Joost Zwagerman laat zien hoe rijk onze verhaaltraditie is en bracht in één megabloemlezing 250 Nederlandstalige verhalen samen van bijna 200 Nederlandse en Vlaamse auteurs. Toch ontbreken er veel interessante verhalen en auteurs. Daarom publiceren we een eigenzinnige Knack-Top-50 van de beste Nederlandstalige verhalen ter aanvulling en correctie.

INFO : Joost Zwagerman (samensteller), De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen, Prometheus, Amsterdam, 1600 blz., euro 39,95

Het verhaal doet eindelijk weer de ronde. En dat is de niet geringe verdienste van de vuistdikke bloemlezing die Joost Zwagerman samenstelde. De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen biedt een mooie staalkaart van de meesterlijke verhalen die Nederlandse en Vlaamse schrijvers de afgelopen 125 jaar hebben gemaakt. Zwagerman heeft overschot van gelijk als hij in een voorwoord zijn missie keer op keer rechtvaardigt door te wijzen op het onrecht dat verhalenschrijvers werd en wordt aangedaan. Verhalen, zo Zwagerman, zijn zonder meer ‘het stiefkind’ van de literaire familie. Zij gelden in het beste geval als opstapje naar het serieuze literaire romanwerk. Het werd dus hoog tijd om daar verandering in te brengen en na de zoveelste poëziebloemlezing eindelijk in een genereuze anthologie van verhalen te voorzien. Tussen de schat aan verhalen die Zwagerman hier opdiept, zijn de nodige ontdekkingen te doen. Zwagerman is daarenboven ook niet te beroerd geweest om ruimschoots aandacht te besteden aan veel oudere én recente Vlaamse auteurs. Kortom, wie op zoek is naar het ideale literaire eindejaarscadeau, wordt dankzij Zwagerman op zijn wenken bediend.

Nu Zwagerman con brio zijn werk heeft gedaan en het gat in de markt opgevuld, is het echter tijd om zijn sisyfusarbeid even van nabij te kijken. De verhalen van in de titel blijken in het voorwoord – en in de bloemlezing zelf – korte verhalen te zijn of ‘kortverhalen’, zoals zij, aldus Zwagerman, in Vlaanderen worden genoemd. Zwagerman legt uit hoe hij zich inderdaad beperkt heeft tot de Nederlandstalige variant van de Engelstalige short story. Hij is een kenner van de Amerikaanse literatuur en verwijst in zijn inleiding kwistig naar Amerikaanse bronnen om zijn selectie van korte verhalen te wettigen. Zoals dat in Amerika vaak gaat, tovert hij een kwantitatief criterium uit de hoed om de bovengrens van het korte verhaal te bepalen. Alle verhalen van meer dan 10.000 woorden – van meer dan 15 bladzijden, zeg maar – komen voor Zwagerman daardoor niet voor opname in aanmerking. Hij heeft natuurlijk gelijk dat verhalen geen novellen zijn waarin de plotstructuur een belangrijke rol speelt. Maar door de rigide toepassing van deze kwantitatieve horde offert hij heel wat literaire kwaliteit op het altaar van zijn Amerikaanse aritmetica. Titaantjes, het beste Nederlandstalige verhaal van Nescio, werd dus niet opgenomen wegens te lang. Ook Bint (Ferdinand Bordewijk), De elektriseermachine van Wimshurst (W.F. Hermans) en Proefspel (F.B. Hotz) zijn er niet bij. Om nog maar te zwijgen van de verhalen van Willem Elsschot, die Zwagerman, weliswaar met pijn in het hart, heeft doen sneuvelen.

Zwagerman koos nog voor een tweede rekenkundige horde. Alleen korte verhalen na 1880 maakten kans om tot de status van oogappel te worden verheven. Hij gaat er blijkbaar stilzwijgend van uit dat pas met de Tachtigers, vanaf 1880, de literatuur in Nederland en Vlaanderen volwassen, want autonoom wordt. Daardoor tref je hier geen Multatuli of Guido Gezelle aan. Wie in hun oeuvre van voor 1880 grasduint, stoot nochtans op verhalen die meer dan de moeite waard zijn en die dan ook met stip in de hiernavolgende Top-50 van Knack werden opgenomen.

