Voor vervroegde verkiezingen in Australië waren de economische kreukels een heel mooie aanleiding. Maar waar het echt om gaat, is het multicultureel model en het lot van de eerste Australiërs.

Het was geen echte verrassing toen de centrum-rechtse premier John Howard eind augustus verkiezingen aankondigde voor 3 oktober. Hij had kunnen wachten tot mei van volgend jaar, maar Howard rekent het tot de verdiensten van zijn kabinet dat de Australische economie ondanks de Aziatische crisis is blijven doorgroeien en dat de langetermijnrente laag bleef. Geheel naar analogie met de (verstandige) beursbeleggers, koos Howard dus voor winstneming, wat in zijn geval – aldus de prognoses – hooguit overeenkomt met het beperken van de schade. Volgens de laatste poll haalt zijn Liberal Party 34 procent van de stemmen. Dat lijkt veel, maar Labour, die andere grote partij, zou met de 40 procent flirten.

Van 1983 tot 1996 zat Labour stevig in het zadel, maar een politieke aardverschuiving in maart 1996 bracht centrumrechts (Liberal en de kleine National Party) aan de macht. “In drie jaar zijn ze erin geslaagd om dertig jaar politiek-sociale rechtvaardigheid uit te wissen”, zei Labourleider Paul Keating in het enige interview dat hij dit jaar gaf.De visionaire en vlotpratende Keating heeft de afstraffing in 1996 door het kiezerspubliek nooit begrepen. In de jaren dat hij aan de macht was, scoorde Australië internationaal erg goed. Het overweldigende Sydney, Keatings stad, stond symbool voor het nieuwe Australië. Flamboyant, exotisch, progressief, cultureel, en vooral multicultureel. Notoire toeristische tijdschriften verkozen de grootste natuurlijke haven ter wereld als meest aantrekkelijke stad. Sydney was de enige plek ter wereld waar Oost en West elkaar echt ontmoetten. Australië zou het Amerika van de 21ste eeuw worden, het (laatste) continent van de onbegrensde mogelijkheden maar veel socialer. Het kreeg het stempel gastvrij land en dat was ooit anders.

HET SLECHTST BEHANDELDE VOLK

Afgezien van het buiten competitie mededingende Zuid-Afrika was Australië vijftien jaar geleden zowat het meest racistische land ter wereld. In 1973 was de White Australia-politiek weliswaar officieel afgeschaft, maar dat kandidaat-inwijkelingen Engels moesten spreken met een Europees accent bleef nog wel tien jaar lang het vuistregeltje voor de immigratieofficieren. Van 1946 tot 1982 kregen alleen emigrerende Britten aanzienlijke financiële steun om zich in het Grote Zuidland te vestigen. De eerste golf Aziaten waren de in het wereldnieuws erg populaire Vietnamese bootvluchtelingen, 100.000 tegen 1986. Tot 1947 was slechts één op tien Australiërs buiten het continent geboren. Vijftig jaar later is één op vier Australiërs eerste of tweede generatiemigrant. Tweederde heeft een gemengde etnische afkomst. Australië telt vandaag 18,5 miljoen inwoners.

In de jaren tachtig had iedereen in Australië de mond vol over het multicultureel model. Keating was de architect van nogal wat vernieuwingen. Als eerste premier stak hij de hand uit naar de vergeten binnenlandse minderheid, de aboriginals. Hij sprak: “We moeten de simpele waarheid onder ogen zien dat er hier al een beschaving was, voor wij blanken hier arriveerden.” Het afkeuren van het terra nullius-principe (het lege, onbewoonde, land) was revolutionaire taal. Dertig jaar geleden werden de aboriginals niet eens opgenomen in de volkstellingen. Niet dat ze als nomaden niet te tellen waren, maar omdat ze als een deel van de fauna beschouwd werden.

“Sommige indianenstammen in Noord-Amerika en die in het Amazonegebied zijn er ook niet te best aan toe, maar verder is het in de wereld onmogelijk om een volk te vinden dat slechter werd behandeld dan wij.” Als Gary Ella dat zegt, worden in Australië de oren gespitst. De Ella-broers waren de eerste aboriginals die als rugbyinternational carrière maakten en (inter)nationale roem verwierven. “Natuurlijk is Australië veranderd”, zegt Gary Ella, die de aboriginalbelangen bij het organisatiecomité voor de Olympische Spelen van Sydney 2000 behartigt, “maar als ik op een volle bus zit, raad eens waar een zitje open blijft?”

DEPORTATIES EN VERKRACHTINGEN

Toen de Engelsen 210 jaar geleden op het continent arriveerden, woonden er naar schatting 500.000 aboriginals. Door ziekten en moordpartijen bleven er in 1860 nog 22.000 over. Vandaag zijn ze opnieuw met 350.000, geen twee procent van de bevolking.

Het besturen van het gigantische continent – groter dan Noord-Amerika of Europa – leverde nooit problemen op. Australië weet niet wat vrijheidsbewegingen zijn. Zelfs de aboriginals boden maar weinig verzet, verdeeld als ze waren met hun vijfhonderd verschillende talen.

