Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Weinig jonge wetenschappers wacht een rooskleurige toekomst. Een nomadische levensstijl en korte contracten zijn de norm.

1,6 MILJARD FRANK. Dat bedrag pompte de Belgische overheid voorlopig in de Global Environmental Facility (GEF) van de Wereldbank en de United Nations Environmental Programme. Met dat geld worden grote internationale projecten inzake milieubeheer gefinancierd, onder meer in ontwikkelingslanden. Wetenschappelijk onderzoek is daarvan een belangrijk facet. De meeste landen koppelen hun bijdrage aan een streven naar het recupereren van op zijn minst een deel van de fondsen in de vorm van subsidies voor wetenschappelijke projecten van eigen bodem. Niet zo België. De Franstalige ambtenaar (een meneer Freson) van het Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking (Abos) die deze dossiers moest opvolgen, sprak onvoldoende Engels om zich bij de onderhandelingen te laten opmerken. Tot dusver vloeide geen frank naar Belgische wetenschappers, die zonder politieke steun de juiste deuren niet open krijgen.

Dat is natuurlijk jammer. Het bedrag dat voor de GEF werd uitgetrokken, is hoger dan, pakweg, de jaarlijkse dotatie van de Vlaamse regering aan het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO). Wetenschappers staan in ons land al jaren aan de klaagmuur, omdat er te weinig subsidies komen voor fundamenteel wetenschappelijk werk. Onder impuls van minister-president Luc Van den Brande (CVP) voert de Vlaamse regering een inhaalbeweging uit. In tegenstelling tot wat in onze buurlanden gebeurt, evolueren de inspanningen bij ons in de goede richting : de budgetten voor wetenschappelijk onderzoek stijgen. De Vlaamse regering schat dat er nu in Vlaanderen vijf tot zes miljard frank voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is.

Maar we komen natuurlijk van ver. De financiering van wetenschappelijk onderzoek is in ons land altijd marginaal geweest. Van den Brande wil tegen 1999 het globale budget voor wetenschap en technologie dus fundamenteel én toegepast wetenschappelijk werk optrekken tot ongeveer 53 miljard frank, of één procent van het Bruto Regionaal Product. Dat is 20 miljard méér dan in 1995, maar verhoudingsgewijs nog altijd maar de helft van wat onze buurlanden in onderzoek en ontwikkeling investeren.

Ook het maatschappelijk statuut van de wetenschapper liet lang te wensen over. Pas sinds oktober jongstleden kunnen wetenschappers met een beurs in ons land van de sociale zekerheid genieten. Het heeft dertig jaar geduurd voor hetzover kwam.

DILEMMA.

De middelen stijgen, maar het korps van wetenschappers dat ermee moet worden onderhouden, groeit eveneens gestaag aan. Het aantal kandidaten voor een onderzoeksbeurs van wat nu het Vlaams Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie (IWT) heet, verdubbelde bijna tussen 1981 en nu. Het aantal wetenschappers dat aan de KU Leuven een doctoraat behaalde, nam met bijna 10 procent toe tussen de academiejaren 1993/94 en 1994/95. Voor postdoctoraal-mandaten, waarmee onderzoekers na het behalen van een doctoraat verder kunnen werken, wordt omzeggens gevochten. Steeds meer mensen blijven zonder statuut aan de universiteit hangen, in de vage hoop dat er op termijn een krediet uit de lucht zal vallen.

De groeiende academische werkloosheid is een internationaal probleem met diepe wortels. Onder de kop ?What a waste? vatte het blad New Scientist de problematiek als volgt samen : ?De universiteiten zitten volgepropt met postdoctoraal onderzoekers die geen uitzicht hebben op een permanente baan in de academische wereld. De industrie wil deze mensen niet. Hen wacht een toekomst van werken onder hun niveau. De universiteiten zullen ertoe verplicht worden om minder wetenschappers aan te werven, maar meer aandacht te besteden aan de verwachtingen van de benoemden.?

