‘Defaitisme is niets voor mij en dus zult u me zeker niet horen zeggen dat het schip al gezonken is’, zegt Vlaams viceminister-president Ingrid Lieten. Halsstarrig blijft ze geloven in de toekomst van Opel Antwerpen, de openbare omroep en haar eigen partij.

Amper was ze minister of Ingrid Lieten (SP.A) kreeg al bakken kritiek over zich heen. Zowel in de media als in haar eigen partij. Ze had niet aan de verkiezingen deelgenomen, kreeg het etiket made by Steve opgeplakt en versperde de weg naar de Vlaamse regering zowel voor Frank Vandenbroucke als voor Peter Vanvelthoven. Toen ook nog eens bleek dat ze alleen politiek verlof en geen ontslag had genomen bij De Lijn, waar ze sinds 2002 directeur-generaal was, sloeg de socialistische achterban pas echt aan het morren.

Een halfjaar later is de mist grotendeels opgetrokken. Als Vlaams viceminister-president en minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding steekt Lieten met kop en schouders boven haar SP.A-collega’s in de regering uit. En niet alleen doordat Freya Van den Bossche onder meer door haar zwangerschapsverlof zo goed als onzichtbaar is en Pascal Smet een nogal knullig parcours loopt. Toch wordt ook Lieten constant overschaduwd door Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V), die zijn reputatie als populairste politicus van Vlaanderen graag mag onderstrepen. ‘Ach, dat is allemaal perceptie’, zegt Lieten. ‘Daar trek ik me niet al te veel van aan. Ik ben meer een doe-mens.’

Dat komt goed uit, want daadkracht is net wat Peeters II wil uitstralen. Vorig jaar nam de Vlaamse regering al het voortouw in de strijd om Opel Antwerpen open te houden. En zelfs toen de directie van General Motors (GM) vorige week uiteindelijk officieel aankondigde dat de fabriek moet sluiten, bleef ze hardnekkig volhouden dat het lot van de fabriek nog altijd niet bezegeld was.

De Vlaamse regering beweert dat ze zich nog niet neerlegt bij de sluiting van Opel Antwerpen. Is dat niet louter praat voor de vaak?

INGRID LIETEN: Helemaal niet! Zolang het personeel en de vakbonden van Opel Antwerpen nog hoop hebben, moeten wij hen steunen. Dat is onze plicht als Vlaamse regering. Wat moeten we anders? De publieke opinie laten weten dat het schip al gezonken is? De vakbonden in hun eentje laten sudderen? Dat willen wij niet. Al is het alleen maar omdat de vakbonden de hele crisis op een bewonderenswaardige manier hebben aangepakt. Dat ze de Europese solidariteit nog altijd in stand kunnen houden, bijvoorbeeld, vind ik echt ongelooflijk. In het herstelplan van Opel staat immers dat het personeel overal in Europa zal moeten inleveren. En hoe reageren al die personeelsleden daarop? Ze zeggen dat ze daar alleen toe bereid zijn op voorwaarde dat de activiteiten in alle Opelfabrieken behouden blijven. Daarnaast hebben de vakbonden ook ontzettend hard gewerkt aan een businessplan om Opel Antwerpen leefbaar en concurrentieel te houden. Daaruit blijkt dat er in Antwerpen wel degelijk auto’s van zeer goede kwaliteit kunnen worden gemaakt tegen een concurrentiële prijs.

Veel verschil heeft dat uiteindelijk niet gemaakt.

LIETEN: Nogmaals: zolang het personeel en het Europese vakbondsfront er nog in geloven, blijven wij achter hen staan. Het traject dat nu wordt gevolgd is ook niet eindeloos, hè. Volgens de wet-Renault moet GM in een eerste fase uitleggen op basis van welke bedrijfseconomische logica het heeft beslist om Opel Antwerpen te sluiten. Want cijfers om dat besluit te motiveren hebben we nog altijd niet gezien. Daarna zou het tot een dialoog moeten kunnen komen tussen vertegenwoordigers van het personeel en de directie. Daar kan echt nog wel iets uitkomen.