Zwagerman koos ervoor om zijn verhalen chronologisch volgens het geboortejaar van de auteur te ordenen. Op die manier wil hij de lezer een boeiende historische rondleiding bieden door de evolutie van het korte verhaal: van Marcellus Emants op het einde van de negentiende eeuw tot Annelies Verbeke in het begin van de eenentwintigste. Maar ook hier heb je de indruk dat Zwagerman zich bij zijn gidsbeurt al te vaak op sleeptouw laat nemen door de op Amerikaans-Britse leest geschoeide kunst van het evenwichtig gedoseerde, klassiek opgebouwde verhaal. Het verhaal dus dat door zijn vakmanschap de lezer van bij de openingszin in het verhaal binnentrekt. Lonkt Zwagerman met andere woorden te veel naar het commerciële Hollywoodfabriekje met zijn platgetreden paden in plaats van naar de continentale Frans-Duitse verhaaltraditie, die eigenzinniger en meer onvoorspelbaar vertelt? Het merendeel van de verhalen oogt alleszins bijzonder mainstream, waardoor de historische verschillen niet altijd even duidelijk uit de verf komen. Of schrijven auteurs vandaag opnieuw zoals Louis Couperus 80 jaar geleden? Een keuze voor meer extremen, in stijl en inhoud, had de historische rondgang door 125 jaar literatuurgeschiedenis alleszins meer reliëf gegeven.

Zwagerman heeft gelijk dat hij zich bij de selectie in eerste instantie heeft laten inspireren door het ‘lurven’-gehalte van de verhalen. Grijpen de verhalen me van in het begin bij de lurven en laten ze me niet meer los? Verhalen die niet ontroeren, hebben inderdaad geen plaats in een literair museum. Maar wie zijn overzicht historisch structureert, zoals Zwagerman dat doet, zou, zoals opgemerkt, toch wat meer oog mogen hebben voor de verschillende tonen die verhalenschrijvers in verschillende tijdsgewrichten aanslaan. De precieuze verteltrant van Lodewijk Van Deyssel of de uitgepuurde handpalmgrotesken van enkele regels lang van Paul van Ostaijen worden door hem over het hoofd gezien. Ook Floere het fluwijn, misschien wel het beste dierenverhaal uit de Nederlandstalige literatuur, van Ernest Claes is in geen velden te bekennen. Claes trouwens sowieso niet. Daarom dat deze 50 van Knack de talrijke pareltjes die Zwagerman niet opmerkte, even van onder het stof wou halen. Naast het ‘lurven’-gehalte, werd ook gekeken naar een zo groot mogelijke diversiteit van verhalen: van heel kort tot tamelijk lang, van klassiek vertellend of historiserend tot columnachtig of filosofisch, van lyrisch tot prozaïsch, van romantisch tot zakelijk en koel, van absurd tot grappig, van experimenteel tot traditioneel.

Natuurlijk is de rangschikking zelf vatbaar voor discussie. Dat de gelegenheidssamensteller hier te veel bij de waan van de dag zweert, weze hem vergeven. Iedereen is een kind van zijn tijd en dus moeten de talrijke verwijzingen naar verhalen die na 1990 zijn geschreven misschien met een korreltje zout worden gelezen. Beschouw deze beknopte hitlijst als een supplementaire smaakmaker voor wie na de hoofddis van Zwagermans kloeke verhalenbundel nog appetijt heeft naar meer. Op de wijze van een digestief, wel te verstaan. n

De 50 van Knack

1 Titaantjes (1914)

Nescio

‘Jongens waren we – maar aardige jongens.’ Melancholische terugblik op wat het betekende jong te zijn en de hemel te bestormen. De openingszin is legendarisch, maar ook de slotzin verdient die status: ‘En zo gaat alles z’n gangetje en wee hem die vraagt: Waarom?’

2 Bint (1949)

Ferdinand Bordewijk

Lesgeven in een slangenkuil vereist ijzeren discipline en schrijven al evenzeer. Geen woord te veel of te weinig: nieuwe zakelijkheid op zijn best.

3 Floere het fluwijn (1950)

Ernest Claes

Wie dit dierenverhaal leest, beseft pas goed in welke wrede (en schone) (dieren)wereld we leven.

4 Het pak van Kleindienst (1996)

Allard Schröder

Schröder heeft een boontje voor monomane fanatici die op het eerste gezicht niets menselijks hebben maar alleen bezig zijn met hun obsessie, zoals in dit verhaal over een ‘duiker uit overtuiging’.

5 De elektriseermachine van Wimshurst (1967)

W.F. Hermans

Helder verslag van een bijzondere jongen en diens ‘aanraking met de massieve solidariteit van de dommen’.

6 Proefspel (1980)

F.B. Hotz

Misschien wel het beste jazzverhaal uit de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis van een verhalenverteller pur sang.

