Het eindeloze gekissebis van het voorbije jaar was volgens Charles Picqué nodig om de Franstaligen te laten inzien dat het de Vlamingen menens is. En vice versa.

Maandag werd Brussels minister-president Charles Picqué (PS) nog samen met zijn Waalse collega en partijgenoot Rudy Demotte bij Yves Leterme ontboden om de mogelijkheid van een dialoog tussen de regio’s te bespreken. Een nieuwe werkgroep onder het voorzitterschap van Didier Reynders (MR) en Kris Peeters (CD&V) wou de premier daartoe oprichten, met Demotte en Picqué als ondervoorzitters. Nog geen 24 uur later werd Picqué al naar het paleis van Laken geroepen, waar koning Albert het ontslag van diezelfde Leterme in beraad hield. Voor Picqué bestaat er geen twijfel over: het waren CD&V en N-VA die de premier maandagavond lieten struikelen, en niet de Franstaligen.

Charles Picqué: Samen met Rudy Demotte had ik diezelfde dag nog met de premier gepraat over een scenario waarbij de regeringen van de gemeenschappen en gewesten aan de onderhandelingstafel zouden aanschuiven. Yves Leterme leek me toen zeker niet pessimistisch. De Franstalige partijen waren dan ook bereid om mee te stappen in zijn voorstel en hebben de voorbije week zeker niets gedaan om zijn opdracht nog ingewikkelder te maken dan die al was.’

Zijn ontslag was niet de schuld van de Franstaligen?

CHARLES PICQUÉ: Wij dragen geen enkele verantwoordelijkheid voor wat er in die laatste uren voor het ontslag van Leterme is gebeurd. Ik denk dat de premier ontgoocheld was, ontredderd zelfs, door de scherpe reacties op zijn plan aan Vlaamse kant. Zowel zijn eigen partij als kartelpartner N-VA vond het onaanvaardbaar dat de onderhandelingen op die manier zouden worden uitgesteld. Als iets Leterme wanhopig maakte, dan waren het wel de spanningen, de rellen en het geruzie binnen zijn eigen kartel. Het waren CD&V en N-VA die ervoor gezorgd hebben dat Leterme naar de koning is gereden om zijn ontslag aan te bieden. Niet de Franstaligen.

De situatie was op dat moment nog niet uitzichtloos?

PICQUÉ: Ik wil niet beweren dat het einde van de weg al in zicht was of dat de oplossing voor alle problemen binnen handbereik lag. Zeker niet. Maar er lag wel een nieuwe werkwijze op tafel waarmee we verder hadden kunnen gaan.

Zag u zo’n werkgroep met vertegenwoordigers van alle gewesten en gemeenschappen zelf zitten?

PICQUÉ: Ik vond het in elk geval een goed idee om de deelstaten na al die maanden bij de onderhandelingen te betrekken. Natuurlijk was ik vooral opgetogen dat het Brussels Gewest er ook een stem zou krijgen. Maar daar hadden sommigen bij CD&V en N-VA het blijkbaar bijzonder moeilijk mee, en dat maakt me echt kwaad. Ik heb zelfs begrepen dat het Vlaamse kartel het voorstel van Leterme niet alleen heeft verworpen omdat dat een uitstel van de onderhandelingen inhield, maar ook omdat Brussel mee zou mogen onderhandelen. Onvoorstelbaar! Waarom zou het Brussels Gewest moeten worden uitgesloten van een dialoog tussen de verschillende regio’s van dit land?

Waarom zouden de regeringsleiders van de gemeenschappen en gewesten wel voor elkaar krijgen wat Leterme en de andere federale kopstukken niet is gelukt?

PICQUÉ: Dat beweer ik helemaal niet. Uiteindelijk zijn het toch de partijvoorzitters die tot een eindconclusie moeten komen, die een communautair akkoord moeten afsluiten. Dat is in dit land onvermijdelijk. Alleen geloof ik dat vertegenwoordigers van de gemeenschappen en gewesten, samen met het federale niveau, de weg zouden kunnen bereiden voor een evenwichtige overeenkomst.

