftiende eeuw, Oxford en Cambridge pas eind vorige eeuw.

De kerk en de wetenschap waren dus eigenlijk twee handen op een buik.

WERTHEIM : Het is zeer lang koek en ei geweest tussen beide. Fysica was een hogere wetenschap die een bouwplan onthulde die boven de natuur stond. Natuurkundigen hielden zich bezig met het ontcijferen van Gods handschrift, ook Albert Einstein sprak in één adem over relativiteit en over God. Wetenschappers als Copernicus en Kepler wilden de religie vooruit helpen met hun werk. De Pool Nicolaus Copernicus (1473-1543) beschouwde zijn werk in de sterrenkunde als de weg naar God zelf. Hij zocht God en vond ?het spel der hemelse cirkels? en het aantal dagen dat planeten nodig hadden om rond de zon te reizen.

Johannes Kepler (1571-1630) was de eerste wiskundige fysicus, tevens ook de grootste wiskundige mysticus aller tijden. Kepler studeerde theologie en probeerde het geheim van de schepping te ontraadselen : ook voor hem waren godsdienst en wetenschap onlosmakelijk verbonden. Hij ontdekte de ellipsvormige baan van de planeten rond de zon, en verklaarde : ?Planeten streven naar het goddelijk ideaal en dat is de cirkel, maar de ellips is de hoogste vorm van goddelijke volmaaktheid die de natuur hen toestaat.?

Isaac Newton (1642-1727), de ontdekker van de gravitatiewetten, was ook magiër en alchimist, en hij weefde fysica en christendom samen tot één glorieus geheel. Hij was er heilig van overtuigd dat alles wat in de bijbel stond, de waarheid was. Hij beweerde dat de aarde pas is beginnen te draaien op de derde dag, zodat God de eerste twee dagen alles kon doen wat in Genesis staat.

Een man als Galileo Galilei, die beweerde dat niet de aarde maar de zon het centrum is van ons heelal, had het in de zeventiendee eeuw toch al aan de stok met de kerkelijke overheid ?

WERTHEIM : De kerk was toen de beschermer van de wetenschap. Galilei mocht van de kerk het heliocentrisme wél stellen als een hypothese, maar niét als een voldongen feit, omdat het niet bewezen was. Galilei werd gedwongen dat toe te geven tijdens een proces in 1633. Dat eisen van concrete bewijzen is geen dwingelandij, maar een goed wetenschappelijk gebruik. Religie en wetenschap gingen pas uit elkaar tijdens de Verlichting, maar ook toen waren het geen vijanden, ze bestonden gewoon naast elkaar. Van dan af hield de wetenschap zich bezig met het materiële, de religie met het spirituele. De openlijke vijandschap stamt uit de negentiende eeuw, toen Darwin poneerde dat God de mens niet had geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis, maar dat de mens pas na miljarden jaren ontstond uit lagere levenssoorten.

De Verlichting, grofweg de achttiende eeuw, was wel een zeer vrouwvijandige tijd.

WERTHEIM :Immanuel Kant schreef : ?Een vrouw die haar hoofd vol Grieken heeft, of die een debat aangaat over de details van de mechanica, zou net zo goed een baard kunnen dragen, want die drukt op een herkenbaarder manier de diepzinnigheid uit die zij nastreeft.? Dit staaltje vrouwenhaat was geen alleenstaand feit. ?Bevrijd ons van de rampspoed der betweterige vrouwen?, schreef een ander. Ook de verlichte kindervriend Jean-Jacques Rousseau vond : ?Vrouwen zijn te mijden, zij halen het gespreksniveau van de mannen naar beneden.? Vrouwen waren immers niet in de wieg gelegd voor wetenschap, ze hadden er niet het juiste stel hersens voor, en dat werd wel heel letterlijk genomen. De eerste schedelopmeters stelden vast dat de hersenpan van een vrouw kleiner was en dus minder hersenen bevatte. Later bleek een vrouwenschedel verhoudingsgewijs groter dan die van een man, en toen heette dat plots een vorm van kinderlijkheid en onderontwikkeling : ook baby’s hebben relatief een groter hoofd dan volwassenen.

Toch kende elke periode wel vrouwen, witte raven, die het maakten.