7 Dukske (1928)

Cyriel Buysse

Magistraal verhaal over een hond die zich voor de laatste keer nog eens kan laten gaan. Kortom, breek uit de sleur van je leven, voor het te laat is.

8 Een ontgoocheling (1921)

Willem Elsschot

Op stap met papa en zoonlief om te gaan biljarten in ‘De Broedermin’. Kareltje wordt uiteindelijk geen advocaat, maar dat beseft de lezer al van in het begin en toch leest hij door.

9 Twee vierkante meter (1957)

Anton Van Duinkerken

Tijdloos verhaal over de cynische filosoof Diogenes waarin Van Duinkerken, lang voor Peter Sloterdijks rehabilitatie, zich blijkbaar enigszins herkende.

10 De binocle (1923)

Louis Couperus

Opera’s van Wagner kunnen de gezondheid schaden, zeker voor al wie last heeft van diepte- vrees of vertige de l’abîme, zoals dat bij Couperus zo mooi heet.

11 In de schaduw van kapotte boten (1984)

Hugo Claus

Het onderhuidse drama ligt overal op de loer, ook al wordt het slechts terloops door de meester in een korte passage – en tussen haakjes – gesugge- reerd.

12 Roast (2004)

Jan van Loy

Scherp gefileerd proza. Momenteel de beste Vlaamse verhalenschrijver zonder meer. Zie Bankvlees voor alle acht verhalen.

13 Een oud gebruik (1951)

Adriaan Morrië

‘Zij waren bereid een geloof te grondvesten op de indrukken van een kam in het haar van een beminde vrouw.’ Sensueel maar nergens geforceerd.

14 Notaris Telleke (1927)

Paul van Ostaijen

Met enkele zinnen de menselijke logica op zijn kop zetten. Knap staaltje dialectiek.

15 Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb (1861)

MultatuliWeinig bekend verhaal van een Javaanse overstroming die toen ook al ‘duizenden doden’ maakte. Het woord tsunami bestond echter nog niet.

16 Keefman (1972)

Jan Arends

Patiënt veegt therapeut de mantel uit, en hoe.

17 Een mooi moment (1980)

Remco Camper

Niemand schrijft lichtvoetiger over de dingen des levens dan Campert in zijn achteloze maar loepzuivere impressionistische stijl.

18 Hoeden af (1962)

Godfried Bomans

‘De wereld is vol poseurs. In de kranten, in het reclamebedrijf, op het toneel, in de literatuur (…). Maar als een metselaar bluft, stort er een heel huis in mekaar.’ Deze ontroerende hommage aan de eerlijke ambachtsman is maar een van Bomans’ onsterfelijke columns.

19 Bij de kapper en in de restauratie (1904)

Lodewijk Van Deyssel

Culinaire journalistiek van het hoogste niveau.

20 Indian summer (1968)

Jef Geeraerts

Experimentele versie (inwendige monoloog zonder veel leestekens) van een doodsstrijd die nog altijd niets van zijn intensiteit heeft verloren. Zie ook Karel van de Woestijne.

21 De boer die sterft (1918)

Karel van de WoestijneKlassieke versie van een doodsstrijd die nog altijd niets van zijn intensiteit heeft verloren. Zie ook Jef Geeraerts.

22 De killer van Kaggevinne (1991)

J.M.H. Berckmans

Absurd verhaal over een seriemoordenaar die in een café bij dikke Zwanita iemand overhoopschiet, waardoor ‘kromme’ Jules wakker schiet: ‘Het zal toch godverdomme weer niet mijn schuld zijn zeker?’

23 De witte zandweg (1899)

Stijn Streuvels

Wie als achttienjarige dergelijk af proza in de vingers heeft over een jongen die plots de volwassenheid wordt ingezogen, is een groot natuurtalent.

24 Kerkhofblommen (1856)

Guido Gezelle

Anachronistisch en gedateerd maar toch sterk staaltje emoproza. Hoe een leraar zijn leerling samen met de klas ten grave draagt. Gezelles speech bezorgt je nog altijd kippenvel.

25 Doge en cicisbeo (1938)

Simon Vestdijk

Iedereen weet wat een geisha is. Maar wie heeft er al gehoord van het mannelijke equivalent: een cicisbeo of gespreksjongen voor aristocratische dames in lang vervlogen tijden?

26 Rode nacht (1960)

L.P. Boon

Boon is niet blind voor de esthetica van de oorlog, maar hij weet tegelijk ook met zijn gejaagde stijl de angstige hartenklop van burgers te beschrijven die dekking zoeken voor een bombardement.

27 Ontgoocheling (1920)

Marcellus Emants

Toen al waren schrijvers blijkbaar de betere huwelijksconsulenten.

