‘WE ZAGEN EEN SCHOOL WAAR HET RADIOACTIEVE AFVAL WAS AFGEDEKT MET EEN BLAUW ZEILDOEK’

RADIOACTIEF AFVAL IN DE BUURT VAN TAMURA

Op 11 maart 2011 werd de Japanse stad Fukushima zwaar getroffen door een kernramp. Tweeënhalf jaar na dato blijft de situatie in de regio precair. Jan Vande Putte, stralingsexpert bij milieuorganisatie Greenpeace, nam ondertussen al deel aan een twintigtal onderzoeksmissies. Tijdens zijn laatste verblijf hield hij voor Knack een dagboek bij.

DINSDAG 24 september

Eind maart 2011 kwam ik voor het eerst in Fukushima. Dat was een bevreemdende ervaring. Tien dagen eerder had een tsunami de kerncentrale Fukushi-ma-Daiichi overspoeld. In de daar- opvolgende dagen ontploften drie kernreactoren en werd een opslagplaats van hoogactief kernafval ernstig beschadigd. In tegenstelling tot wat ik verwachtte, was er toen geen algehele paniek. De inwoners leken zich helemaal niet bewust van de gevaren van de radioactieve besmetting. Op onze meettoestellen zagen we dat sommige stukken van de stad ernstig besmet waren, terwijl de overheid nog liet uitschijnen dat er geen enkel probleem was. Het heeft ervoor gezorgd dat een groot deel van de bevolking de officiële communicatie vandaag nog steeds wantrouwt.

Tegenwoordig ligt het centrum van Fukushima er weer redelijk schoon bij. Er zijn inspanningen geleverd om de parken, schoolpleinen en wegen zo goed mogelijk te reinigen. Her en der heeft men zelfs het asfalt vernieuwd. Toch storen we ons eraan dat de stedelijke overheid nog steeds zo traag werkt. Het heeft bijna twee jaar geduurd vooraleer men serieus aan de schoonmaak is begonnen. Dat heeft veel te maken met het afvalprobleem. Lang was er geen plaats voor nucleair afval. Vandaar dat een buitenwijk zoals Onami eerst in aanmerking kwam, omdat het afval er in de tuin begraven kon worden. In Watari, het meest besmette stadsdeel, kon dat niet, en stelde men de werken uit. Het klinkt onwaarschijnlijk, maar in Japan pleit Greenpeace voor nucleaire stortplaatsen. Anders komt het afval in de verbrandingsovens terecht, en die zijn nog veel schadelijker. Het is de enige manier om de bevolking vooruit te helpen.

WOENSDAG 25 september

We vallen op in een stad waar weinig vreemdelingen komen. Mijn collega’s komen uit alle hoeken van de wereld. De meesten hebben een opleiding Stralingsbescherming gevolgd aan de Universiteit van Utrecht. In een besmet gebied werken verschilt grondig van het propere en grondig gecontroleerde laboratorium. Op het terrein duiken problemen op waaraan je tijdens een opleiding nooit gedacht had. Toen we in de dagen na de kernramp aan het werk gingen, lag de streek rond Fukushima bedekt met radioactieve sneeuw. Bij elke windstoot dreigde de sneeuw onze auto binnen te waaien. In de buurt van Fukushima vind je ook vandaag nog geregeld hot spots. Dat zijn kleine slibophopingen waarin kort na het ongeval de neergeslagen radioactiviteit is geconcentreerd. Die modder wil je niet in de auto, omdat ze de inzittenden blootstelt aan straling die op termijn gezondheidsrisico’s inhoudt.

DONDERDAG 26 september

Veiligheid is van het allergrootste belang wanneer je met radioactiviteit werkt, en dat zorgt voor situaties die voor buitenstaanders wel eens vreemd kunnen overkomen. Zo druk ik onze medewerkers op het hart dat het belangrijk is om veel afval te maken. Als Greenpeacemedewerker is dat vloeken in de kerk, maar het kan gewoon niet anders. Je moet je handschoenen na gebruik onmiddellijk weggooien, soms wel vijftien paar per dag. We pakken de auto aan de binnenkant in met plastiek, dat om de dag wordt ververst.