Samen met het Australische burgerschap in 1967 verwierven de aboriginals ook het recht alcohol te drinken, wat voor nogal wat onder hen slecht is afgelopen en nog steeds slecht afloopt. In de wijk Redfern in Sydney ligt Pumulwuy Park, genoemd naar de aboriginal die zich met hand en tand tegen de Britten verzette. Onder meer in dat park maar ook op andere plaatsen in het land creperen de aboriginals vandaag aan alcohol en goedkope drugs. Pas in 1984 kregen ze stemrecht en niet langer geleden dan in 1989 werd in West-Australië nog een proces gevoerd tegen een hotel dat een aboriginalvrouw weigerde te bestellen in het gedeelte van de bar dat alleen voor blanken gereserveerd was.

Tien jaar duurde een ander proces, dat Eddy Mabo aanspande tegen de staat. Mabo was dood in 1992 toen het hooggerechtshof zich positief uitsprak over zijn oeroude aboriginalrechten op het land. Eén jaar later goot de Labourregering de uitspraak in de Native Title-wet. De mijn- en landbouwindustrie – waarin nogal wat uitgeweken Zuid-Afrikanen circuleren die het met Nelson Mandela niet zagen zitten -, stond op de achterste poten, maar kreeg een nieuwe tik in 1996 toen de Wik-stam zelfs toegangsrechten verkreeg op de door de staat verpachte weiden en gronden.

In dat jaar namen de conservatieven de macht over. Onder druk van rechts en de grootgrondbezitters schroefde premier Howard de Wik-uitspraak terug. Inmiddels hadden aboriginals 42 procent van het land opgeëist. De verleende rechten zijn nooit exclusief. De aboriginals vragen alleen toegang tot hun heilige sites en toestemming om te jagen en te trekken, hun legendarische walkabouts. Dat is geen folklore. Zeventig procent van de aboriginals woont in de steden, maar in de outback leven er nog heel wat volgens de traditionele manier. De Native Title-wet en het Wik-arrest of de onbeperkte betreedbaarheid van de oergronden werden dit jaar, met het oog op de verkiezingen, door de regering-Howard juridisch aan banden gelegd.

John Howard is nu de gebeten hond voor aboriginals, die nog steeds wachten op een formeel excuus voor een politiek die begon in 1883 maar duurde tot in 1969 en die erin bestond dat aboriginalkinderen door de “manager van de mission” konden worden opgehaald en verscheept naar de andere kant van het continent, waarna ze hun ouders nooit meer zagen. De bedoeling was dubbel: goedkope werkkracht en assimilatie met de blanke bevolking, waardoor hun huidskleur bleker zou worden. Deportatie was maar één tactiek. Verkrachting van aboriginalvrouwen door de overheidsambtenaren kwam ook op grote schaal voor. Lang werd aangenomen dat het aboriginalras uitstervend was en alles werd eraan gedaan om dat te bespoedigen. In een vernietigend rapport dat vorig jaar in de openbaarheid kwam onder de titel “Stolen Generation”, werden de praktijken met data onderbouwd. Ook vandaag worden nog aboriginalkinderen weggehaald bij hun ouders en geplaatst over het hele land. Eén op vier aboriginalmannen maakt ooit kennis met de gevangenis en heel wat gezinnen vallen daardoor uiteen.

EIGEN VOLK EN ECONOMIE EERST

De Australische Ilsa Sharp schreef “Culture Shock! Australia”, een handleiding voor migranten. Ze is ontgoocheld. “In de eerste versie van het boek schreef ik dat Australiërs geen racisten zijn. Ze zijn gewoon lomp, tegen iedereen, beweerde ik toen. In de laatste versie heb ik dat weggehaald. We zijn lomp en we zijn racist. We gaan de verkeerde weg op.”

Grootste tegenstander van alles wat ook maar een beetje ruikt naar sociale maatregelen en internationale openheid, is ene Pauline Hanson. Zij is franchiseneemster van de keten Fish n Chips en hanteert een navenant discours. Hanson is slecht voor het imago van Australië, wezen peilingen uit. Verenigingen in Hongkong en Taiwan hebben al aangegeven dat ze niet meer zullen investeren in de noordoostelijke staat. Het politieke gevaar van de 44-jarige Pauline Hanson moet niet overschat worden. In de eerste plaats omdat ze uit Queensland komt, een gebied dat volgens het meer verstedelijkte en bevolkte zuiden synoniem staat voor onderontwikkeling, zowel materieel als spiritueel. Hanson kwam wel op de nationale agenda toen ze in de zomer van 1997 met haar pas opgerichte One Nation partij een kwart van de stemmen, goed voor elf zetels, in het deelparlement van Queensland had veroverd. Nationale polls wijzen toch op een potentieel nationaal kiespubliek van 14 procent. Of men daaruit kan besluiten dat één op zeven Australiërs naar racisme neigt, is weer een ander verhaal. Wellicht zijn het er zelfs meer.