28 Anastasia (2004)

Erik Vlaminck

Vlaanderen honderd jaar geleden: freakshow op de kermis. Vlaanderen vandaag: freakshow op de buis. Toch niet zo veel veranderd?

29 Minneken Poes (1943)

Felix Timmermans

Welkom in de wereld van de ‘vertelsel-blauwe lucht’ en de betere feelgoodliteratuur.

30 Het gele huis te huur (1940)

Gerard Walschap

Zij wil een modern flatje betrekken, hij het ouderlijke huis. Daar komen problemen van.

31 ;De boom (1997)

Gerrit KrolDe wetenschappelijke laboratoriumstijl van Krol is meer dan wat loos postmodern gedoe, zoals deze oefening om een boom te determineren bewijst.

32 De therapeute, haar pijn en haar praktijk (2005)

Frank Adam

Filosofische parabels die houden van absurde wendingen. Zie Confidenties aan een ezelsoor voor alle vijftien dialogen.

33 Een eskimo op het dak (1958)

F. Springer

Reeds in dit debuutverhaal over zijn tienerjeugd bewees Springer hoe suggestief en precies hij kan schrijven.

34 Menselijke middelen (1993)

Wim Neetens

Zeer Angelsaksisch aandoende short story waarin het modieuze managersjargon (human resources) in zijn hemd wordt gezet.35 Wat gebeurde er met sergeant Massuro? (1957)

Harry Mulisch

Curieus magisch-realistisch briefverhaal over een koele kikker die bij de Papoea’s in Nieuw-Guinea in steen verandert.

36 Een slagerszoon met een brilletje (1985)

Tom Lanoye

‘Hij moet leren snijden, slachten, uitbenen.’ Of hoe Lanoye een verbale slager werd die met woorden zijn slachtoffers fijnmaalt.

37 De code (1998)

Peter Terrin

Een combinatie van Elsschot en Hermans: zuinigheid troef dus. Nieuwe zakelijkheid (zie Bordewijk).

38 Flame goes Frankfurt (1993) Pol Hoste

Satirisch pareltje over de Vlaamse auteur die de wereld gaat veroveren op de Duitse boekenbeurs. Tijdschriftpublicatie (De Brakke Hond, nr. 40).

39 Meeuwen zijn dwaas (2002) J.M.A. Biesheuvel

Lijstjes maken kan best leuk zijn. Zie: zestien redenen waarom volgens Biesheuvel meeuwen dwaas zijn. Zie deze top-50.

40 Afscheid (2005)

Jozef Deleu

Uitgepuurde notities van iemand die het allemaal bekeken heeft en alles op een rijtje zet. Zie Het gras dat verder groeit voor alle 33 miniaturen.

41 Zeepijn (1999)

Charlotte Mutsaers

Ode aan de ‘doelgerichte grilligheid’ van gecontroleerde surrealistische associaties waardoor er pijnbomen aan zee groeien.

42 De neef van Mata Hari (1974) Maarten ’t Hart

Sprekend portret van een excentrieke dominee die het wel erg bont maakt.

43 Het bittere drankje (2004)

Maria Stahlie

Een verhalenvertelster van klassieke allure die aan de hand van een onooglijk detail (in dit geval een stukje fossiel) in het hart zelf van de alledaagse werkelijkheid terechtkomt.

44 Fools Gold (1997)

Paul Mennes

Verzorgde popliteratuur over kitsch en trash (Elvis is alive!), zoals ze nu niet meer geschreven wordt.

45 Sprookje (1992)

Kristien Hemmerechts

In kort bestek werkt Hemmerechts’ protocolstijl het best.

46 Het condominium (1999)

Dimitri Verhulst

Hilarische associaties naar aanleiding van een vrijpartij bij de buren. Zie De kamer hiernaast voor alle andere verhalen.

47 Ksar Haddada (1996)

Luc Hanegreefs

In de woestijn komt iedereen zichzelf tegen.

48 De rit (1927)

Filip De Pilleceyn

Hoe opwindend kan een oorlog zijn zonder dat je slag levert? Je moet wel paard kunnen rijden.

49 Liefde’s zegepraal II (1934)

Belcampo

Bizar sprookje over een toverwoud waar vrijende paren worden doodgeschoten.

50 Lege boekenplanken (2005)

Femke Ponsioen

Een kijk in het hoofd van een schizofreen. Ponsioen schrijft zeer soepel en werkt momenteel aan een eerste roman. Voorlopig enige tijdschriftpublicatie (De Brakke Hond, nr. 87).

Door Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content