ZATERDAG 28 september

Na de opleiding trek ik met mijn team naar Onami, een van de meest besmette buitenwijken van Fuku-shima. Eind 2011 bezocht ik de eigenaar van het allereerste huis dat in Fuku-shima ontsmet werd. Het dak en de gevels werden afgespoten met de hogedrukreiniger en de bovenste vijf centimeter van de tuin werd afgegraven. De man kreeg achteraf zelfs bezoek van toenmalig eerste minister Naoto Kan, met in zijn zog een horde televisieploegen. De camera’s brachten echter niet in beeld waar al het radioactief besmette afval gebleven was. Dat hadden de ontsmettingsarbeiders gewoon in een put gedumpt, in de moestuin aan de overkant van het straat. Het is een bedenkelijke praktijk, die ook in veel scholen werd toegepast. Zo zagen we een school waar het afval gewoon afgedekt werd met een blauw zeildoek. Onwaarschijnlijk slordig.

De man vertelt ons dat de hele wijk vorig jaar ontsmet werd. De bossen hogerop werden ongemoeid gelaten, want daar is praktisch geen beginnen aan. Wanneer we de wijk doorwandelen, merken we dat verschillende groepjes huizen nog steeds ernstig besmet zijn. Sommige huizen geven stralingswaarden die tien keer hoger liggen dan wat de autoriteiten vandaag als richtlijn hanteren. Om een idee te geven: dat is het equivalent van de straling van honderd röntgenfoto’s per jaar, zonder dat hier een onderscheid wordt gemaakt voor zwangere vrouwen of kleine kinderen. Bovendien heeft de recente tyfoon heel wat slijk van de besmette hellingen naar beneden gespoeld. Sommige reeds ontsmette terreinen zijn daardoor opnieuw besmet geraakt. Een vrouw neemt ons mee naar een bamboebos aan de rand van de wijk, waar het stralingsniveau inderdaad hoog ligt. Ze vertelt dat de overheid nu begonnen is met een tweede decontaminatieronde. Het is maar de vraag hoe vaak ze dit proces nog moeten herhalen.

ZONDAG 29 september

’s Avonds wisselen we ervaringen uit met de andere teams. Het is duidelijk dat er vooruitgang is geboekt op de plaatsen die we bij de overheid hadden aangekaart, maar het werk is zeker niet ten einde. Pal voor een ziekenhuis in het centrum vonden we nog erg radio-actieve hot spots. Op sommige plaatsen is het stralingsniveau nog steeds zo’n dertig keer hoger dan normaal. De overheid doet zijn best om de situatie te verbeteren, maar gaat ook niet echt op zoek naar de problemen. De autoriteiten werken volgens een vast stramien. Ze meten om de dertig meter een punt in het midden van de straat, terwijl je de hoogste straling juist aan de kant van de weg vindt. Toen we hen daarop wezen, zeiden ze dat die plaatsen niet op hun protocol vermeld stonden. Het toont aan hoezeer de overheid verstrikt zit in nutteloze bureaucratische regels, uitgedokterd aan een bureau in Tokio, en vaak met kortzichtige politieke motieven.

MAANDAG 30 september

Nu begint ons eigenlijke werk. We splitsen de groep op in twee teams. Een eerste team gaat vanuit de havenstad Iwaki een nieuw meetapparaat uittesten, waarmee het radioactieve besmetting op de oceaanbodem hoopt te meten. Het andere team gaat naar Miyakoji, een wijk van Tamura, een stad die gedeeltelijk binnen de twintig kilometerzone rond de reactor ligt. Miyakoji is relatief weinig besmet, hoewel het een stuk dichter bij de reactor ligt dan bijvoorbeeld Onami. Net daarom is de wijk interessant. De overheid heeft hier net een zeer grootschalige ontsmettingsoperatie afgerond, en gaat in november beslissen of de evacuatie officieel wordt opgeheven. Deze administratieve beslissing kan ernstige gevolgen hebben voor de bevolking. Zij die teruggekeerd zijn, verliezen dan wellicht hun compensatievergoeding, en zij die niet terug willen, zouden hun vergoeding verliezen. Om te begrijpen wat er aan de hand is, zullen we vooral met mensen praten, kijken wat hun noden en wensen zijn. Dat zegt meer dan cijfers op een stralingsmeter.