De dreiging van dit probleem lijkt nog niet tot ons land doorgedrongen. Dit jaar trekken onze universiteiten en wetenschapppelijke instellingen honderd extra onderzoekers aan met een uitzonderlijke financiële inspanning van de overheid ; volgend jaar waarschijnlijk nog eens honderd. Schitterend, maar wat moet er op termijn met die mensen gebeuren ? Een groeiend aantal wetenschappers valt zonder onderzoekscontract, is dan halverwege de dertig en heeft moeite om een plaats te veroveren op de arbeidsmarkt. ?Overgespecialiseerd en te duur,? luidt daar dikwijls het onherroepelijke vonnis.

Wie zich geregeld in academische kringen beweegt, weet wat het betekent om een jong onderzoeker te zijn. Veel uren kloppen voor weinig geld in een overbelaste omgeving. Geen uitzicht op een interessante loopbaan op lange termijn. Het wurgend dilemma om op tijd het wetenschappelijk onderzoek te verlaten of het risico te nemen van te blijven hangen. Het wetenschappelijke topvakblad Nature wijdde vorige maand een lang artikel aan wat het de ?jungle? van de postdoctoraal-wetenschapper noemde : ?Er zijn mogelijkheden zat voor de mensen die van wetenschappelijk onderzoek hun loopbaan willen maken, op voorwaarde dat ze geen probleem hebben met een nomadische levensstijl en korte-termijncontracten.?

Vele onderzoekers ventileren zowel een naar passie neigend enthousiasme voor hun werk als een naar bitterheid evoluerende ontevredenheid met de miserabele status van hun positie. Het voortdurend rondtrekken en de korte contracten komen ook de wetenschappelijke bedrijvigheid niet ten goede. Projecten worden dikwijls niet bedacht op basis van hun wetenschappelijke waarde, maar van hun ?kredietwaardigheid? : is er een mandaat mee los te peuteren ? De tijd dringt voortdurend. Er blijft niet altijd ruimte voor goede wetenschap, in casu het uitvoeren van controle-experimenten, het herhalen van cruciale proeven of het zorgvuldig toetsen van de resultaten aan de theorie. Vele wetenschappers moeten al snel naar een nieuw mandaat beginnen uit te kijken, willen ze niet zonder inkomen vallen.

DOCTORAAT.

Daarenboven leidt de steeds scherper wordende concurrentie tussen de vorsers onderling tot misbruiken. Niet zelden wordt het werk van een argeloze doctoraatsstudent ?gestolen? door de assistent die zijn hiërarchische overste is. Assistenten plaatsen schaamteloos hun eigen naam als eerste auteur de belangrijkste positie op een publicatie geschreven aan de hand van werk van de student. Anderen laten studenten opdraaien voor de routine-aspecten van hun eigen onderzoek, zodat ze zich niet kunnen ontpoppen tot potentiële concurrenten. Beloftevolle jonge vorsers worden niet zelden de pas afgesneden.

Hogerop de ladder hebben vele hoogleraren de onhebbelijke gewoonte om hun naam toe te voegen aan een publicatie, hoewel ze dikwijls niets meer met het onderzoek in kwestie van doen hebben. De jonge vorser staat machteloos tegen de academische exploitatie van zijn werk. Hij is het werkpaard van de academische wereld of, in een wat grimmiger versie, de migrant.

De balans tussen vraag en aanbod van wetenschappers raakte uit evenwicht. Er zijn te veel wetenschappers voor te weinig geld. Werk is er echter genoeg. Vele academische onderzoeksinstellingen profiteren daarvan, en trekken jonge vorsers aan voor het vuile werk, inbegrepen onderwijsopdrachten, met vage beloften over de mogelijkheid van een contract. Na enkele jaren wordt de vorser in kwestie door een volgende naïeveling vervangen, als hij ondertussen niet zelf bedroefd is afgedropen. Op het Internet zijn ondertussen enkele elektronische ?zelfhulpgroepen? voor jonge vorsers met problemen actief, zoals de ?hotdocs?.