Heeft men het niet veel te ver laten komen? Had de Vlaamse regering geen actie moeten ondernemen toen in 2007 duidelijk werd dat de Opel Astra vanaf dit jaar niet meer in Antwerpen zou worden geproduceerd?

LIETEN: Op basis waarvan had men dan moeten ingrijpen?

Op basis van overduidelijke signalen dat de fabriek in Antwerpen het moeilijk zou krijgen.

LIETEN: In 2007 heeft niemand de Vlaamse regering formeel meegedeeld dat de Opel Astra uit Antwerpen zou worden weggehaald. Ik ben er echt van overtuigd dat zowel de federale als de Vlaamse regering het spel correct heeft gespeeld. Zodra de directie van GM officieel bevestigde dat de productie van de Astra naar andere fabrieken zou verhuizen, hebben vertegenwoordigers van beide regeringen met de directie overlegd. GM heeft toen zelfs een engagementsverklaring ondertekend waarin stond dat Antwerpen de nieuwe SUV zou mogen produceren.

Ondertussen weten we dat die in Zuid-Korea zal worden gemaakt.

LIETEN: Dat is helemaal nog niet zeker. De vakbonden zijn ondertussen naar de rechtbank gestapt om GM ertoe te verplichten zich aan zijn engagement te houden. We leven nog altijd in een rechtsstaat en dus ga ik er tot nader order van uit dat iedereen die zijn engagementen niet naleeft daartoe wordt verplicht.

‘Als we de markt haar gang laten gaan, is er straks geen auto-industrie meer in Vlaanderen’, zei u onlangs in het Vlaams Parlement.

LIETEN: Dat is ook zo. De laatste tien jaar is de automobielsector enorm geëvolueerd. Zo wordt een steeds groter deel van de productieprocessen aan toeleveranciers uitbesteed. In Vlaanderen hebben we vestigingen van zowel Ford, Volvo als Opel. En wat gebeurt er in die fabrieken? Haast uitsluitend productie! Met andere woorden: bij ons zijn net die activiteiten gevestigd die de grote autoproducenten het snelst uitbesteden. Daarom moeten we er zeker voor zorgen dat onze auto-industrie straks meekan met de nieuwe technologische evolutie. Toen ik zes maanden geleden minister van Innovatie werd, merkte ik echter dat er nog geen beleid gevoerd was om nieuwe technologische ontwikkelingen in de sector, zoals duurzamere of elektrische auto’s, te stimuleren. Ondertussen heb ik het Vlaams Instituut voor Mobiliteit (VIM) gevraagd om te onderzoeken hoe de consumenten zullen reageren op de komst van elektrische auto’s. Daarnaast heb ik de competentiepool Flanders’ Drive opdracht gegeven om alle toeleveranciers en constructeurs te bevragen. Ik wil namelijk weten welke steunmaatregelen de overheid kan nemen om ervoor te zorgen dat zij straks de onderdelen voor die nieuwe auto’s kunnen produceren.

Hebben we die boot niet allang gemist?

LIETEN: Helemaal niet. Ik geef toe dat we dringend in een hogere versnelling moeten schakelen. Maar ik hou niet van defaitisme en dus zult u mij niet horen zeggen dat het te laat is.

Elders in dit blad zegt Fons Leroy van de VDAB dat banenverlies zoals bij Opel het logische gevolg is van de overgang van een industriële naar een kennis- en diensteneconomie.