WOENSDAG 2 oktober

We hebben vanmiddag een afspraak met mevrouw Watanabe, een fikse dame van een jaar of zeventig. We rijden naar haar oude woonst, op dertig kilometer van de reactor. Ze komt er nog regelmatig om een oogje in het zeil te houden en te poetsen. Rond het huis hebben decontaminatiewerkers grondig werk geleverd. Het stralingsniveau ligt net iets onder de officiële norm die de Japanse overheid hanteert. Maar als we de wijdere omgeving verkennen, zien we dat haar huis en tuin een klein eilandje vormen in een sterk besmet gebied. Op driehonderd meter van haar woning ligt het stralingsniveau bijna tachtig keer hoger. Tweehonderd meter ten noorden van haar huis vinden we een gigantische berg zwarte afvalzakken. De zakken bevatten afgegraven bermen, gras en planten, mos van de daken.

Mevrouw Watanabe neemt ons mee naar haar boomgaard, in een schilderachtig valleitje verderop. Ik merk dat het stralingsniveau er weer stijl de hoogte ingaat. Ik neem een paar grondstalen om de radioactieve besmetting te controleren. Met mijn witte Tyvec-pak, laarzen, latex handschoenen en hepa-stofmasker lijk ik op het eerste gezicht wat te overdrijven in een gebied waar de stralingsniveaus niet zo hoog zijn, maar uit ervaring weet ik dat je maar beter de vaste procedures volgt. De temperatuur is intussen opgelopen tot boven de dertig graden, behoorlijk onaangenaam als je een dik uur moet wroeten met al dat hermetisch plastic rond je lijf. Met scherpe spatels snij ik een stukje grond uit van precies vijf centimeter diep. Daarmee heb je het overgrote deel van de besmetting mee: veel dieper zit het radioactieve cesium niet. Intussen begint het zweet langs kanaaltjes over m’n gezicht te lopen. Met mijn vuile handschoenen kan ik het niet eens wegvegen.

Mevrouw Watanabe vertelt dat ze niet wil terugkeren naar haar oude huis. Ze blijft voorlopig enkele tientallen kilometers verder, samen met haar man en kleindochter. Ik vermoed dat ze zelf wel wil terugkeren maar bezorgd is om haar kleinkind. Compensatie voor de evacuatie krijgt ze al een tijd niet meer, want ze woont niet in de twintigkilometerzone, hoewel de straling hier hoger ligt. De logica van die zone is puur bureaucratisch. Radioactieve besmetting verspreidt zich niet in cirkels en respecteert geen door mensen verzonnen grenzen. Maar voor de getroffen bevolking is het wel erg concreet: het is het verschil tussen financiële steun of niets.

DONDERDAG 3 oktober

Op de terugweg van Miyakoji naar Kori-yama gaan we langs bij een oude bekende. Begin april 2011, vier weken na de rampzalige tsunami, bezochten we hier de boerderij van mevrouw Ogawara, op zo’n 45 km van de reactor. Ze vroeg me toen met tranen in de ogen of ze ooit nog kon boeren op haar land, en of ze niet moest vluchten. Ze is bijzonder gehecht aan haar grond, die al zes generaties lang eigendom is van de familie van haar man. Ze noemde haar grond ‘haar kind’, en dat laat je niet in de steek als het ziek is. Het viel me erg moeilijk om een goed antwoord te geven. Het stralingsniveau was er kort na de ramp relatief laag. Anderzijds was de situatie in de kerncentrale op dat moment verre van stabiel, en kon er nog meer radioactiviteit vrijkomen. Ik vertelde haar heel eerlijk wat ik dacht en ze besloot met haar man op de boerderij te blijven.

