Griekenland was slechts het begin van de schuldencrisis. Alle industrielanden gaan immers gebukt onder loodzware schulden. Ook nu Europa en het IMF 750 miljard hebben uitgetrokken voor de redding van de euro, blijft de hamvraag: hoe kunnen we die schulden afbouwen zonder onze welvaart te verliezen?

‘Griekenland is de kanarie in de koolmijn’, zei topeconoom Nouriel Roubini. ‘De crisis daar wijst op een veel breder spectrum van begrotingsproblemen.’ Dat bleek algauw. Nauwelijks één week nadat 15 eurolanden en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) 110 miljard euro hadden uitgetrokken voor de redding van Griekenland, dienden de Europese regeringsleiders al opnieuw crisisberaad te houden. De vrees groeide immers dat ook Spanje en Portugal in de problemen zouden komen, en dan zou meer dan 500 miljard dollar hulp noodzakelijk zijn. Dat kon mogelijk het einde van de euro inluiden en zelfs van de Europese Unie als politiek project.

De crisis die Europa doormaakt, heeft alles te maken met de hoge schulden die de lidstaten de voorbije jaren hebben opgebouwd. Die overheidsschulden zijn gestegen omdat de regeringen tijdens de financiële crisis met gigantische bedragen over de brug moesten komen om de banken te redden. En vervolgens moesten ze ook geld in de economie pompen om een depressie als in de jaren dertig van de vorige eeuw te voorkomen. Toch mogen de hoge overheidstekorten niet alleen aan de financieel-economische crisis worden toegeschreven. In België bijvoorbeeld was er vorig jaar een tekort van 6 procent van het bruto binnenlands product (bbp), maar volgens de Hoge Raad van Financiën werd slechts de helft daarvan veroorzaakt door de crisis. De rest is structureel, met andere woorden: de overheid geeft ook in normale omstandigheden te veel geld uit in vergelijking met wat ze binnen krijgt.

Dat groeiende overheidstekort is niet alleen een probleem in België of Europa. Alle industrielanden kampen ermee. In de VS zal de staatsschuld in twee jaar tijd met 1925 miljard opgelopen zijn tot zo’n 12.000 miljard dollar. Dat heeft niet alleen te maken met de financieel-economische crisis, maar ook met het beleid van president George W. Bush en de oorlogen in Afghanistan en Irak. Onder president Barack Obama gaat de schuldopbouw verder. Alleen al zijn hervorming van de gezondheidszorg kost de komende jaren 900 miljard dollar. De Amerikaanse regering lijkt zich ervan bewust dat dit stilaan een onhoudbare situatie wordt. In elk geval verklaarde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton dat het oplopende tekort en de schulden ‘niet moeten worden bekeken als een economisch probleem, maar als een zaak van nationale veiligheid’.

Zo mogelijk nog erger is het gesteld met Japan. In de eurozone bedraagt de gemiddelde overheidsschuld dit jaar 84 procent van het bbp. In België is dat 102 procent en in Japan bijna 200 procent. Het land van de rijzende zon heeft één voordeel: het is voor de financiering van zijn schuld niet zo afhankelijk van het buitenland, het zijn de Japanners zelf die daar grotendeels voor zorgen.

Dat gold lange tijd ook voor België: in de jaren 1980 werd het grootste deel van de Belgische staatsschuld aangehouden door landgenoten, maar met de invoering van de euro veranderde dat. Vandaag is zowat driekwart van onze schuld in buitenlandse handen. Dat maakt ons land kwetsbaarder voor speculanten. Hier en daar bestaat de angst dat als na Griekenland ook Spanje, Portugal, Italië en Ierland onder druk zouden komen, daarna België aan de beurt is. Vorige week was er een Brits beurshuis dat België alvast aanwees als volgende slachtoffer van de crisis, maar dat rapport werd nauwelijks ernstig genomen. Econoom Geert Noels van Econopolis noemde het ‘onethisch en ongegrond’.