LIETEN: Dat is juist. Maar daarom mogen we onze industrie nog niet zomaar opgeven. We moeten op industriële activiteiten blijven inzetten en er daarnaast voor zorgen dat er nieuwe jobs worden gecreëerd. Zelf laat ik regiegroepen opzetten waarin alle actoren vertegenwoordigd zijn. Het is de bedoeling dat zij een strategische innovatieagenda uittekenen. Met die groepen zal de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI) volgens mij een cruciale bijdrage kunnen leveren aan de Staten-Generaal voor de Industrie die binnenkort van start gaat. Door volop de innovatiekaart te trekken, kunnen we meer duurzame banen creëren. Want we staan voor een reeks maatschappelijke uitdagingen die business opportunities meebrengen . Zo zal de toenemende vergrijzing automatisch tot meer werkgelegenheid in de dienstensector leiden. Door de problematiek van de klimaatverandering zullen er dan weer banen bij komen die te maken hebben met de productie van nieuwe energie en met energierecuperatie.

Dat zijn niet meteen banen waarvoor de arbeiders van Opel Antwerpen in aanmerking komen, als hun fabriek daadwerkelijk wordt gesloten.

LIETEN: Hen zullen we goed moeten begeleiden, zodat ze toch een nieuwe waardevolle job vinden. Ofwel in hun vertrouwde sector, ofwel via een omscholingstraject in een andere sector. Vanzelfsprekend blijft ons beleid op het vlak van onderwijs en vorming heel erg belangrijk.

Uw partijgenoot Frank Vandenbroucke was in de vorige Vlaamse regering bevoegd zowel voor werkgelegenheid als voor onderwijs en hij betreurt dat die twee bevoegdheden nu weer uit elkaar zijn gehaald.

LIETEN: In deze crisistijden is het van het grootste belang dat er door alle beleidsdomeinen heen wordt samengewerkt. Met een prima donna lossen we de crisis niet op. Eén minister kan het verschil niet maken, want daartoe heeft niemand genoeg macht of kennis. Daar is iedereen in deze regering zich héél goed van bewust.

Is men zich ook bewust van het belang van innovatie en ontwikkeling? U krijgt voor die bevoegdheid mínder in plaats van meer middelen.

LIETEN: Op dat vlak zitten we inderdaad in een dipje. Maar door de economische crisis beschikt de Vlaamse regering nu eenmaal over een beperkter budget. In plaats van gewoonweg schuld op te bouwen zoals de federale regering doet, hebben de Vlaamse regeringsonderhandelaars ervoor gekozen om twee jaar lang een strak budgettair beleid te voeren om daarna een begroting in evenwicht te kunnen bereiken. Als er in de tweede helft van deze regeerperiode weer meer middelen zijn, zal daarvan in verhouding een groter deel naar innovatie moeten gaan.

Volgens Karel Vinck, afscheidnemend voorzitter van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, zullen de verminderde investeringen in wetenschappelijk onderzoek en innovatie nefaste gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van Vlaanderen.

LIETEN: Met die uitspraak wou hij alleen maar de sense of urgency benadrukken, en daar is de Vlaamse regering zich ook goed van bewust. We vinden het allemaal heel jammer dat er op dit moment niet meer geld voorhanden is voor innovatie. Maar zo is het nu eenmaal.

Naast de strijd tegen de werkloosheid zal de ontknoping in de saga rond Brussel-Halle-Vilvoorde het politieke voorjaar waarschijnlijk overheersen. ‘Wat Jean-Luc Dehaene ook voorstelt, wij staan erachter’, zei u onlangs in Het Belang van Limburg. Geldt dat ook voor een eventuele noodwet?

LIETEN: Ik wil niet vooruitlopen op mogelijke oplossingen. Maar als er iemand is die het gevoelige en complexe probleem vanB-H-V op een aanvaardbare manier kan oplossen, is het Jean-Luc Dehaene wel.

Zijn oplossing zou uw coalitiepartner N-VA straks wel eens de Vlaamse regering kunnen uitjagen.

LIETEN: Voorlopig is de verstandhouding in onze regering zeer goed. Ook met de N-VA. Als Jean-Luc Dehaene straks met een voorstel boven water komt, is het belangrijk dat we daar openlijk met elkaar over spreken. Net als in elk goed huwelijk.