Vandaag gaat het mevrouw Ogawara voor de wind. Ze vertelt trots over de coöperatieve die ze met enkele andere boeren heeft opgericht. Samen beheren ze een eenvoudig maar erg effectief toestel om cesium in voeding te meten. Alle voeding wordt getest. Het winkeltje van de coöperatieve heeft iets van een Steinerschool. Bij elk voedingsmiddel staat vermeld hoeveel radioactiviteit erin zit. De cijfers liggen zo’n vijftig keer lager dan de wettelijke limiet. Nu is straling zelfs in kleine dosissen gevaarlijk, maar zelfs als Greenpeace-campaigner kan ik enkel beamen dat dit veilige voeding is. We kopen er een aantal lokale specialiteiten. Het klinkt misschien vreemd als milieuactivist, maar landbouwproducten uit Fukushima mogen geen taboe zijn. Alleen moet de screening beter georganiseerd worden. Heel wat boeren hebben grond die amper besmet is, maar krijgen hun product moeilijk verkocht. Compensatie krijgen ze al een tijdje niet meer. Boeren die meer besmette gronden cultiveren, krijgen voorlopig wel nog compensatie uitbetaald, maar ook hun toekomst is erg onzeker.

VRIJDAG 4 oktober

We gaan op bezoek bij mijnheer Watanabe (geen familie). Hij woont in het deel van Miyakoji dat binnen de twintigkilometerzone ligt. Van de 210 huizen is ondertussen weer zo’n twintig procent bewoond. De wijk is het voorbije jaar grondig ontsmet. Omdat dit gebied binnen de twintigkilometerzone ligt, krijgt het directe steun van de centrale overheid in Tokio. Buiten die zone ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeenten, die financiële steun krijgen maar wel zelf alles moeten organiseren. Het stralingsniveau in de omgeving van het huis ligt duidelijk lager dan rond het huis van mevrouw Watanabe, dat nochtans verder van de kerncentrale ligt. Hij heeft ervoor gekozen om zo snel terug te keren. Maar financieel rondkomen is niet makkelijk. Zijn oude job is hij kwijt door de kernramp. Hij komt momenteel aan de bak als decontaminatiewerker, maar dat is hoe dan ook een tijdelijke job. In dit rurale gebied zijn de meeste mensen eigenaar van hun eigen huis, dus wegtrekken en elders werk zoeken is geen optie. Hun oude huis krijgen ze niet meer verkocht.

ZATERDAG 5 oktober

Net buiten Koriyama bezoeken we een complex van zo’n 180 tijdelijke container- woningen. Het woord ‘container’ mag hier letterlijk genomen worden. Als mevrouw Watanabe (83, geen familie) ons uitnodigt, moet ik wringen om binnen te raken. Haar vijf jaar jongere vriendin – die dezelfde naam heeft – woont in de container naast haar en schuift ook bij op de tatami. Ik kan me moeilijk voorstellen hoe gezinnen met kinderen zich in dergelijke containers redden. Ze wonen hier al meer dan twee jaar. Ze weten niet of ze ooit nog kunnen terugkeren.

Het wordt een lang gesprek, waarbij een reeks Japanse lekkernijen op tafel komt. De oudste mevrouw vertelt ons dat ze eerst naar Tokio was geëvacueerd, waar haar zoon woont. Maar in de grote stad hield ze het niet vol. Voor oude mensen van het platteland is het niet evident om plots naar een miljoenenstad te trekken, ook al had ze het er veel comfortabeler. Ze leeft nog liever in de container naast haar vriendin. Ze kennen elkaar al zestig jaar, en zitten als tienermeisjes te giechelen. Vanaf april volgend jaar weten ze niet wat er gaat komen. Ze hebben gehoord dat ze dan misschien niet meer in hun containers mogen blijven. De onzekerheid valt hen zwaar. Ze maken zich erg druk over de overlast aan formulieren die ze moeten invullen om compensatie te krijgen van Tepco, het Japanse elektriciteitsbedrijf dat de ontplofte kernreactoren uitbaatte.

