De Belgische mannen en vrouwen zullen de komende weken met argusogen gevolgd worden op de wereldkampioenschappen volleybal. ‘De Red Dragons en de Yellow Tigers zijn namen geworden die klinken als een klok’, zegt Dominique Baeyens, coach van de volleybalmannen. ‘Ik noem het de magie van het moment.’

Het mooiste verhaal in de Belgische sport wordt momenteel in de volleybalzaal geschreven. De opmars van de Red Dragons (mannen) en de Yellow Tigers (vrouwen) is zonder meer verbluffend. 36 jaar is het geleden dat een Belgisch volleybalteam het wereldkampioenschap haalde. Dat zijn acht WK’s zonder Belgen. Nu kwalificeerden zowel de Dragons als de Tigers zich, na een campagne die de grote volleyballanden angstig doet omkijken naar wat die Belgen serveren. Voor de vrouwen begint het WK-avontuur de laatste week van september in Polen, de mannen zijn al eind deze maand aan de beurt. De Red Dragons werden uitgeloot in een groep met de Verenigde Staten, Italië, Puerto Rico, Iran en Frankrijk. ‘Dat zijn dus de nummer één, de nummer drie en de nummer vier uit het laatste World League-toernooi. En Puerto Rico en Frankrijk zijn ook al topploegen’, vertelt Dragons-coach Dominique Baeyens. ‘De Franse bondscoach sprak zelfs over de Poule des Doods. Hij heeft misschien gelijk, maar zoiets zul je uit mijn mond nooit horen. Het zal moeilijk worden, dat weet iedereen, maar moeilijk gaat ook. Om de volgende ronde te halen moeten we twee klasseteams achter ons laten. Goed. De Red Dragons kunnen dat.’

Dat we in een loodzware poule zitten, heeft alvast één positief gevolg, vindt Baeyens. ‘Als we de tweede ronde halen, dan zijn de tegenstanders haalbaarder dan wat we in het begin van het toernooi op ons bord krijgen. Dan bestaat de kans dat we nog verder doorstoten. Maar dat is…’

Dromen?

DOMINIQUE BAEYENS: Ik droom zelden over volleybal (lacht). Nee, ik wou zeggen: dat is een stunt zonder weerga. Ik ben de laatste om over ‘klein België’ te spreken, maar je kunt er niet omheen: wij hebben niet de middelen van de grote landen. Toch rukken we in twee jaar tijd bijna vanuit het niets op tot de internationale top. Op de wereldranglijst is België het sterkst stijgende land ter wereld, zowel bij de mannen als bij de vrouwen.

En dat zorgt voor deining in de volleybalwereld?

BAEYENS: België is bijzonder hip, ja. De Red Dragons en de Yellow Tigers zijn ondertussen namen die klinken als een klok. Dat het respect voor België enorm is toegenomen, merk je aan kleine dingen. Hoe het grote Canada, door ons eruit geknikkerd in de World League, zich toen tegenover ons heeft opgesteld, bijvoorbeeld, en met welk ontzag de Canadezen over ons spraken: de tijd dat wij het kleine broertje waren, is helemaal voorbij.

Nog zoiets: voor de oefencampagne van dit WK hoefde ik geen enkele aanvraag te versturen. Dat was twee jaar geleden zowat ondenkbaar. Een paar weken geleden werden we zelfs uitgenodigd door de Brazilianen. Brazilië, hét topland, nummer één van de wereld, wilde drie keer tegen ons komen sparren, op een locatie in België, door ons te kiezen. Ik heb gevloekt dat ons programma al vastlag. Onze penningmeester ongetwijfeld ook (lacht). Maar we hadden ons al geëngageerd voor een oefenmatch in Finland, en daar moet je je aan houden. Al zal het in Brazilië wat raar overgekomen zijn: die zijn het vast niet gewend dat iemand ze afwijst.

Maar waar komt dat Belgische succes vandaan?

BAEYENS: De volleybalschool van Vilvoorde heeft daar een erg belangrijke rol in gespeeld – al moet je ook daarmee uitkijken: van de huidige internationals komt maar de helft van de topsportschool. Het was dus een belangrijke factor, maar niet allesbepalend. Ik geloof dat Vilvoorde een kritische massa heeft doen ontstaan. Sinds een paar jaar laten we een groep zeer getalenteerde jongeren – de besten die overblijven na een uiterst strenge selectie – genieten van een trainingsklimaat dat er honderd procent op gericht is om topsporters af te leveren. En dan gaat het niet alleen over techniek en fysiek, maar ook over mentale begeleiding en het aanleren van gezonde voedingsgewoonten. Vroeg of laat pluk je daar de vruchten van.