Begin december riep Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V) zowel de SP.A als de N-VA tot de orde omdat jullie elkaar constant in de haren vlogen over het ontslag van VRT-baas Dirk Wauters en het tekort op het budget voor de onderwijslonen. Een terechte vingertik?

LIETEN: Ik kan mij niet herinneren dat ik tot de orde ben geroepen. Er was in de regering ook geen enkele onenigheid over de beslissing om de samenwerking met Dirk Wauters stop te zetten. Integendeel. Wel is daar achteraf behoorlijk wat discussie over geweest in het parlement. Een aantal parlementsleden had wellicht niet goed begrepen wat er precies was gebeurd, maar ik heb de indruk dat ook zij ondertussen hebben ingezien dat het de juiste beslissing was.

Vorige week zijn de nieuwe leden van de raad van bestuur van de VRT benoemd. De gecontesteerde Marie-Rose Morel (Vlaams Belang) viel uiteindelijk toch buiten de prijzen.

LIETEN: Alle Vlaamse fractieleiders mochten dubbel zoveel mensen voordragen als ze bestuursleden hebben. Het Vlaams Belang heeft dus twee keer twee namen doorgegeven. Uiteindelijk hebben we geen moeilijke keuzes hoeven te maken: we hebben telkens de mensen kunnen selecteren die de verschillende fracties boven aan hun lijstje hadden gezet.

Dus is het toch niet uw beslissing om Morel niet te benoemen, maar wel die van haar partij?

LIETEN: U zegt het.

Jarenlang werd de raad van bestuur voorgezeten door een socialist. Nu er eens een socialistische mediaminister is, moet u het met een christendemocraat doen.

LIETEN: Maar ik ben heel blij met Luc Van den Brande! Het is echt positief dat CD&V voor een man met zulke ruime ervaring en bestuurskracht heeft gekozen. Dat mijn partij de voorzitter niet meer levert, is niet onlogisch: de SP.A is de laatste jaren kleiner geworden en heeft daardoor maar twee bestuursleden meer in plaats van drie. Het is echt niet omdat Guy Peeters de raad van bestuur niet meer voorzit dat het slecht zal aflopen met de VRT.

Gedelegeerd bestuurder ad interim Piet Van Roe zei in zijn nieuwjaarstoespraak: ‘De VRT heeft bitter weinig bondgenoten en dat geldt voor alle politieke families.’

LIETEN: Dat heb ik ook gehoord, ja. Mijn partij beschouwt zich in elk geval nog als een bondgenoot van de openbare omroep, en in het parlement heb ik nog heel wat andere partijen hetzelfde horen roepen.

Die liefdesverklaringen komen misschien een beetje laat.

LIETEN: Ik weet ook wel dat de relatie tussen de VRT en de politiek vaak gespannen is. Maar media staan nu eenmaal in het brandpunt van de samenleving en dus heeft iedereen er een mening over. Zeker politici. In de commissie Media van het Vlaams Parlement zitten ook erg kritische geesten, die zich misschien beter wat minder als de strenge controleurs van de VRT zouden opstellen. In het mediadecreet staat duidelijk omschreven wat de rol is van de gedelegeerd bestuurder, de raad van bestuur, de minister van Media en het parlement. Maar toch worden daar telkens weer discussies over gevoerd, en dat zal wellicht nooit veranderen.

Zelf kondigde u onlangs aan dat kijkcijfers niet meer zaligmakend mogen zijn.

LIETEN: Wat de VRT betreft, mogen we zeker niet in extremen vervallen. Als we alleen het aantal kijkers tellen, is er geen enkele garantie dat er kwaliteit wordt geleverd. Meten we daarentegen alleen de kwaliteit, dan doemt het spookbeeld van de nichezender weer op. Dus zeg ik: we moeten de VRT niet alleen op kijkcijfers afrekenen, maar ook op kwaliteit. Als we later dit jaar aan de voorbereiding van de volgende beheersovereenkomst beginnen, zullen we dus moeten nadenken over kwaliteitscriteria. Dat wordt ongetwijfeld weer een moeilijk debat, maar alles moet bespreekbaar zijn.

