Breyten Breytenbach vestigde zich opnieuw metterwoon in Zuid-Afrika. Maar hij voelt zich nog altijd een balling. “Ik loop rond op twee linkerschoenen.” Een interview.

In 1973 bracht Breyten Breytenbach, samen met zijn Vietnamese vrouw, na dertien jaar afwezigheid een bezoek aan zijn geboorteland Zuid-Afrika. Dat veroorzaakte grote commotie. Hij werd gearresteerd en veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf. Een kwarteeuw na zijn eerste bezoek is Breytenbach definitief teruggekeerd naar Zuid-Afrika. Het land dat door deze dichter ooit denigrerend “Spuyt Afrikak” werd genoemd, is inmiddels bevrijd van het apartheidsregime dat Breytenbach in zijn werk zo fel heeft bestreden. Uit zijn nieuwste boek, “Hondenhart”, blijkt echter dat de erfenis van het racistische bewind een zware belasting betekent voor het nieuwe Zuid-Afrika. Volgens Breytenbach heeft de apartheid het natuurlijke proces van culturele en genetische vermenging van blank en zwart te lang onderbroken.

De deplorabele economische situatie die het huidige bewind van het voorgaande heeft geërfd, leidt tot nieuwe vormen van apartheid, en de globalisering dreigt ook over dit land een deken van oppervlakkig consumentisme te zullen leggen. Vijfentwintig jaar geleden leek de afschaffing van de apartheid de zekerste weg naar een zonnige toekomst. Dat valt dus tegen.

“Hondenhart” is in bepaalde opzichten een vervolg op “Een Seizoen in het Paradijs”, het boek dat Breytenbach schreef naar aanleiding van zijn reis naar Zuid-Afrika in 1973. Hij schrijft over hetzelfde gebied, de oostelijke Kaapprovincie, en voor een deel zelfs over dezelfde mensen. Beide boeken worden bovendien gekenmerkt door een gevoel van vervreemding. De zestigjarige dichter en schilder – die overigens perfect Nederlands spreekt – voelt zich nog altijd een balling in eigen land.

Breyten Breytenbach: Enkele jaren geleden vertelde een oude Afro-Amerikaan me een verhaal dat een sterke indruk op me maakte. Zijn grootvader was nog slaaf geweest. Diens baas miste zijn linkervoet. Telkens wanneer hij een nieuw paar schoenen kocht, gaf hij de linkerschoen daarom aan zijn slaaf. Die liep daardoor altijd met twee linkerschoenen. In de loop der jaren werd zijn rechtervoet zo verwrongen dat hij op den duur net zo kreupel liep als zijn baas. Als balling loop je in zekere zin ook voortdurend op twee linkerschoenen. Op een gegeven moment is je gevoel van “thuis zijn” zozeer vervormd dat je nergens meer thuis kunt horen of zijn.

In 1960 ben ik uit Zuid-Afrika naar Parijs getrokken. Toen ik dertien jaar later terugkeerde, voelde ik me al sterk vervreemd van mijn geboorteland, maar had ik nog het gevoel dat ik er weer zou kunnen aarden als de politieke situatie er eenmaal was veranderd. Nu ben ik erachter gekomen dat dit gevoel van vervreemding onuitwisbaar is geworden en dat ik me nooit meer thuis zal voelen in Zuid-Afrika, zelfs niet als ik er een deel van het jaar woon.

U legt in uw beschrijvingen van Zuid-Afrika voortdurend de nadruk op de onmetelijke uitgestrektheid en de dunne bevolking van het land. In hoeverre was de apartheid een bindend element voor vriend én vijand? En hoe reëel is nu de kans dat het land uiteenvalt?

