In ‘Er heerst nog steeds apartheid op de werkvloer’ (Knack nr. 49) insinueert Roger Blanpain opnieuw dat ik binnen de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) in Genève een bespreking van de syndicale representativiteit in België tegenhoud. Dat is pure inbeelding en vooral een onterechte beschuldiging zonder enig aantoonbaar gegeven. Elk jaar inventariseert een comité van internationale experts de inbreuken in alle landen op de IAO-conventies. In het lijvige rapport voor 2004 stond België vermeld omdat de erkenningscriteria als representatieve vakbond niet helemaal conform Conventie nr. 87 zijn. De experts voegen eraan toe dat de Belgische regering aanpassingen niet meteen opportuun achtte: uit de sociale verkiezingen blijkt immers dat de zogenaamd niet-representatieve vakbond (nochtans specifiek voor kaderleden) achteruitgaat en de traditionele bonden vooruit. Op basis van dat rapport van experts selecteert de Commissie voor de toepassing van de normen – bestaande uit de delegaties van werkgevers en werknemers en het betrokken IAO-departement – bij het begin van de jaarlijkse Arbeidsconferentie in juni ongeveer 25 inbreuken voor behandeling. Volgens Blanpain is het kennelijk een ware schande dat de Belgische representativiteitsregeling niet tot de 25 grootste schendingen ter wereld behoort, naast vermoorde syndicalisten in Colombia, kinderarbeid in India, dwangarbeid in Myanmar en Sudan…

Blanpains spreekwoordelijke overdrijving blijkt ook in het klein: ik ben geen voorzitter van die Commissie, dat is altijd een regeringsvertegenwoordiger. Ik ben wel woordvoerder van de werknemersdelegatie, en in die hoedanigheid samen met mijn collega-werkgever ook ondervoorzitter. Zo hoort het volgens het drieledige systeem van de IAO. Dat is sinds de tijd van Blanpain nog niet veranderd.

Ook juridisch moet Blanpain zich misschien wat bijscholen. De kwestie van de syndicale representativiteit heeft ook in België al een paar keer een juridisch beslag gekregen. Vorig jaar nog ging het over de vakbonden van het militaire personeel. Een wet van 1978 bepaalde dat één ‘andere’ vakbond toegang kreeg tot de sectorale overlegorganen. Het Arbitragehof vond dat die toegang moest bestaan voor alle ‘andere’ organisaties met afdoende feitelijke representativiteit (arrest van 18 april 2002). Daarop werd de wet gewijzigd: toegang voor elke organisatie met minstens 5 procent leden onder de militairen. Dat was er maar één andere. Dus toog de ene weer naar het Arbitragehof, en kreeg inmiddels nul op het rekest: er is geen ongelijke behandeling, alle organisaties die de drempel halen, staan op gelijke voet (arrest van 19 november 2003).

Niemand van de honderden commissieleden heeft er al aan gedacht België voor de Commissie te dagen. En indien het slechts één keer zou worden geopperd , zou ik er overigens niet aan denken de objectiviteit van de Commissie te schenden. Ik zou mij terugtrekken, zoals het hoort.

Blanpain trekt zonder één aantoonbaar feit mijn rol in de Commissie van de normen in de IAO, mijn zin voor rechtvaardigheid en objectiviteit en vooral mijn integriteit in twijfel. Dat is ontoelaatbaar en vraagt om een passende reactie.

Luc Cortebeeck, voorzitter ACV.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content