WERTHEIM : Zeer zeker, maar wie heeft ooit over hen gehoord ? In de achttiende eeuw was er, bijvoorbeeld, in Frankrijk de briljante Emilie du Châtelet, moeder van drie kinderen, vriendin van Voltaire. Zij leverde al het wiskundig materiaal voor Voltaires boek over Newtoniaanse filosofie, en zij schreef er zelf een over natuurkunde. Zij schreef het in het geheim, en publiceerde het anoniem. Zij vertaalde Newtons Principia en voegde er allerlei voetnoten aan toe. Haar werk is tot de dag van vandaag de enige Franse vertaling. In dezelfde eeuw muntte de Italiaanse Laura Bassi uit in wiskunde en filosofie. In 1732 werd zij de tweede vrouw die een graad behaalde aan de universiteit van Bologna. Jaren later kreeg ze een aanbod om docente te worden, maar dan enkel als ze daarvoor werd opgeroepen : een vrouwelijke docente als curiosum. Laura Bassi kreeg acht kinderen. Pas toen ze 65 was, werd ze aangesteld als onderzoeker.

De Britse Mary Somerville leefde in de negentiende eeuw. Zij vertaalde het monumentale werk van Pierre-Simon Laplace over de hemelmechanica van het Frans naar het Engels. Door deze tekst beschikbaar te maken voor Britten, hielp Somerville Groot-Brittannië weer bij te benen op een gebied waar ze achterop waren geraakt. Haar vertaling bleef langer dan een eeuw hét standaardwerk in Cambridge voor gevorderde studenten. Als eerbetuiging kreeg zij een borstbeeld in het universiteitsgebouw, maar ze werd er zelf nooit toegelaten. Ondanks het feit dat het onderwijs voor meisjes in het beste geval beperkt bleef tot lezen, dansen en zingen, hadden sommige vrouwen wel toegang tot de wetenschap via informele kanalen, vooral vrouwen van adel.

René Descartes, de man van ?Je pense, donc je suis?, voerde lange intellectuele conversaties met prinses Elisabeth van de Palts. Hij prees haar beheersing van de meetkunde en de metafysica, loofde de ?onvergelijkelijke hoogte? van haar verstand, en droeg zelfs zijn Principia Philosophia aan haar op. Later ging hij ook in op de uitnodiging van prinses Christina van Zweden om haar te komen onderwijzen. En Frankrijk had de salons waar geleerden praatten met de gegoede dames. Maar in het kielzog van de Franse Revolutie verdwenen ook die salons : omwille van Gelijkheid werd de toegang tot de wetenschap afgeschaft voor àlle vrouwen. Vrouwen die het toch maakten, hadden dat te danken aan een man, hun echtgenoot of vader. En zelfs dan was het een harde strijd. Het zijn verhalen als van Fred Astaire en Ginger Rogers : hij is beroemder dan zij, terwijl Ginger precies hetzelfde deed. Alleen nog extra moeilijk : achterstevoren en op hoge hakken. Officieel bleef de wetenschappelijke wereld een mannenbastion.

Tot good, old Marie Curie een Nobelprijs kreeg.

WERTHEIM : Marie Sklodowska-Curie was de dochter van een docent natuurkunde, en tevens één van die vrouwen die dank zij haar man kon blijven werken. Maar zelfs Marie Curie, de eerste mens die ooit twéé Nobelprijzen kreeg, mocht geen lid worden van de Académie Française, die al bijna driehonderd jaar bestond. Ook in de Britse Royal Society was de enige vrouw drie eeuwen lang een skelet in de anatomische verzameling.

Nadat Marie en Pierre Curie in 1903 een Nobelprijs ontvingen, kreeg Pierre een leerstoel natuurkunde aangeboden aan de Sorbonne en Marie, ocharme, het directeurschap van Pierre’s laboratorium. Hij stierf in 1906, maar Marie zette het werk in haar eentje voort. Zij werd de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de universiteit van Parijs, die al zevenhonderd jaar bestond. In 1911 kreeg zij nòg een Nobelprijs, voor de ontdekking van radium.

Het is opvallend hoe weinig vrouwen ooit een Nobelprijs in de wetenschappen kregen toegekend.

WERTHEIM : Sinds de eerste wetenschappelijke Nobelprijzen in 1901 hebben meer dan vierhonderd mannen die gekregen, slechts negen vrouwen, onder wie ook Irène Joliot-Curie, de dochter van Marie en Pierre Curie. Irène kreeg er een voor scheikunde. Slechts één andere vrouw dan Marie Curie behaalde een Nobelprijs voor natuurkunde : Maria Goeppert-Mayer, in ’63, voor haar werk aan het schillenmodel van de atoomkern. Veel meer van hen hadden er zeker een verdiend.