Breytenbach: Veel reëler dan men denkt. We houden er rekening mee voor landen van vergelijkbare grootte als Congo en Nigeria, maar kunnen het ons maar heel moeilijk voorstellen in het geval van Zuid-Afrika. Toch is Zuid-Afrika een land met zeer verschillende regio’s en bevolkingsgroepen en de geschiedenis van juist dit land is altijd gekenmerkt geweest door afscheidingen. In de zestiende en zeventiende eeuw probeerden de Boeren aan de controle van de Verenigde Oost-Indische Compagnie te ontsnappen door van de Kaap weg te trekken en in het binnenland eigen gemeenschappen te stichten. Niet voor niets noemden ze zichzelf “Vrijburgers”.

Ik beschrijf in “Hondenhart” bijvoorbeeld een boerengemeenschap in de Karoo die slechts bereikbaar was via een kloof, die de boeren hadden geblokkeerd met een enorme lading dynamiet. Gedurende de hele Boerenoorlog is er geen Britse soldaat door die kloof durven gaan en pas jaren later is de lading, per ongeluk, alsnog de lucht in gevlogen. Ten tijde van de Franse Revolutie heeft dat zelfs geleid tot de Republiek Stellenland, die één jaar heeft bestaan, in de nabijheid van wat nu Swellendam heet. Tijdens de Boerenoorlog tegen de Engelsen zijn er opnieuw onafhankelijke boerenrepublieken gesticht.

Aan de kant van de zwarten heeft zich overigens eenzelfde proces voorgedaan. Lesotho, een onafhankelijk koninkrijk dat volledig wordt begrensd door Zuid-Afrika, is ontstaan als toevluchtsoord voor rebellen van de stammen die door de Zulu’s werden onderworpen. De spanningen binnen Zuid-Afrika nemen toe. Natuurlijk waren die er altijd al, maar ze werden door de apartheid in bedwang gehouden. Blank en zwart waren decennialang gefixeerd op het behoud en de verovering van de staat Zuid-Afrika en vergaten daardoor de spanningen binnen hun eigen gemeenschap. Vijandschap is nu eenmaal een veel bindender factor dan vriendschap. Ik denk daarom dat het voor Zuid-Afrika van groot belang is het nationaal gevoel kritisch onder de loep te nemen. In dat opzicht kunnen we volgens mij veel leren van Spanje, dat een metamorfose heeft ondergaan van een strak geleide centralistische staat naar een gemeenschap van autonome en onderling sterk verschillende gebieden, zoals Catalonië en Baskenland.

U beschrijft het harde leven van blanke en bruine boeren in het droge binnenland en beweert dat geografische omstandigheden bepalender zijn voor hun identiteit dan rassenpolitiek. In hoeverre heeft de apartheidspolitiek een natuurlijk proces van rassenvermenging voorkomen?

Breytenbach: Ik denk dat je de vraag anders moet formuleren: in hoeverre heeft de apartheidspolitiek een natuurlijk proces van rassenvermenging onderbroken? De blanken hebben hun rassenwetten niet ingevoerd omdat ze hun raszuiverheid wilden bestendigen, maar omdat ze allang niet meer raszuiver waren. De oorspronkelijke pioniers waren boeren, en voorts soldaten en ambtenaren – mannen dus. Dat er af en toe een scheepslading Hollandse weesmeisjes in Kaapstad arriveerde, kon weinig afdoen aan het feit dat het bestaan voor deze pioniers hard en eenzaam was en dat een deel van hen het gezelschap zocht van inheemse vrouwen. In deze eeuw was dit proces van rassenvermenging al zo zichtbaar aan het worden dat de machthebbers in Pretoria er paal en perk aan hebben gesteld met hun draconische rassenwetten.

Ontkenden ze daarmee niet een deel van hun identiteit?

Breytenbach: Natuurlijk. De blanken in Zuid-Afrika hebben even sterke Afrikaanse als Europese wortels, maar vanaf de jaren dertig zijn ze zich bijna hyper-Europees gaan opstellen. Onder intellectuelen won bijvoorbeeld de Groot-Dietse Gedachte veld. Velen van hen haalden de banden met de “Germaanse broeders” in Europa nauwer aan. Het had iets zeer krampachtigs.

