Er klinken klachten op de arbeidsmarkt. Werkgevers vinden geen personeel, werkzoekenden geen job. Is deze paradox onoplosbaar?

België telt alleen zijn werklozen tussen, pakweg, twintig en vijftig jaar. Dat zijn er nu 424.964; 20.949 Vlamingen minder dan een jaar geleden, 1991 Brusselaars en slechts 448 Walen minder.

Als resultaat van het paar dozijn werkgelegenheidsplannen en een volgehouden loonblokkering, annex loonmatiging, is dat niet fameus. De werkloosheidscijfers dalen niet in het tempo dat de economische groei stijgt – dat laatste valt beter mee dan verwacht. Tegelijk zwellen de klachten van de werkgevers aan: ze vinden onvoldoende gekwalificeerde arbeidskrachten op de arbeidsmarkt.

De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) bevestigt dat er spanningen zijn tussen de vraag naar en het aanbod van arbeid. De VDAB zelf beleeft een hoogconjunctuur: sinds het begin van het jaar stijgt het aantal werkaanbiedingen maand na maand naar telkens nieuwe records. In de media deinen de personeelsadvertenties uit. Leraars van laatstejaarsklassen van technische en beroepsscholen vertellen dat de meeste van hun leerlingen al aangeworven zijn, ze moeten nog enkel de klus van het eindexamen klaren. Koppensnellers die vroeger alleen op toplui joegen, verwaardigen zich nu ook om, om de lieve winst, informatici en technici voor bedrijven in hoge personeelsnood op te sporen. De uitzendsector floreert. Bij economisch herstel doen voorzichtige ondernemers eerst een beroep op interimarissen, alvorens nieuwe medewerkers in vaste dienst te nemen. Het wordt bovendien stilaan een vast gebruik om nieuwe personeelsleden eerst een tijdje in het losse statuut van uitzendkracht uit te testen. Dat vermijdt allerlei arbeidsrechtelijke complicaties om een niet-geslaagde aanwerving te beëindigen.

Toch noteert administrateur-generaal Karel Baeck van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) dat de daling van het aantal werklozen meer voortvloeit uit de vrijstelling van de ouderen en de PWA-klussers, dan van de economische heropleving en het vinden van een baan. De paradox van het naast mekaar bestaan van werk en werkloosheid stimuleert het verwijt dat vele werklozen eigenlijk niet willen werken – het was lang geleden dat we dat nog eens gehoord hadden. Maar ineens klonken er weer klachten over het oneigenlijk gebruik van de werkloosheid. Moeders, bijvoorbeeld, die knus en goed geholpen door een uitkering, hun huishouden doen. Of bouwvakkers die een royaal inkomen cumuleren uit de werkloosheid en bij een koppelbaas. Er valt gif op te nemen dat dit soort populaire opmerkingen zal toenemen.

WERKLOZE VROUWEN IN HET VIZIER

De RVA heeft een standaardantwoord klaar op de vraag hoeveel mensen er onterecht in de werkloosheid zitten: als de dienst dat kon natellen, zouden er geen meer zijn – wegens allemaal geschorst. Maar men heeft er niet de indruk dat werklozen zich in grote getallen aan zwartwerk bezondigen. Het risico is te groot, als ze betrapt worden, weegt de sanctie, met het verlies van de uitkering en eventueel zelfs de sociale-zekerheidsrechten, zeer zwaar door.

Begin dit jaar ontkende minister van Tewerkstelling en Arbeid Miet Smet (CVP) nog in alle toonaarden dat veel werklozen een passende job of opleiding weigeren. Zij betoogde dat de RVA op één jaar slechts 2232 werklozen om die reden moest schorsen; 1144 kwamen niet opdagen, 450 legden het jobaanbod prompt naast zich neer, 300 weigerden een begeleidingsplan te volgen en 338 zetten het stop. Maar dat zijn de cijfers van 1996, en die dateren dus van voor de nieuwe vitaliteit op de arbeidsmarkt.

Oneigenlijk gebruik is een andere kwestie, waaraan de minister zich niet rap zal wagen, aangezien ze ook verantwoordelijk is voor het Gelijke Kansenbeleid. Als er al gedacht wordt aan mensen die zich koesteren in de werkloosheid, dan vooral aan vrouwen. Mee die vrouwen veroordelen, is zo ongeveer het laatste wat van Miet Smet te verwachten valt.