?Desondanks beveel ik iedereen die het kan, sterk aan om een doctoraat te halen,? zegt rector André Oosterlinck van de KU Leuven. ?Een mens wordt maar beschaafd met wetenschap en cultuur. Wetenschap is bijna de opperste vorm van beschaving. Om die te bereiken, is een goede academische loopbaan nuttig. Een doctoraat is een diploma dat aanduidt dat iemand een goed onderzoeker is : hij heeft geleerd om analytisch te denken, en een probleem kritisch uit te diepen. Dat is belangrijk, zelfs voor de industrie, hoewel die nu beweert dat ze meer mensen met een brede opleiding wil. De industrie wil echter ook mensen die innoverend kunnen denken. Een doctoraat selecteert die mensen. Maar ik ben er mij van bewust dat een doctoraat in een aantal richtingen bijna uitsluitend een persoonlijke meerwaarde biedt, en geen meerwaarde voor de arbeidsmarkt. In Nederland denkt men er nu, bijvoorbeeld, aan om het aantal doctoraten te halveren.?

In België denkt men blijkbaar anders. Het lijkt erop dat hier nog altijd met doctoraten wordt gesmeten. Zelfs werkstukken die door de jury als ?eigenlijk onvoldoende? worden beschouwd, worden erdoor gehaald, omdat de kandidaat anders zijn uitzicht op een betrekking verliest, of omdat de hoogleraar-promotor geen gezichtsverlies wil lijden. Collega’s-juryleden liggen niet te lang dwars, om bij de bespreking van hún volgende kandidaat niet op nodeloze moeilijkheden te stuiten. Zo’n houding komt de waarde van een doctorstitel natuurlijk niet ten goede.

Er wordt af en toe zelfs gesjoemeld met het toekennen (of net niet) van de graad de waardering voor een doctoraat. ?Er wordt hier al lang gepalaverd over het afschaffen van die graden, naar Amerikaans model, waar iemand ofwel doctor wordt, ofwel niet,? zegt professor Henri Dumont van de Universiteit Gent (UG). ?Als er niet ernstig met die graden wordt omgesprongen, kunnen ze net zo goed worden afgevoerd. Toch denk ik dat een doctoraat nuttig blijft voor iemand die voldoende gemotiveerd is. Wat niet wil zeggen, dat hij daar ook iets mee zal kunnen doen.?

BRILJANTE MENSEN.

Volgens hartspecialist Dirk Brutsaert van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) zal er ruimte blijven voor goede onderzoekers : ?Ik blijf optimist. We staan nog maar aan het begin van wat we weten over de mens en zijn omgeving. Er is nog een ruime toekomst, maar de economische situatie evolueert zo, dat die alleen voor de allerbesten zal zijn weggelegd. De allerbesten zijn niet noodzakelijk de studenten die de beste uitslagen halen. Goede onderzoekers zijn creatief, naïef-enthousiast, en staren zich niet blind op voorgekauwde verwachtingen of zogenaamd negatieve resultaten. Ze moeten mensen kunnen motiveren, en een team leiden. In elke generatie zitten briljante mensen die daarvoor in aanmerking komen. Dat is mijn troost.?

Doctorandi moeten er zich te allen tijde bewust van blijven dat het niet langer evident is dat een doctoraat de weg naar een wereld vol wetenschap opent. ?Een doctoraat is interessant, en geeft in een aantal gevallen een voorsprong op de arbeidsmarkt, op voorwaarde dat de doctor niet wacht tot hij te oud is om buiten de universiteit te solliciteren,? benadrukt professor Jean-Claude Burgelman van de VU Brussel. ?Ik streef er persoonlijk naar om mijn mensen te laten doctoreren op thema’s die niet alleen fundamenteel zijn, maar ook significant voor het beleid. Zo verwerven ze toch een zekere meerwaarde voor de arbeidsmarkt. Want we moeten het durven zeggen : de academische wereld zit vol.?

Lang niet alle mensen die een beurs krijgen om een doctoraat te maken, behalen ook hun titel. Sommigen beschouwen een beurs of een assistentschap gewoon als een eerste job, in afwachting van iets ?vasters?. Ongeveer de helft zou doorduwen tot de verdediging van zijn thesis. Een aantal wil per se na het doctoraat nog in de wetenschap blijven hangen, en valt terug op het circuit van de postdoctoraal-contracten. ?Zo’n stap moet toch goed worden afgewogen,? waarschuwt rector Oosterlinck van de KU Leuven. ?Interessante kansen vallen op die leeftijd niet meer frequent uit de lucht. Anderzijds is een onderzoeker na zijn doctoraat, en zo rond de leeftijd van dertig jaar, op kruissnelheid alleen filosofen blijven beter worden met de leeftijd. Postdoctoraal-onderzoekers zijn de meest efficiënte mensen voor een instelling. Vele laboratoria trekken zulke mensen dus graag aan. Maar ze mogen hen geen onrealistische toekomst voorspiegelen.?