Er werd de afgelopen regeerperiode ernstig over nagedacht om de topsportscholen af te bouwen of zelfs af te schaffen.

BAEYENS: Naar het schijnt. Ik zal geen namen noemen, maar binnen de sportwereld weet iedereen welke scholen goed werken en welke minder goed, wie talent aflevert en wie daar zelden in slaagt. Het is niet aan mij om het proces van andere scholen te maken, maar om te zien dat het in Vilvoorde wel goed loopt, hoef je geen volleybalkenner te zijn.

Goed, wat waren nog factoren in het succes? De visie van de federatie, die investeerde in de omkadering van de nationale ploeg, was belangrijk. Dat wij nu behoorlijk kunnen scouten, heeft al een aantal keren het verschil gemaakt tussen winst en verlies. Maar de voornaamste factor is natuurlijk: er zit ongelooflijk veel talent in deze ploeg. Qua mentaliteit, qua fysiek potentieel en qua technische kwaliteiten hebben de Red Dragons een onwaarschijnlijk straffe spelerskern. Zonder twijfel de beste die België ooit had.

Plots passen al die stukjes in elkaar en ben je vertrokken. Hoe zoiets precies ontstaat, valt moeilijk uit te leggen. Succes brengt succes mee, dat is misschien nog de beste verklaring. Ik bedoel het niet denigrerend, maar topsporters zijn soms simpele mensen. Wanneer voelen ze zich goed? Als ze winnen. Dan denken ze: ha, die trainer zal er toch iets van kennen, of die tactische analyses zullen wel kloppen. Plots is alles goed en gaat iedereen overal in mee. Voor je het beseft, begint het te klikken tussen spelers onderling, tussen de groep en de coaches. Er ontstaat een soort chemie, en zoiets maakt ongelooflijk veel energie vrij waardoor je nóg meer aankunt.

Wanneer ik het zo vertel, lijkt het makkelijk maar dat was het allerminst. Toen ik hier twee jaar geleden binnenkwam, was ik vijftien jaar de coach van Roeselare geweest. Ik kende de spelers van andere clubs uiteraard ook, maar ze waren tot dan wel ‘de vijand’. En ik deed er alles aan om ze onderuit te halen. Plots verandert dat en moet je samen ergens aan bouwen. Dat is gelukt. Ik noem het de magie van het moment.

Wat u niet vermeldt, is dat de ploeg pas begon te draaien toen u erbij kwam. Hoe belangrijk bent u geweest?

BAEYENS: Zeker belangrijk. Maar ik kan niet vertellen hoe (lacht). Mensen die mij kennen, weten dat valse bescheidenheid niet aan mij besteed is. Ik zal hier dus niet ontkennen dat een hoofdcoach een belangrijke schakel is. Een slechte coach krijgt dit niet voor elkaar. Ik denk ook wel dat ik goeie keuzes heb gemaakt, door specialisten samen te zetten, met tactische vondsten die hebben gerendeerd. Maar hoe hoog je mijn aandeel moet inschatten en of een andere coach het ook had gekund: dat zijn moeilijke vragen.

Is België nu vertrokken als volleyballand? Of wordt dit WK een eenmalig hoogtepunt?

BAEYENS:We gaan nog WK’s spelen, dat is nagenoeg zeker. Ten eerste omdat de kern nog heel jong is en we van de huidige internationals het beste nog niet gezien hebben, ten tweede omdat er aan de topsportschool jonge talenten rondlopen die over maximaal drie jaar de nationale ploeg kunnen versterken. Bij de vrouwen is het trouwens hetzelfde verhaal. Het Belgische volley gaat de komende jaren nog grote stappen zetten.

Komen de Olympische Spelen van 2016 te vroeg?

BAEYENS: Te vroeg is dat niet, maar alles staat of valt niet met 2016. Ik wil me niet verstoppen, maar de kans dat je niet naar Rio gaat, is tamelijk groot. Voor een Europees volleyballand is het verschrikkelijk moeilijk om op de Spelen te raken. Maar ik geloof zeker dat het kan. Deze groep mag op Rio hopen – en ik wéét dat zulke uitspraken als een boemerang kunnen terugkeren. We hebben nu een momentum, het lóópt, en de trein die nu passeert wil ik niet missen. Zijn we mislukt als het niet gaat zoals ik hoop? Nee, dat nu ook weer niet. Ik ben niet het type trainer dat een verhaal afsteekt als ‘we werken toe naar 2020 en alles wat erbij komt is bonus’. Je indekken tegen eventuele missers, daar heb ik een grondige hekel aan. Een ambitieuze sportman wil het allemaal hier en nu.

