Vlaamse experts: ‘We kweken een generatie van medicijnverslaafde kinderen’

© iStock
Ann Peuteman

Hoewel er vandaag niet meer zieke kinderen zijn dan vroeger, nemen ze jaar na jaar meer geneesmiddelen. ‘Het zijn de ouders die sneller ongerust zijn en het zich niet kunnen veroorloven om nachtenlang uit hun slaap te worden gehouden’, klinkt het. ‘Maar ook artsen en apothekers zouden zich vaker moeten afvragen of een kind wel echt medicatie nodig heeft.’

Alle Belgische kinderen samen krijgen jaarlijks meer dan 109 miljoen pillen, druppels, siropen en vaccins toegediend. Tien jaar geleden waren dat er volgens het Riziv nog 89 miljoen. Vooral medicijnen die problemen met de ademhaling verhelpen, worden veel verkocht. Maar ook refluxmedicatie, antibiotica en oor- en neusdruppels zijn populair. In heel wat gevallen zijn die middelen nochtans overbodig. ‘Hoewel het medicijngebruik toeneemt, hebben kinderen vandaag niet meer medische klachten dan vroeger. Wel zijn hun ouders sneller ongerust’, zegt professor kindergeneeskunde Yvan Vandenplas (VUB). ‘Ook artsen en apothekers zouden zich vaker moeten afvragen of het wel nodig is om een kind neusdruppels, antibiotica, medicatie tegen diarree of laxeermiddelen te geven.’

De meest gebruikte geneesmiddelen voor kinderen genezen helemaal niets.

Sinds de eeuwwisseling gaat het medicatiegebruik bij kinderen in stijgende lijn. Waarschijnlijk is het geen toeval dat de indrukwekkende golf opvoedingsadvies en gezondheidsinformatie net in die periode het internet begon te overspoelen. ‘Door de combinatie van de technologische ontwikkelingen en het groeiende geloof in de maakbaarheid van de mens, zijn velen ervan overtuigd geraakt dat ze elk probleem zo snel mogelijk moeten oplossen met behulp van techniek’, zegt klinisch psycholoog en psychoanalyticus Stijn Vanheule (UGent). ‘Dus gaan ze op zoek naar een pil of behandeling om de kwaal weg te nemen. Over hun problemen práten, doen mensen veel te weinig. Laat staan dat ze zich erbij kunnen neerleggen dat sommige dingen niet op te lossen vallen. Zeker als het over hun kinderen gaat. Nochtans is het soms beter om niet drastisch in te grijpen, naar je kind te luisteren en er voor hem of haar te zijn.’

Opvallend is dat de meest gebruikte medicijnen voor kinderen helemaal niets genezen: ze bekampen symptomen zonder de eigenlijke kwaal weg te nemen. Zoals veel hoestsiropen, die het hoesten alleen onderdrukken terwijl dat net een manier is om slijm naar boven te halen. ‘We zijn erg afhankelijk van middelen die ons lichaam, gedrag of gedachten reguleren in plaats van te genezen’, aldus Vanheule. ‘Een pijnstiller reguleert het lichaam maar neemt de oorzaak niet weg. Rilatine, een medicijn voor de behandeling van ADHD, zorgt alleen tijdelijk voor een zekere balans van de neurotransmitters in de hersenen.’

Slaaptekort

Wat drijft jonge ouders er dan toe om bij elk zuchtje van hun kroost naar de dichtstbijzijnde apotheek te rennen? Om te beginnen zijn velen van hen heel onzeker over hun opvoedingstechnieken. Geen enkele lapsus staan ze zichzelf toe. Wat als die ene inschattingsfout de hele ontwikkeling van hun zoon ondermijnt? Wat als hun dochter de rest van haar leven ademhalingsproblemen heeft omdat ze de ernst van haar hoest hebben onderschat? En zou het niet kunnen dat die grote blauwe plekken wijzen op een ernstige aandoening die dringend moet worden opgespoord? ‘Een kind dat huilt of jengelt, confronteert zijn ouders met hun eigen beperkingen’, legt Stijn Vanheule uit. ‘Daardoor voelen ze zich bijzonder onkundig en dat kunnen ze moeilijk accepteren. Het zou helpen om daar openlijk over te praten met andere ouders, familieleden en vrienden, maar dat doen we tegenwoordig te weinig. Uit schaamte vaak.’