Burgelman van de VUB ziet veel demotivatie, maar ook veel enthousiasme onder de jonge vorsers in zijn omgeving : ?Het enthousiasme hangt samen met de vrijheid die ze hebben om te werken. Het salaris speelt voor vele jonge onderzoekers geen grote rol. Voorts vinden vele wetenschappers het aangenaam om in een team te werken. Dat is essentieel, want de druk van een doctoraat is groot, en kan beter worden verwerkt als men er niet alleen voor staat.?

Hoewel de Vlaamse en federale overheden inspanningen leveren om de financiering van het wetenschappelijk onderzoek in ons land tot een aanvaardbaar niveau op te krikken, blijft het ook voor hoogleraren nog altijd behelpen. ?De situatie is nu zo dat ik voor een bepaald bedrag twee of zelfs drie buitenlandse onderzoekers kan aantrekken in de plaats van één Belg,? zegt Dumont van de UG. ?Een buitenlander kost mij 35.000 frank bruto per maand, een Belgische licentiaat meer dan 100.000 frank. Ik moet zelf knokken op de markt om aan kredieten voor mijn onderzoek te geraken. Ik moet mij verantwoorden als ik behoor tot de 7 procent die iets binnenkreeg. Daarom probeer ik mijn middelen zo efficiënt mogelijk te besteden. Buitenlanders leveren ook goed werk af.?

Dumont betreurt dat het dikwijls gemakkelijker is om aan kredieten voor dure wetenschappelijke apparatuur te geraken dan voor de mensen die de machines moeten gebruiken. En er lopen nog andere zaken mis. ?De universiteiten passen zich niet altijd op de juiste manier aan,? vindt Brutsaert van het UZA. ?De noodzaak van een numerus clausus, bijvoorbeeld, werd te veel beschouwd als een probleem naar het uitoefenen van de geneeskunde toe. Daarbij werd vergeten dat de studie geneeskunde een lange, maar brede en rijke opleiding biedt. Nu bouwt men de biomedische wetenschappen uit : een nieuwe richting voor de mensen die door de numerus clausus uit de boot vielen. Maar dat is een neprichting, een afkooksel van wat de geneeskunde biedt, die deze mensen geen extra marktwaarde zal bezorgen.?

Marktwaarde is ook voor wetenschappers het magische woord. ?Als iemand wetenschappelijk werk doet dat dicht aanleunt bij de industrie, kan hij daar een tijd mee doorgaan,? meent rector Oosterlinck. ?Maar in sectoren zonder industriële uitwegen moeten de mensen voorzichtig blijven. Het is, bijvoorbeeld, niet aangewezen om te lang in de cultuurwetenschappen te blijven hangen. Het is anderzijds jammer vast te stellen dat veel cultuurwetenschappers bang zijn van informatica. Historici, bijvoorbeeld, kunnen heel sterk van multimedia profiteren. Ze verschaffen zich daarmee ook een ruimere uitvalsbasis naar buiten toe.?

Oosterlinck heeft, tenslotte, bedenkingen bij de wetenschappelijke opleiding in de humaniora : ?Vele ingenieurs weten perfect wie de belangrijkste schrijvers en kunstenaars zijn. Maar vraag een kunstenaar niet om uit te leggen wat een transistor of de fotosynthese is. Vele wetenschappelijke lessen worden in de humaniora te vroeg en te slecht gebracht. Dat heeft als gevolg dat er van die basiswetenschappelijke kennis weinig blijft hangen. De humaniora verliest zo een belangrijke meerwaarde voor de mensen die haar volgen.?

Dirk Draulans

e-mail : ddraulans@knack.be

Een buitenlandse student kost minstens dubbel zoveel als een Belgische licentiaat.

Vele wetenschappers vallen, als ze dertig zijn, zonder contract, en vinden dan nog moeilijk werk.

De groeiende academische werkloosheid is een internationaal probleem met diepe wortels.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content