Vlak voor de afreis naar een interland zei u tegen een krantenjournalist dat u ‘het amateurisme bij de bond beu was’ en dreigde er zelfs mee om na het WK op te stappen.

BAEYENS: Het eerste zei ik letterlijk, het tweede niet in die termen. Ik was razend die dag. In een heel kort tijdsbestek waren een aantal simpele, praktische zaken grondig fout gelopen. Je komt aan op een buitenlandse luchthaven en er staat geen bus klaar, bijvoorbeeld. Natuurlijk is dat het eind van de wereld niet: je stopt iedereen in taxi’s en het is opgelost. Maar als er te veel van dat soort zaken na elkaar gebeuren, krijg je wel een probleem.

Kijk, topsport is op zoek gaan naar kleine werkpunten, en die dan detail per detail verbeteren. Topsport is een omgeving creëren waarin atleten zich goed voelen omdat ze ervaren dat ze kunnen groeien. Zo’n organisatorische fout, net op een moment dat ik veel van mijn spelers eis, is onaanvaardbaar. Want deze campagne is fysiek en mentaal heel zwaar geweest, hè. Eén week na het eind van de competitie ben ik met mijn internationals de wereld beginnen rond te reizen. Maanden van huis, vliegtuig in, vliegtuig uit. Dat legt een druk op je familiale en je sociale leven, pal in de enige periode van het jaar dat een volleybalprof er normaal even de riem aflegt.

Niet iedereen zag dat zitten. Een paar jonge talenten weigerden hun selectie.

BAEYENS: Dat is ook hun recht, want wat ik vraag, is zeker niet min. De mannen die zich wel engageren, verdienen dan ook de allerbeste werkomstandigheden.

Ik kan begrijpen dat mijn uitspraken van toen bij een aantal mensen hard zijn aangekomen maar ik neem er niets van terug. Soms moet je aan de boom schudden. En er is intern toch wat aan het bewegen om organisatorische blunders in de toekomst te vermijden.

Dus u vertrekt niet na de zomer?

BAEYENS: Zeg nooit nooit. Maar het is momenteel niet mijn intentie.

Krijgt jullie werk genoeg aandacht in de media?

BAEYENS: Ja, maar heel kortstondig. Na de spectaculaire kwalificatie voor het WK hebben we één dag goed de pers gehaald – gelukkig was er dat weekend geen competitievoetbal. Daarna viel het weer helemaal stil, waarschijnlijk tot het wereldkampioenschap zelf en nog alleen als we er serieus stunten.

Alle sporten die geen voetbal of wielrennen zijn, hebben het ongelooflijk moeilijk in de pers. Daar maak ik me al mijn hele leven druk over. Wij verdienen beter. Neem nu het WK voetbal. Ik had me voorgenomen om er niets over te zeggen, maar wat was me dat, zeg? Ik ben een sportfanaat, ik kan genieten van een goeie voetbalmatch, een goeie atletiekmeeting, een spannende boogschietcompetitie voor mijn part. Maar de gekte tijdens het WK voetbal was echt overdreven, en dat in die periode in de media werkelijk álles moest wijken valt niet goed te praten. Wij spelen op dat moment de World League en kloppen twee keer Australië in eigen huis. Een formidabele stunt tegen een volleybalgrootmacht. Zoiets heeft nieuwswaarde, ook als er een WK voetbal bezig is. Onze superstunt haalde niet eens de kranten. Ik heb me er zó kwaad om gemaakt dat mensen me vroegen of het wel met me ging. Ik vond het getuigen van een enorm gebrek aan respect. Mijn ploeg presteert iets fenomenaals en niemand wil erover praten. (pauzeert) Mijn dochters hebben me bijna gesmeekt om hier niets over te zeggen. ‘Je zult overkomen als een oude, jaloerse brompot, papa.’ En dat wil ik niet. Ik ken mijn plaats, ik weet dat voetbal een grotere sport is. Maar het mag niet te gortig worden. Ere wie ere toekomt, dat is niets te veel.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Brazilië, hét topland, nummer één van de wereld, wilde drie keer tegen ons komen sparren, op een locatie in België, door ons te kiezen.’

‘Topsporters zijn soms simpele mensen. Wanneer voelen ze zich goed? Als ze winnen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content