ZONDAG 6 oktober

Mijn collega’s hebben intussen niet stilgezeten. Het oceaanteam staat onder leiding van Rianne Teule, de algemene leider van het wereldwijde Greenpeaceteam van stralingsexperts. Zij hebben de voorbije dagen in Iwaki gewerkt, een havenstad op zo’n veertig kilometer van de kernreactor. Ze hebben er een boot gehuurd waarop ze met een nieuw meettoestel tot een diepte van veertig meter kunnen meten. We hebben het toestel Unterwasser-Heinz gedoopt, naar onze Duitse collega Heinz Smital, die het ontworpen heeft.

Het stralingsniveau op de bodem loopt op sommige plaatsen hoog op, maar het wordt meteen duidelijk dat de interpretatie van de gegevens niet eenvoudig is. Het grote probleem is dat water de straling erg goed tegenhoudt. Een goede negen centimeter is genoeg om het stralingsniveau te halveren. De verschillen die we meten kunnen dus te maken hebben met de hoeveelheid water tussen de bodem en ons meettoestel. Als er ook hier hot spots bestaan, lijkt het ons bijna onbegonnen werk om die te vinden. We vrezen dat het probleem van de radioactieve lekken in de kerncentralen nog maar in een beginfase zit. In de kelders van de kernreactoren zit nog steeds een gigantische hoeveelheid hoog radioactief water. Door de aardbeving zijn scheurtjes ontstaan en lekt er radioactiviteit in de bodem, die via het grondwater in de oceaan terechtkomt. De radioactieve besmetting van het grondwater neemt aanzienlijk toe. De beweging van sommige radioactieve stoffen in de ondergrond verloopt erg langzaam. Daarom zal het nog jaren duren eer we weten hoe groot de vervuiling is.

MAANDAG 7 oktober

De hele groep is terug in Tokio, waar Rianne en ik de gegevens verwerken en interpreteren. Dit was onze 21e missie sinds maart 2011. De meeste heb ik zelf meegemaakt. We hebben de voorbije weken twintigduizend meetgegevens verzameld. Het wordt nog een hele klus om daar structuur in te brengen. Belangrijker dan de meetgegevens zijn echter de menselijke verhalen. Op het eerste gezicht lijken de getuigenissen soms tegenstrijdig, maar eigenlijk is er een rode draad: iedereen wil zijn leven weer op de sporen zetten en worstelt met de drukkende last van de kernramp. De meesten hebben financiële hulp nodig. Zonder compensatie worden die mensen gedwongen om terug te keren, zelfs als ze dat niet willen.

In de regio waar we gewerkt hebben, ligt het stralingsniveau opmerkelijk lager dan in de omgeving. Toch heeft de massale decontaminatie niet het verhoopte effect. De stralings- niveaus liggen nog steeds boven de Japanse normen. Mensen moeten de keuze krijgen of ze terugkeren of niet. En precies daar wringt het schoentje. Tepco, de eigenaar van de kerncentrale, heeft aangekondigd dat het binnenkort weer winst wil maken. De pro-nucleaire regering steunt het bedrijf door dik en dun, ook al houdt ze met kritische verklaringen de schijn hoog dat ze Tepco streng controleert. Op dit ogenblik liggen alle vijftig Japanse kernreactoren stil, maar de regering benadrukt dat ze die de komende jaren opnieuw wil opstarten. Die herstart gaat veel geld kosten, geld dat niet naar de gedupeerden zal gaan.

DONDERDAG 10 oktober

We besluiten onze missie met een persconferentie in Tokio. Het is niet meer de overrompeling van de persconferenties in 2011, maar de journalisten die het dossier op de voet volgen zijn present. Er zijn ook twee vooraanstaande parlementsleden die hun steun betuigen, en beloven onze eisen kracht bij te zetten. Het Franse persbureau AFP maakt een mooie samenvatting van de persconferentie. Online kijken meer dan driehonderd mensen live mee. We hebben het gevoel opnieuw een klein stapje verder te staan, maar er is nog geweldig veel werk.

‘Het klinkt onwaarschijnlijk, maar in Japan pleit Greenpeace voor nucleaire stortplaatsen.’

‘Tepco, de eigenaar van de kerncentrale, heeft aangekondigd dat het binnenkort weer winst wil maken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content