Stop de immigratie, eigen volk en economie eerst, geen sociale hulp voor aboriginals. Hanson is vooral tègen, maar een programma heeft ze niet. Deze zomer kwam het een aantal keren tot rellen. Zelfs in haar eigen Queensland, dat leeft van toerisme, kreeg ze het zwaar te verduren. Tegenbetogers scholden haar uit voor nazi. Eind augustus haalde de walk-out van duizenden studenten en scholieren in Sydney tegen de One Nation partij het wereldnieuws. De demonstratie viseerde ook de slechte situatie van de jongeren die in Australië aankijken tegen bijna dertig procent jeugdwerkloosheid en een ongewoon hoog aantal zelfmoorden.

De Australische journalist John Pilger deed onderzoek naar de raciale politiek van zijn land. Hij stelde in “A Secret Country” vast dat “zolang we onze zwarte burgers hun identiteit niet teruggeven, zullen wij de onze ook niet vinden”. Die bekommernis leeft bij heel wat Australiërs. Elk jaar verkiest het land een Australiër of Australische van het Jaar. Je had Hanson moeten horen toen de aboriginalvrouw Cathy Freeman begin dit jaar die eer te beurt viel. Freeman was vorig jaar in Athene wereldkampioene op de 400 meter geworden. Ze staat model voor het nieuwe Australië, maar dat heeft ze niet gewild. Ze rolde erin toen ze in 1994 op de Commonwealth Games met zowel de Australische als de aboriginalvlag haar ereronde liep. Dat deed ze vorig jaar opnieuw en weer klonken lof en protest door elkaar.

SCHAPEN KUNNEN NIET KOKEN

Australië heeft een minderwaardigheidscomplex. Het is niet gewend te winnen. Zelfs op Anzac Day, een nationale feestdag op 25 april, wordt een nederlaag (uit de Eerste Wereldoorlog) gevierd. Dat Sydney in 1993 de Olympische Spelen van 2000 binnenhaalde, was een opsteker maar zorgde ook weer voor een probleem. De Engelse koningin Elizabeth II is niet welkom om de Spelen te openen, normaal het voorrecht van het staatshoofd. De premier – Howard of een andere – zal dat wel doen. Toch twijfelt Australië nog of het er wel verstandig aan doet de banden met het moederland helemaal door te knippen. Volgend jaar komt er een referendum over de vraag: republiek of monarchie? Het wordt een beetje kiezen tussen Europa en Azië.

Een nieuwe vlag is ook al in de maak, want de huidige heeft in een bovenhoek nog steeds de verkleinde Union Jack. Die overleeft het niet in de nieuwe modellen die begin dit jaar werden voorgesteld aan het publiek. Het bij ons onzichtbare Zuiderkruis – wij zien de Poolster, zo weet je meteen dat je aan de andere kant van de wereld woont – komt in de meeste modellen terug. Voorts is er de kwestie van de kleuren. Het wordt kiezen tussen aboriginalkleuren – zwart voor het heelal, rood voor de aarde, geel voor de zon – en het Angelsaksische rood-wit-blauw.

Ook ter discussie staat het volkslied maar dat is niet nieuw. Advance Australia Fair is niet bepaald beklijvend. Het folklorelied Waltzing Mathilda is dan weer een stuk origineler, maar een beetje boertig en van dat imago willen de Australiërs ook af.

Australië worstelt ook met de geschiedenis. Een stuk frustratie is nooit weg. Ze ontkomen er niet aan dat dit een land is met funderingen gelegd door dronken soldaten, kleine en grote boeven en hoeren. Niet te verwonderen dat er van de oorspronkelijke bouwsels niets meer overblijft. Het verleden moet worden vergeten, maar uit dat verleden stamt wel een bijzondere ongehoorzaamheid. Toen men in de jaren tachtig zwartwerk en belastingontduiking wilde tegengaan door het invoeren van een identiteitskaart, brak er bijna een opstand uit. In lezersbrieven aan de kranten werden parallellen getrokken tussen de identiteitskaart en het nummer van een gevangene. Anonimiteit is het hoogste goed voor de Australiër, die er wel alles aan doet om in het buitenland omwille van zijn accent als een Aussie te worden herkend. Zoals ook Amerikaans grondig verschilt van Engels, wordt de kloof tussen Australisch of Ozspeak en het moederland-Engels groter. Het enige vervelende voor de doorsnee Australiër is dat ook de Nieuw-Zeelanders zo spreken, op enkele verschillen na. Australiërs willen beter zijn dan de rest van Azië en vooral niet verward worden met Nieuw-Zeelanders, het enige blanke volk in de buurt waarop ze hun minderwaardigheidscomplex kunnen afreageren. Valse stereotiepen blijven het daarbij goed doen, zoals in deze kiwigrap. “Waarom trouwen Nieuw-Zeelandse mannen altijd met Nieuw-Zeelandse vrouwen? Omdat schapen niet kunnen koken.” Nieuw-Zeelanders zijn dus schapenkoppen. Dat zeventig procent van de wereldproductie van wol uit Australië komt en in Australië zeven keer meer schapen dan mensen wonen, daar gaat men aan voorbij. Hun selectief geheugen, dat is wel het grootste probleem van de Australiërs.

Hans Vandeweghe

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content