Ondertussen doen de werkgevers niet voor mekaar onder inzake gespierde taal. Directeur Wim Van der Beken van het Vlaams Economisch Verbond berekende op de een of andere manier dat van de 410.000 werklozen in de ruime zin in Vlaanderen – bruggepensioneerden, oudere werklozen en loopbaanonderbrekers dus inbegrepen – er slechts 170.000 echt werk zoeken. Dat zijn dan volgens de definitie van de Internationale Arbeidsorganisatie de echte werklozen, zij die een baan wensen. Ten bewijze, in 1996 had de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding 75.000 vacatures, waarvan zij er liefst 25.000 met slechts zeer veel moeite kon invullen. Dat gaat vooral om technici, informatici, ingenieurs, restaurantpersoneel en metselaars.

EUROPA IS NIET TEVREDEN OVER BELGIE

Terwijl de regering enkele weken geleden nog fier met haar Belgisch Actieplan Werkgelegenheid rondliep, waarmee zij de Europese richtsnoeren hoopt uit te voeren, kreeg zij van de Europese Commissie totaal onverwacht de volle lading. Het is nu wel heel hoog tijd om iets aan de werkloosheidsreglementering te doen, maant de club van voorzitter Jacques Santer. Het verschil tussen de werkloosheidsuitkering en het minimumloon is té klein om werklozen tot werken aan te sporen, temeer daar België als enige land in Europa geen tijdslimiet zet op het krijgen van de vergoedingen. De EU-commissie, die tegen de zin in van het verenigd werkgeversgild een eigen werkgelegenheidsbeleid opzet, twijfelt duidelijk aan de arbeidbereidheid van de Belgische werklozen. Tenminste, ze vindt dat de overheid het hen te gemakkelijk maakt om niet te arbeiden; de nood dwingt hen niet.

Terzelfder tijd poogt de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening het probleem van de zogenaamde werkloosheidsvallen te populariseren. Die vallen komen erop neer dat nogal wat werklozen financieel verlies lijden als ze aan de slag gaan. Zo, bijvoorbeeld, omdat werklozen na zes maanden een verhoogde kinderbijslag ontvangen (om niet onder de armoedegrens te sukkelen) en die prompt weer verliezen als ze een baan vinden. Of samenwonende werklozen met de laagste uitkering die, eens op de arbeidsmarkt, hun inkomensgarantie-uitkering verspelen. Een gelijkaardige uitkering, bedoeld om het deeltijdwerk te stimuleren, verhindert vaak het aanvaarden van een voltijdse baan.

De belangrijkste “val”, die tevens veel vertelt over het inkomensniveau van de werklozen, is de beslaglegging in geval van schulden. Op 130.000 werkloosheidsuitkeringen ligt een wettelijk beslag, maar de RVA voert er slechts 19.000 effectief uit omdat de meeste uitkeringen onder het beschermd inkomen van 31.500 frank per maand vallen. (Daarnaast zijn er 15.000 beslagleggingen in verband met alimentatiegeld, en die worden steeds uitgevoerd). Als die werklozen dan aan een baan geraken, slaat het beslag toe en daalt hun inkomen onder het niveau van de vroegere uitkering.

WERKEN BRENGT NIET ALTIJD MEER OP

In het algemeen is het verschil tussen de uitkering en het minimumloon inderdaad klein. In werkloosheidscategorieën bestaat er dan weer veel onderscheid. Een gezinshoofd kan tot 34.000 frank per maand uitkering opstrijken, maar een samenwonende valt na enige tijd tot 13.000 frank terug. Tegenover een gemiddelde van 22.000 frank staat een nettominimum van 31.000 tot 36.000 frank. Voor eenouder- en eeninkomensgezinnen draait werken vaak financieel negatief uit, ook al omdat het extra kosten meebrengt.

Het ACV, dat een virus voelt woekeren, beweert dat, als de uitkering te hoog is in vergelijking met het minimumloon, dat meer zegt over het loon dan over de uitkering. De christelijke vakbond becijferde dat het gemiddeld jaarinkomen van een gezin met een werkloos gezinslid 614.925 frank bruto bedraagt. Het gemiddeld inkomen van een Belgisch gezin benadert met 1.163.433 frank bruto bijna het dubbele. Al zeventien jaar zijn de werkloosheidsvergoedingen wel indexgekoppeld, maar niet meer aangepast aan de algemene loonstijging.

Na de Europese blaam over de knusse werkloosheidsverzekering moet minister Smet natuurlijk krachtiger reageren. Prompt kondigde zij aan: “De controle op werkzoekenden moeten wij verscherpen. Er zijn nog te veel mensen die weigeren een job te aanvaarden, omdat ze een werkloosheidsvergoeding – eventueel gecombineerd met andere uitkeringen – financieel voordeliger vinden. Door die misbruiken raken zo een aantal vrijgekomen jobs niet ingevuld.”