Onder zwarte Zuid-Afrikanen bestaan overigens soortgelijke tendensen. Nu is de puriteinse idee van de Afrikaanse Renaissance erg populair. Afrika zou een onbedorven continent zijn geweest vóór de komst van de blanken. Onder verwijzing naar het Koninkrijk Zimbabwe wordt er beweerd dat de zwarten vroeger een technisch en moreel hoogstaande beschaving hadden en dat de blanken die vernietigd hebben. Het doet mij altijd denken aan de mythe van de mijnen van koning Salomon.

De zwarten die deze mythe aanhangen, negeren de prestaties van de blanke boeren bij de ontwikkeling van Zuid-Afrika en ontkennen daarmee evengoed het Europese deel van hun identiteit als de blanken het Afrikaanse van die van hen. Dat is evengoed racisme. Ik ontmoette onlangs een ANC-minister die blauwe ogen had en wiens huid lichter was dan de mijne, maar die erop stond een zwarte te worden genoemd. Noch de blanken, noch de zwarten, noch de kleurlingen zijn de “ware” Zuid-Afrikanen. Het wordt tijd dat we beseffen dat we allemaal bastaards zijn.

De strijdbijl tussen blank en zwart mag dan begraven zijn, uit uw hilarische verhaal over de hond van de Nasionale Partij blijkt echter dat veel voormalige blanke bewindslieden verdringen dat ze ooit verkeerd hebben gehandeld, wat een echte verzoening natuurlijk erg moeilijk maakt.

Breytenbach: Toen de voormalige blanke ministers en generaals voor de Waarheidscommissie van bisschop Desmond Tutu moesten verschijnen om hun misdaden op te biechten, beriep een aantal van hen zich op het feit dat de regering in werkelijkheid al jaren in het geheim de ontmanteling van het apartheidssysteem aan het voorbereiden was. Het ANC pleegde van buitenaf verzet en de Nasionale Partij van binnenuit. De vraag wie er dan in hemelsnaam nog overbleef als vijand lieten ze wijselijk onbeantwoord. Het was zo’n onzinnig verhaal dat er al snel een mop over is verzonnen.

In de jaren tachtig zou een minister alles wat de Nasionale Partij in het geheim aan veranderingen had voorgesteld, nauwgezet op papier hebben gezet. Helaas gleed de man bij het verlaten van zijn woning uit over een hondendrol. De aktentas met daarin het kostbare document viel uit zijn hand en het pak papier gleed op de stoep. De hond van de minister nam het papier in zijn bek en toen de chauffeur van de minister het wilde afpakken, dacht hij dat het een spelletje was, holde ermee weg en vrat het achter in de tuin lekker op. Daarmee was het bewijs voor de geheime, maar politiek correcte opstelling van de Nasionale Partij vernietigd. Het verhaal eindigt ermee dat de partijtop voorstelt de hond voor de Waarheidscommissie te dagen als getuige.

Afgezien van het feit dat het een aardige mop is, illustreert ze wel degelijk de mentaliteit binnen de Nasionale Partij. Toen Nelson Mandela en Frederik de Klerk samen de Nobelprijs voor de Vrede kregen uitgereikt, was ik aanwezig bij de plechtigheid. Na afloop ervan kwam de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, “Pik” Botha, op mij af, omhelsde mij enthousiast en zei dat we het samen toch maar mooi voor elkaar hadden gekregen. “We are free at last”, zei hij letterlijk. Ik was zo verbijsterd dat ik vergat hem te vragen wat zijn troepen dan al die jaren in Mozambique en Angola hadden gedaan en waarom ik onder meer door zijn toedoen zeven jaar in de gevangenis had gezeten.