Na maanden van impasse zeggen Franstalige kopstukken plots dat er een grote staatshervorming nodig is. Komt dat inzicht niet een beetje laat?

PICQUÉ: We hebben het voorbije jaar wellicht nodig gehad om tot die conclusie te kunnen komen. Al die weken, maanden van communautair overleg hebben de Franstaligen doen inzien dat het de Vlamingen menens is. We weten nu dat we niet aan een diepgaande staatshervorming zullen kunnen ontsnappen. Omgekeerd hebben de Vlamingen waarschijnlijk ook vastgesteld dat de Franstaligen zich alleen achter zo’n akkoord kunnen scharen als er sprake is van wederzijdse toegevingen. Dat hoop ik toch. Ik denk dat de Vlamingen ondertussen weten dat de Franstaligen nooit zomaar voor al hun eisen zullen zwichten en dat ze bijvoorbeeld de overheveling van bevoegdheden naar de regio’s niet kunnen binnenhalen als daar geen waarborgen voor de Franstaligen tegenover staan. Kortom: we moeten nu samen een nieuwe staatshervorming uitdenken die zowel Vlaanderen als de twee andere gewesten ten goede komt. Als het voorbije jaar dat inzicht heeft opgeleverd, dan vind ik dat al heel wat.

Bij CD&V vinden ze dat hun kopstukken hun nek genoeg hebben uitgestoken en dat het nu aan de Franstaligen is. Bent u het daarmee eens?

PICQUÉ: Dat weet ik niet. Misschien kunnen we Leterme eerst nog een kans geven. Als we dan uiteindelijk tot de vaststelling komen dat hij niet langer in staat is om verder te gaan, moeten we natuurlijk iets anders verzinnen. Dan zou het de beurt kunnen zijn aan een Franstalige, ja. Waarom ook niet.

Wat moet er de komende weken gebeuren?

PICQUÉ: De grootste fout die we nu kunnen maken, is al te overhaast te werk gaan. Het is belangrijk dat we nu de tijd nemen om de volgende onderhandelingsfase tot in de puntjes voor te bereiden. Dat betekent dat er een doeltreffende werkwijze moet worden uitgetekend en dat er veel aandacht moet worden besteed aan de samenstelling van een eventuele werkgroep. Als we nu meteen weer beginnen te onderhandelen, raken we zeker niet uit de impasse. Dan stijgt de communautaire koorts, wordt er binnen de kortste keren weer oorlogstaal gehanteerd en zullen we op den duur zelfs niet meer in staat zijn om nog met elkaar te praten. We bevinden ons nu op een keerpunt en het is heel belangrijk dat we ons daarvan bewust zijn. Op dit moment valt het absolute rampscenario nog te vermijden als we erin slagen de juiste weg in te slaan. Ik denk dat iedereen ervan overtuigd is dat we nu iets aan deze uitzichtloze situatie moeten doen, dat we dringend uit dit dal moeten klimmen. Al is het alleen maar om het negatieve imago te corrigeren dat we ondertussen in het buitenland hebben gekregen. Want als minister-president van de hoofdstad van Europa heb ik al ondervonden hoe erg het daarmee gesteld is. Als we er niet in slagen onze eigen problemen op te lossen, zal dat onze geloofwaardigheid in de rest van de wereld onomkeerbaar aantasten.

Wat is volgens u de sleutel om de steven de volgende weken te wenden?

PICQUÉ: Creativiteit! Tot nu toe zijn we niet creatief genoeg geweest in het zoeken naar oplossingen. We hebben onze verbeeldingskracht veel te weinig gebruikt. En dat is volgens mij het beste middel om eindelijk uit deze impasse te raken.

DOOR ANN PEUTEMAN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content