Daar stelt zich het probleem van de controle op de zogenoemde beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van de werklozen. Opeenvolgende staatshervormingen hebben die uitgehold. De regionale tewerkstellingsdiensten, zoals de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding staan in voor de arbeidsbemiddeling, de federale Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de vergoedingen en de controle. Maar de VDAB, gedreven door de ambitie om een goed bemiddelaar te zijn, vertikt het ongeschikte en ongemotiveerde werklozen naar vacatures te sturen. Zo wil de VDAB voorkomen dat werkgevers omwille van die overlast de officiële arbeidsbemiddelaar links laten liggen. Dat zal zich des te meer voordoen naarmate de privé-arbeidsbemiddeling tegen betaling in Vlaanderen op gang komt. Omdat de RVA van de regionale diensten zelden lange lijsten met werkweigeraars krijgt, kan zij ook niet systematisch sanctioneren.

EEN HARDE KERN VAN WERKLOZEN

Er heerst spanning op de arbeidsmarkt: de VDAB heeft het over knelpuntvacatures voor 201 beroepen. Maar dat zit ingewikkelder in mekaar dan dat werklozen er niet willen in werken. Voor sommige van die beroepen is er een tekort aan afgestudeerden – zoals voor ingenieurs, verpleegkundigen, informatici en textielarbeiders. Een van de belangrijkste kenmerken van knelpuntberoepen zijn de moeilijke arbeidsomstandigheden, zoals de aard van het werk, onregelmatige werkuren of zwakke bezoldiging. Voor andere beroepen – verkoopspersoneel, bijvoorbeeld, of arbeiders in de metaal, de houtbewerking en de bouw – ontbreekt het niet aan kandidaten, maar blijken die niet juist opgeleid. Komt daarbij dat de VDAB er ook checkt of de aangeboden job wel past. Een metaalarbeider uit Eeklo stuurt zij niet naar een vacature in Hasselt. En een moeder met twee kinderen reikt ze geen job met onregelmatige arbeidsuren aan.

Vlaams minister van Tewerkstelling Theo Kelchtermans (CVP) maakte zich in een gesprek met de Financieel-Economische Tijd zenuwachtig over al dat hoerageroep op de arbeidsmarkt. Volgens hem is het probleem van de werkloosheid helemaal niet opgelost. “Wij stuiten meer en meer op de harde kern van werklozen. Zonder extra inspanningen voor opleiding, vorming en werkervaring krijgen wij die mensen niet uit de werkloosheidsstatistieken.” Kelchtermans krijgt gelijk van enkele arbeidsdeskundigen, die ramen dat slechts vijftien procent van de werklozen direct beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. De overige 85 procent is ofwel te oud ofwel te laaggeschoold.

Het staat vast dat ondernemingen niet geneigd zijn langdurig werklozen in dienst te nemen. In Vlaanderen is 39 procent van de werklozen langer dan twee jaar werkloos, vijftien procent zelfs langer dan vijf jaar. Personeelsdirecteuren beseffen dat het moeilijk is om die langdurig inactieven opnieuw aan het georganiseerde en gedisciplineerde arbeidsleven te wennen. Bovendien bestaan nog grote reserves om de spanning op de arbeidsmarkt te verzachten. Het is geen werkgever verboden een gekwalificeerde bruggepensioneerde aan te trekken – die zijn nu met hun 124.000. En evenmin kan het dat de 120.000 werkloze vijftigplussers definitief voor het arbeidsleven ongeschikt zijn.

LANGDURIG WERKLOZEN LOPEN GEVAAR

Het laat zich voorspellen dat wat nu de structureel werklozen heet, in die spannende context van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt pluimen zullen laten. De ABVV-Werklozenwerking gaat al preventief in de verdediging met een studie “In de rijen op de keien”. De studie toont aan dat, tussen 1993 en 1997, niet minder dan 130.000 werklozen definitief werden geschorst – 44 procent van het totaal aantal schorsingen in die periode. De meesten vlogen eruit wegens langdurige werkloosheid, het fameuze artikel 80 van de reglementering. Wat voor de vakbond bewijst dat de werkloosheid in België helemaal niet van onbeperkte duur is.

In Europees vergelijkbare cijfers heeft België een werkloosheidsgraad van 9 procent; 1,3 procentpunt onder het Europees gemiddelde. Nederland, het land van de deeltijd- en interimarbeid, geraakt slechts aan 4,7 procent, maar de werkloosheidsgraad van Duitsland klimt naar 9,7 procent en die van Frankrijk naar 12,1 procent. De paradox op de arbeidsmarkt manifesteert zich in heel Europa.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content