Aan de vrijheid van meningsuiting kan niet getornd worden, maar de spelregels voor een cartoonist zijn veranderd. ‘Er bestaat zoiets als het internet. We moeten zorgen dat we die geniale technologie niet als een boemerang terug in het gezicht krijgen’, zegt Plantu, al sinds 1972 cartoonist bij Le Monde en voortrekker van de organisatie ‘Cartooning for peace’.

In de eerste maanden van 2006 steken woedende moslims in Damascus de Deense en Noorse ambassade in brand. Tijdens een protestactie voor een Noorse NAVO-basis in Afghanistan vallen drie doden en verschillende gewonden. In Beiroet worden twee christelijke kerken vernield. Aanleiding voor de cartoonrellen zijn twaalf spotprenten met de profeet Mohammed die de Deense krant Jyllands-Posten enkele maanden eerder heeft gepubliceerd.

Datzelfde jaar nog beleggen Jean Plantureux, nom de plume Plantu, die Le Monde al veertig jaar van politieke cartoons voorziet, en secretaris-generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties een conferentie in New York. Cartoonisten uit de hele wereld richten er ‘Cartooning for peace’ op, met de bedoeling ideeën uit te wisselen en elkaar indien nodig te helpen. Plantu is ook de drijvende kracht achter een documentaire die cartoonisten uit Frankrijk, Tunesië, Mexico, de Verenigde Staten, Burkina Faso, China, Algerije, Ivoorkust, Venezuela, Israël en Palestina portretteert als het voetvolk van de democratie. Cartoonists – Foot Soldiers of Democracy ging in première op het Festival van Cannes, wordt deze donderdag in Bozar door Plantu ingeleid en zal vanaf 8 oktober in de bioscopen draaien.

De documentaire stelt dat de cartoonist maar één wapen heeft: zijn potlood. Hij kan via een simpele tekening de actualiteit scherp stellen of een discours onderuithalen.

PLANTU: De mooiste eilanden kunnen tekenen met palmbomen en een azuurblauwe hemel: fijn, maar daar heb je niets aan. Het gaat inderdaad om de tekening én het idee. Wij vertalen de actualiteit, een discours, in een beeld en nemen stelling in. De lezer doet daar vervolgens mee wat hij wil.

Ik zie mezelf als een soort Canada Dry-journalist. Een cartoon smaakt naar een commentaarstuk maar is het niet. Soms geeft je cartoon de lezer het gevoel plotsklaps te begrijpen hoe de vork in de steel zit. De cartoon lijkt alles helder te stellen en een paginagroot stuk te vervangen. Maar dat is schijn. Als je wilt weten wat er in Oekraïne aan de hand is, moet je de stukken van de journalisten lezen.

U richtte ‘Cartooning for peace’ op na de zogenaamde cartoonrellen. Vindt u dat Jyllands-Posten de Mohammedcartoons niet had mogen publiceren?

PLANTU: Ik heb daar vooral uit geleerd dat een cartoon niet langer onopgemerkt blijft. Het tijdperk van de cartoonist die in een kelder in Saint-Germain-des-Prés dapper uithaalt, is voorbij. Er bestaat zoiets als het internet. We moeten zorgen dat we die geniale technologie niet als een boemerang terug in het gezicht krijgen.

Toen de tekenaars van Charlie Hebdo (Frans satirisch weekblad, nvdr) zich aan een tweede cover waagden met spotprenten van de profeet Mohammed, kregen ze een boze telefoon van een van de cartoonisten uit de documentaire: Nadia Khiari-Willis. Nadia valt met haar cartoons op internet dag na dag de ‘Baardmannen’ aan en iedereen in Tunesië die de rechten van de vrouw wil inperken. Tegen Charlie Hebdo zei ze: ‘Jongens, ik hou enorm van wat jullie doen maar – merde! – jullie beseffen de gevolgen van die cover niet. Ze vallen hier de Amerikaanse universiteit en L’institut français aan. De commotie zal er alleen maar toe leiden dat de vrije meningsuiting in Tunesië nog meer wordt ingeperkt. Jullie tekeningen blijven niet hangen in Saint-German-des-Prés, die raken tot hier.’ Ze vindt dat je als cartoonist een verantwoordelijkheid draagt en je moment moet weten uit te kiezen. Een cartoon die tijdens een kalme periode geruisloos passeert, kan tijdens een crisis olie op het vuur gooien. Je moet nadenken over wat je wanneer zegt. Dat is geen censuur.