Een andere reden waarom vaders en moeders elke kwaal van hun kinderen zo snel mogelijk willen oplossen, is dat de meesten een heel druk leven leiden. ‘Ze kunnen het zich niet veroorloven om nachtenlang uit hun slaap te worden gehouden door een huilende baby of hoestende kleuter. Dan zijn ze de volgende dag doodmoe en kunnen ze zich amper op hun werk concentreren’, zegt kinderarts en klinisch farmacologe Pauline De Bruyne van het UZ Gent. Omdat een oppas voor een ziek kind haast niet te regelen valt en hun eigen ouders zelf nog een job hebben, doen ze er alles aan opdat het zo snel mogelijk genezen zal zijn. Of toch in die mate opgelapt dat het weer naar school of naar de crèche kan.

Vlaamse experts: 'We kweken een generatie van medicijnverslaafde kinderen'
© Illustratie sassafras de bruyn

Het is ook door die combinatie van onzekerheid en praktische overwegingen dat zo veel ouders ermee instemmen om hun kinderen medicijnen te laten slikken die psychische of gedragsproblemen moeten tegengaan. Soms is dat echt nodig, maar lang niet altijd. In heel wat gevallen is het een leerkracht die oppert dat een van zijn leerlingen weleens ADHD of een andere concentratiestoornis zou kunnen hebben en daar dus beter pillen voor kan slikken. ‘Leerkrachten zouden beter op zoek gaan naar manieren om kinderen echt te enthousiasmeren’, zegt Vanheule. ‘Anders is het niet zo vreemd dat sommigen heel snel afgeleid zijn, niet kunnen stilzitten of met papiertjes gooien.’ Als het onderwijs zich aan de kinderen zou aanpassen in plaats van omgekeerd, zouden er volgens hem al veel minder gedragsstoornissen worden gediagnosticeerd. ‘Als een kind onder druk staat en daardoor wat kwetsbaarder is, los je dat niet alleen met een pilletje op’, zegt ook Hilde Deneyer van het Vlaams Apothekers Netwerk. ‘Zelfs als er een goede reden is om medicatie te geven, moet dat deel uitmaken van een heel traject met bijvoorbeeld ook psychotherapie.’

Allemaal reflux

Scheelt er iets met hun kind, dan gaan moderne ouders in eerste instantie raad zoeken op het internet. Daar consulteren ze dokter Google of posten ze een hulpkreet op sociale media. Vervolgens stappen ze de apotheek binnen om een van de aangeprezen middelen te kopen. Helpt dat niet snel genoeg, dan vragen ze hun huisarts of pediater om een pasklare oplossing. Liefst in de vorm van een felgekleurde pil of een mierzoet drankje. Dat zo’n dokter dan zegt dat het niet zo erg is of dat ze de tijd zijn werk moeten laten doen, slaat veel moeders en vaders danig uit hun lood. ‘Daar heb ik best begrip voor’, zegt De Bruyne. ‘Soms komen hier zelfstandigen die twee weken na de bevalling alweer in hun zaak staan. Als die baby daar dan de hele tijd ligt te krijsen en hen ’s nachts uit hun slaap houdt, is het logisch dat ze mij om een middel vragen dat al hun problemen wegneemt. Maar dat betekent niet dat ze dat ook voorgeschreven krijgen.’ Al is het voor een dokter niet altijd gemakkelijk om de boot af te houden. ‘Vertel maar eens aan een wanhopige moeder dat haar huilbaby niet organisch ziek is en dat de problemen op den duur vanzelf zullen overgaan’, aldus Vandenplas. ‘Sommige artsen schrijven in dat geval een zuurremmer voor, die is bedoeld voor baby’s die reflux hebben en daardoor veel huilen. De omgekeerde redenering gaat nochtans niet op: het is niet omdat een kind de hele tijd huilt dat het per definitie last heeft van reflux.’ Vandaag krijgt meer dan 15 procent van de zuigelingen zuurremmers, terwijl maar 3 tot 4 procent daadwerkelijk reflux heeft.

Als huisartsen of pediaters een patiëntje geneesmiddelen weigeren, bestaat de kans dat ze het nooit meer terugzien. De ouders gaan dan vaak aankloppen bij een collega die wél bereid is om medicatie voor te schrijven. ‘Er zijn mensen die op medicijnen blijven aandringen’, zegt De Bruyne. ‘Dan is het voor een arts veel gemakkelijker en minder tijdrovend om hen een voorschrift mee te geven dan om hen ervan te overtuigen dat hun kind dat niet nodig heeft. Terwijl je net de tijd moet nemen om zulke dingen met de ouders te bespreken en na te gaan hoe je ze kunt helpen’, aldus De Bruyne. ‘Kan oma inspringen? Is er een vriendin die in het weekend eens voor hun huilbaby wil zorgen? Moeten we uitkijken naar thuiszorg? Als het echt niet meer gaat, nemen we de baby soms even op zodat de ouders op adem kunnen komen.’