Hoezeer de blanken zichzelf ook wijsmaken dat ze nooit fout zijn geweest, deze nieuwe mentaliteit zou toch een toenadering tussen blank en zwart moeten bevorderen. In de praktijk blijkt daarvan weinig sprake te zijn. Wat is daarvan volgens u de reden?

Breytenbach: In de eerste plaats de deplorabele economische situatie. Het racisme mag dan zijn afgeschaft, van economische gelijkheid en rechtvaardigheid is nog altijd weinig te bespeuren. De meeste zwarten zijn nog even arm en de meeste blanken nog even rijk. De armoede en de daaruit voortvloeiende verbittering onder de zwarten uit zich onder meer in een sterke toename van de criminaliteit, die door de overheid, om politieke redenen, niet al te hard wordt bestraft. Veel zwarten zien ook geen reden om bijvoorbeeld hun elektriciteitsrekening te betalen. Naast een relatief klein en welvarend blank dorp ligt vaak een veel groter en armer zwarte township. Vroeger waren dat twee aparte gemeenten, nu vormen ze een administratieve eenheid. Wanneer de zwarte bewoners en masse hun rekening niet kunnen of willen betalen, sluit de elektriciteitsmaatschappij voor de hele gemeente de stroom af. Ook de blanken zitten dus in het donker.

Dergelijke incidenten leiden ertoe dat de blanken zich almaar meer terugtrekken binnen hun eigen gemeenschap. Ze richten privé-scholen en ziekenhuizen op, nemen particuliere bewakingsdiensten in de arm en veranderen hun dorpen en wijken in gated cities. Op nationaal vlak worden de blanken trouwens al helemaal niet bij de politiek betrokken, wat ik net zo goed verkeerd vind. Ook op cultureel gebied is er almaar minder sprake van uitwisseling. In de jaren zeventig en tachtig trokken progressieve blanken de townships in om samen met de zwarten te debatteren, muziek te maken of poëzie voor te lezen. Dat gebeurt nu nog nauwelijks. In feite is er minder contact tussen blank en zwart dan ten tijde van de apartheid.

De échte Zuid-Afrikaan, die zich bewust is van zijn Afrikaanse en Europese wortels en voor zichzelf en de maatschappij het beste uit beide tradities weet te halen, blijft dus voorlopig een illusie?

Breytenbach: Ik vrees van wel en dat terwijl ons land juist op dit moment zo’n behoefte heeft aan deze interraciale cultuur, ook economisch, want op zichzelf zullen de zwarten het evenmin redden als de blanken indertijd. Nu verlaten de meest getalenteerde blanken en zwarten juist het land. Het officiële emigratiecijfer ligt niet zo hoog, maar het is een publiek geheim dat veel studenten en zakenlieden niet terugkeren van een buitenlands verblijf.

Een bijkomende bedreiging voor een nieuwe cultuur is de mondialisering. Ook in Zuid-Afrika verrijzen vestigingen van McDonalds en ook hier toont de televisie voornamelijk Amerikaanse B-films en pulpseries. Ik ben bang dat Zuid-Afrika al lang en breed onder een deken van neokapitalistische oppervlakkigheid zal zijn verstikt eer blank en zwart elkaar eindelijk zullen vinden. Soms denk ik dat het allemaal anders had kunnen lopen als we er twintig jaar geleden in waren geslaagd het apartheidsregime omver te werpen. Een democratisch en rechtvaardig Zuid-Afrika zou een weldaad zijn geweest voor heel het continent. De burgeroorlogen in Mozambique en Angola zouden er niet zijn geweest en wellicht ook een aantal militaire dictaturen niet. Misschien is de bevrijding veel te laat gekomen om nog een werkelijk positief effect op de loop der geschiedenis te hebben. Misschien was “Pik” Botha niet de enige die zichzelf voor de gek hield toen hij “free at last” uitriep.”

Breyten Breytenbach: “Hondenhart – een terugreis”, Meulenhoff, Amsterdam, 222 blz., 738 fr.

Jeroen Kuypers Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content