Zegt u nu dat Kurt Westergaard die cartoon niet had mogen tekenen voor de Jyllands-Posten?

PLANTU: Je kunt niet afdingen op de rechten van een artiest. Kurt Westergaard heeft het recht om de profeet Mohammed te tekenen. Alleen bestaat er zoiets als het internet. ‘Cartooning for peace’ is opgericht om de islamitische fundamentalisten en de onverdraagzamen die om de hoek loeren twee stappen voor te zijn. Ik ben al meermaals naar Kopenhagen gereisd om met de Denen te bespreken hoe we hun vrijheid van denken en vrijheid van meningsuiting kunnen verzoenen met het perspectief van ‘Cartooning for peace’. Wij denken na over hoe we verder kunnen doen, hoe we impertinent kunnen zijn in een ingewikkelde, door het internet dooraderde wereld.

We kunnen toch bezwaarlijk taboes tolereren?

PLANTU: Aan de essentie verzaken we niet. Alles moet gezegd en getoond kunnen worden als je geen mensen vernedert. Alle mogelijke opinies zijn welkom. Alle. ‘Cartooning for peace’ verenigt christelijke, joodse, islamitische, agnostische en atheïstische tekenaars. We proberen iederéén rond de tafel te krijgen om te overleggen. Shay Charka hoort daar ook bij. Deze Israëliër woont in bezet gebied. Ik ben daar tegen. Maar dat mag de samenwerking en het debat niet in de weg staan. Shay Charka is trouwens een formidabele, sympathieke kerel.

Houdt u uzelf soms in?

PLANTU: Kroll publiceert in Le Soir tekeningen die ik in Le Monde niet durf te brengen. Niet omdat er censuur is, daar hebben we in Frankrijk gelukkig geen last van. Maar de Belgische gevoeligheden liggen heel anders dan de Franse. Jullie maken je niet zo snel druk als wij Fransen. Jullie nemen alles minder serieus. Jullie hebben een andere manier van denken en aanvaarden cartoons van Kroll of Marec die we in Frankrijk niet durven te publiceren.

Bijvoorbeeld?

PLANTU: We zouden in staat moeten zijn om altijd te zeggen wat we diep van binnen denken. Maar je moet ook rekening houden met de manier waarop je het zegt of hoe vaak. Ik bekritiseer de boerka in een krant die het idee van de boerka aanvaardt. Dat kan en dat doe ik dan ook. Alleen zou ik dat drie keer per maand willen doen en in de praktijk doe ik het maar een keer om de drie maanden. Ik wil mijn lezers niet te vaak voor het hoofd stoten. Ik zeg grofweg een tiende van wat ik denk over de islamieten in Frankrijk, ook al valt er over hen veel te zeggen. Kritiek wordt snel beschouwd als islamofobie.

Wat doen jullie voor de Syrische cartoonist Ali Ferzat? Hij werd ontvoerd en zijn vingers werden verbrijzeld omdat hij zich aan een cartoon met president Bashar al-Assad had gewaagd.

PLANTU: Twee weken voor de ontvoering had ik Ali Ferzat nog opgebeld. Ik had zijn tekeningen zien passeren en het verbaasde me dat hij plots Bashar al-Assad had durven te tekenen. ‘Het lijkt te mogen’, zei hij. Twee weken later is hij ontvoerd en gemarteld. De Israëliër Kichka was de eerste die met een tekening zijn steun gaf aan Ali Ferzat. Hij nodigde de collega’s uit om mee voor Ali Ferzat campagne te voeren en het regime in Damascus te laten weten dat ze met hun marteling te ver zijn gegaan. Dat doet ‘Cartooning for peace’ nu ook. Hoe meer internationale aandacht voor Ferzat, hoe beter. Via ons netwerk konden we Ferzat aan een chirurg uit Angers helpen die zijn vingers kon herstellen. Vervolgens hebben we Ferzat aan onderdak in Frankrijk geholpen, ondertussen woont hij in Koeweit.

DOOR NIELS RUËLL

‘Ik zeg grofweg een tiende van wat ik denk over de islamieten in Frankrijk. Kritiek wordt snel beschouwd als islamofobie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content