In ’44 werd Otto Hahn geëerd met een Nobelprijs voor de ontdekking van de kernfusie. Hij had jaren samengewerkt met Lise Meitner, die niet deelde in de eer maar wel het meeste werk had verricht. Iets dergelijks overkwam ook Rosalind Franklin. Zij was betrokken bij het werk dat leidde naar de ontdekking van de bouw van het DNA, maar de Nobelprijs viel ten deel aan haar mannelijke collega’s Francis Crick en James Watson. Helemaal vergeten is de eerste vrouw van Albert Einstein, Mileva Maric, wiens werk aan het genie werd toegeschreven. Wie zeker een Nobelprijs had moeten krijgen, is de Chinees-Amerikaanse deeltjesnatuurkundige Chien-Shiung Wu. In 1940 noemde Robert Oppenheimer haar dé autoriteit wat kernsplijting betreft. Maar de natuurkundefaculteit van Berkeley, waar ze beiden afstudeerden, weigerde haar in dienst te nemen als professor. Pas in ’52, toen ze bekend was als een van ’s werelds vooraanstaande atoomfysici, mocht ze lesgeven. Ik ken veel mannelijke proffen die slechts middelmatig zijn, en ik zal pas geloven dat vrouwen niet meer gediscrimineerd worden, als ook middelmatige vrouwen een aanstelling krijgen.

Zijn meisjes zelf niet afkerig van exacte wetenschappen ? Ze moeten er aan de haren naartoe gesleept worden. U bent er zelf ook uitgestapt. Met uw universitaire diploma’s natuur- en wiskunde bent u nu regisseur en wetenschapsjournalist.

WERTHEIM : Al van bij de oude Grieken stond mannelijk voor neutraal en objectief, vrouwelijk voor emotioneel en subjectief. In de hedendaagse fysica leeft dat idee nog : voor een echte wetenschapper bestaan gevoelens niet. Ik vond het aanvankelijk heerlijk in die ivoren toren, maar de kloof met de werkelijkheid werd te groot. Als je de faculteit binnenstapte, leek het of er een opschrift boven de deur hing : ?Laat alles achter wat menselijk is, alle gevoelens en bindingen, want dit is het domein van de zuivere waarheid met een hoofdletter.? Ik was gefascineerd door wetenschap, maar ik kon die schizofrenie niet aan. Toen ik fysica studeerde, was ik het enige meisje, en ik heb nooit tegenstand ondervonden. Ze waren er best trots op dat ze een meisje hadden, maar ik zat in een omgeving van emotioneel en sociaal kreupelen. Misschien is dat in elk typisch mannenmilieu wel zo, maar dit was toch wel zeer extreem. Zij waren goed in fysica, voor de rest draaide hun leven vierkant. Zoiets is niet gezond, niet voor de mensen en niet voor de wetenschap.

De natuurkunde moet vrouwelijker worden, zegt u. Hoe ziet die er dan uit ?

WERTHEIM : De fysica zelf moet veranderen. Meer vrouwen zullen van natuurkunde geen ideale wetenschap maken, maar ze zullen alleszins voor meer evenwicht zorgen en zullen nuttigere en bereikbaardere doelstellingen het resultaat zijn. Voor mij en vele anderen is het sociaal noch intellectueel aanvaardbaar om miljarden dollar te spenderen aan de speurtocht naar nog maar eens een elementair deeltje. Intussen is het project van de Superconducting Supercollider afgeblazen, maar die zou dertien miljard dollar kosten. Allemaal om het Higgs-boson-deeltje op te leveren, dat de laatste vijftien miljard jaar niet in het universum voorkwam. Het enige moment waarop het bestaan heeft, is onmiddellijk na de Big Bang. Ik heb altijd gedroomd van het verenigen van de relativiteitstheorie en de quantummechanica, maar niét ten koste van zulke bedragen. Dat is pervers. Wetenschappers hebben altijd hun eigen wetten mogen stellen, zoals in een beschermde priesterklasse : dat is de enige manier om te begrijpen dat zij het vanzelfsprekend vinden dat er dertien miljard klaarligt voor een deeltjesversneller. Zulke fysici zijn nog het best te vergelijken met decadente clerus van de renaissance die extreem dure kathedralen bouwde en als enige rechtvaardiging Gods glorie kon aanvoeren.

Griet Schrauwen

De broek van Pythagoras, Margaret Wertheim, Anthos, 280 pag.

Marie Curie : de eerste mens die ooit twee Nobelprijzen kreeg.

Margaret Wertheim : Mannen waren goed in fysicia, voor de rest draaide hun leven vierkant.

Mileva Maric : het genie achter Einstein.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content