In elk geval zijn de problemen van Griekenland van een heel andere orde dan die van alle andere Europese landen: het land heeft niet alleen een zeer hoge schuld en een bijzonder zwak concurrentievermogen, het heeft bovendien jarenlang bewust foutieve cijfers verspreid. Zo werd Griekenland onbetrouwbaar en moest het op de internationale kapitaalmarkt een steeds hogere rente betalen om aan geld te komen. De Europese Unie – en vooral Duitsland – weigerde maandenlang om Griekenland te helpen. Daardoor werden de problemen alleen maar groter, nam de twijfel over de kredietwaardigheid van andere eurolanden toe en kwam zelfs het voortbestaan van de euro in gevaar. Uiteindelijk kreeg Griekenland van het IMF en de eurolanden toch geld tegen een lagere rente, in ruil voor draconische besparingen – tot grote woede van vele Grieken.

Dichtgeknepen billen

Ondertussen wordt met spanning uitgekeken tegen welke tarieven landen als Spanje, Portugal en Italië geld kunnen lenen op de kapitaalmarkten. Voor het eind van het jaar bijvoorbeeld moet Italië meer dan 200 miljard euro op de internationale markt lenen, om alle noodzakelijke uitgaven te kunnen doen. Als de markt twijfelt over de kredietwaardigheid van Italië, kan de rente vlug stijgen en dan komt het land onvermijdelijk in de problemen. En nog eens maanden onderhandelen kan Europa zich niet meer permitteren, het moet vlug met financiële steun over de brug kunnen komen.

Dat was ook de bijna wanhopige oproep die 47 Europese banken vorige vrijdag deden aan de Europese leiders: pak de eurocrisis daadkrachtig aan. De banken volgden de eurocrisis met dichtgeknepen billen. Zij leenden immers massaal veel geld aan al die landen en lopen dus een groot risico als die niet meer in staat zouden zijn hun schulden af te lossen. De bankaandelen doken de laatste weken dan ook fors omlaag. Zelfs de Amerikaanse president oefende druk uit opdat Europa een echt reddingsmechanisme zou opzetten, want ook de VS hebben geen baat bij onrustige financiële markten.

Afgelopen weekend dokterden de Europese regeringsleiders dan een reddingspakket uit, waardoor Europa onmiddellijk geld kan lenen aan een land dat op de kapitaalmarkt niet langer recht heeft op normale tarieven. De zestien eurolanden en het IMF pompen alles samen 750 miljard euro in de verdediging van de euro. Daarvan komt 250 miljard van het IMF. De EU draagt 500 miljard euro bij aan het stabiliteitsmechanisme, zoals het reddingspakket officieel heet. Het gaat om 60 miljard euro aan leningen voor eurolanden in grote problemen. De Europese Commissie leent dat geld op de internationale kapitaalmarkt, met als waarborg de reserves in haar begroting. Dan zijn er nog 440 miljard aan garanties van de eurolanden. Met die garanties kan een land in problemen toch zelf nog geld lenen. België zou daarbij voor 18 miljard euro aan garanties moeten bieden. En de Europese Centrale Bank komt de probleemlanden ook te hulp door zelf staatsobligaties aan te kopen.

De Europese landen die op het stabiliteitsmechanisme een beroep moeten doen, krijgen net als Griekenland wel een streng besparingsplan opgelegd. Dat betekent: loon inleveren, pensioenleeftijd omhoog, pen-sioenen omlaag, optrekken van btw, mas-sale ontslagen, en zo verder. Het komt altijd neer op een verarming van de bevolking en minstens tien jaar lang zwarte sneeuw.

Met het reddingsmechanisme hoopt Europa de druk op de euro weg te nemen. De eerste beursreacties waren euforisch. Het basisprobleem is evenwel niet van de baan: de industrielanden blijven kampen met loodzware overheidsschulden. De Europese regeringsleiders spraken alvast af dat er een strakkere begrotingsdiscipline moet komen en dat de begrotingstekorten moeten worden aangepakt. Daarom moeten de lidstaten voor de zomer aanvullende bezuinigingsplannen indienen en komen er ‘meer effectieve sancties’ tegen budgettaire zondaars. Maar de afbouw van de overheidsschulden mag ook niet te bruusk gebeuren, want dan komt de fragiele economische groei in gevaar. En net die economische groei is nodig om die tekorten makkelijker te kunnen afbouwen. Dat wordt de komende jaren dus nog een moeilijke evenwichtsoefening: de schulden doortastend wegwerken zonder de economie kapot te saneren.

DOOR EWALD PIRONET

De afbouw van de overheidsschulden mag ook niet te bruusk gebeuren, want dan komt de fragiele economische groei in gevaar.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content