Zolang het binnen het budgettaire kader past?

LIETEN: Natuurlijk. Alles wat we de VRT vragen en opleggen, heeft onvermijdelijk een prijs. Daar moeten we rekening mee houden, want de pot met middelen is natuurlijk niet bodemloos. Integendeel.

De VRT werkt nog altijd met ongeveer 2700 personeelsleden, terwijl veel programma’s aan externe productiehuizen worden uitbesteed. Sommigen zien daar een mogelijkheid om grote besparingen door te voeren.

LIETEN:(zucht) Dat is ook zo’n eindeloze discussie. Sommige mensen blijven inderdaad benadrukken dat de VRT meer producties zelf moet maken. Maar anderen wijzen er dan weer op dat de mediasector eronder zal lijden als de VRT minder geld krijgt en dus minder programma’s uitbesteedt. Ook dat is dus een moeilijke evenwichtsoefening. Daarbij moeten we er in elk geval voor zorgen dat de VRT een aantal competenties in huis houdt en dat de kruisbestuiving met andere actoren uit de sector niet wordt tenietgedaan.

Vlaams Parlementslid Carl Decaluwé zei vorige week in Knack dat het exclusiviteitscontract dat de VRT met Woestijnvis heeft beter niet kan worden verlengd. Het productiehuis zou een aantal afgesproken programma’s niet hebben gemaakt maar daar wel voor zijn betaald.

LIETEN: Over het al dan niet verlengen van dat contract is er nog niet gesproken. Dat is trouwens een beslissing die het management en de nieuwe raad van bestuur moeten nemen.

Wel moeten we de ontwikkelingen op de markt heel goed in de gaten houden. Vandaag zien we dat er belangrijke samenwerkingsverbanden groeien tussen grote private spelers, dat productiehuizen en persgroepen elkaar vinden. Dat maakt het voor ons natuurlijk bijzonder ingewikkeld om het evenwicht te bewaren als we geschikte mediapartners zoeken voor de VRT.

Uw partij is ondertussen nog altijd op de sukkel. Bent u geschrokken van de studie van TNS-Dimarso waaruit blijkt dat de SP.A eigenlijk niet zoveel meer potentieel heeft dan de huidige 15 procent van de stemmen?

LIETEN:(haalt schouders op) De SP.A heeft in het verleden een heel belangrijke rol gespeeld in onze samenleving en zal dat in de toekomst blijven doen.

Daar wijzen de cijfers anders niet op.

LIETEN: Nee, en dat toont aan dat wij nog veel werk zullen hebben om de mensen duidelijk te maken waar we voor staan.

Meer dan twee jaar na de electorale afstraffing bij de federale verkiezingen van 2007 heeft de SP.A nog altijd haar tweede adem niet gevonden en blijft de defenestratie van Frank Vandenbroucke nazinderen.

LIETEN: Die episode is ondertussen wel verteerd, hoor. Zelf probeer ik altijd vooruit te kijken. En weet u: ik zie steeds meer positieve signalen.

Waar?

LIETEN: Er is in onze partij toch ontegensprekelijk een nieuw elan merkbaar? John Crombez levert bijvoorbeeld degelijk werk in de Senaat, in de Kamer is Bruno Tobback goed bezig en ook onze Vlaams Parlementsleden werken hard. Al die dingen tonen aan dat we ons keihard inzetten om op het beleid te wegen. Alleen merken de mensen dat nog niet genoeg. Maar dat komt. Het is alleen een kwestie van tijd.

DOOR ANN PEUTEMAN / FOTO FRANKY VERDICKT

‘Zolang de vakbonden van Opel Antwerpen nog hoop hebben, moeten wij hen steunen. Wat moeten we anders?’

‘We vinden het allemaal heel jammer dat er niet meer geld voorhanden is voor innovatie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content