Vlaamse experts: 'We kweken een generatie van medicijnverslaafde kinderen'

Voor apothekers is het zo mogelijk nog moeilijker om klanten ervan te overtuigen dat ze een bepaald medicijn beter niet voor hun zoon of dochter kunnen kopen. ‘Vaak willen ouders echt een medicament mee naar huis nemen’, zegt Hilde Deneyer. ‘Als apotheker proberen we hen dan een waardig of toch minstens onschadelijk alternatief voor te stellen, zoals een plantaardig middel. Daarbij geven we altijd het advies dat ze bij de huisarts langs moeten gaan als de klachten na een paar dagen niet beter zijn.’ Toch zijn er in de praktijk nog veel apothekers die vrij te verkrijgen geneesmiddelen meegeven zonder daar ook maar één vraag over te stellen. Ook als ze voor kinderen zijn bestemd. ‘Dat gebeurt inderdaad nog’, aldus Deneyer. ‘Maar de rol van apothekers is aan het evolueren: we willen nog meer inzetten op sensibilisering en oriëntatie. Dat wil onder meer zeggen dat we telkens moeten nagaan of het wel nodig is dat een patiënt medicatie neemt. Maar zo’n veranderingstraject kost tijd.’ En geld. Een apotheker die klanten afraadt om medicijnen te kopen, schiet zichzelf vandaag in de voet. Het Vlaams Apothekers Netwerk zou dan ook graag zien dat de overheid apothekers een forfaitaire vergoeding betaalt voor de tijd die ze spenderen aan het adviseren van hun klanten. ‘Op die manier zou de overconsumptie van medicatie worden teruggedrongen. Dat zou de overheid niet alleen een besparing opleveren, maar ook de kwaliteit van de zorg verbeteren’, gelooft Deneyer.

Viagra voor baby’s

Als een kind medicatie neemt die het eigenlijk niet nodig heeft, is dat nooit zonder risico’s. ‘Door geneesmiddelen te geven, kun je een ziekte soms tijdelijk verdoezelen. Dat kan gevaarlijk zijn en een juiste diagnose bemoeilijken. Bovendien kunnen sommige klachten zoals koorts en pijn de eerste tekenen van een belangrijk beginnend gezondheidsprobleem zijn’, luidt het advies van Kind & Gezin aan zijn onthaalouders.

Daarbij komt nog dat elk medicijn bijwerkingen kan hebben. ‘Zuurremmers, bijvoorbeeld, vergroten de kans op luchtweg- en darminfecties. Kinderen die ermee worden behandeld, zouden ook een groter risico lopen om voedselallergieën te krijgen’, aldus De Bruyne. ‘We moeten dus spaarzaam met die middelen omspringen. In veel hoestsiropen, die geen bewezen effect hebben, zit dan weer codeïne, waardoor de ademhaling zwakker wordt.’

Geneesmiddelen kunnen zelfs het immuunsysteem van jonge kinderen aantasten. ‘Door sommige medicijnen, zoals zuurremmers of antibiotica, kan het darmmicrobioom van een kind worden verstoord. Het gevolg is dat het hele immuunsysteem in de war raakt’, zegt Yvan Vandenplas. ‘Als het daadwerkelijk is aangewezen om een kind die medicatie te geven, nemen we die bijwerkingen erbij – antibiotica kunnen levens redden. Maar in alle andere gevallen blijven we er beter af.’ Zeker omdat jonge patiënten nog volop aan het groeien en ontwikkelen zijn. ‘Een medicijn geven we pas aan een kind als we er zeker van zijn dat het zijn cognitieve en lichamelijke ontwikkeling niet zal schaden’, zegt Pauline De Bruyne. ‘Van de vorige generatie antihistaminica, tegen allergieën, worden kinderen bijvoorbeeld heel moe. Nemen ze elke dag zo’n pilletje, dan heeft dat invloed op hun leerprestaties en dus op hun cognitieve ontwikkeling.’

Evolutie geneesmiddelengebruik bij kinderen

van 89 miljoen dagdosissen medicatie voor kinderen in 2006 naar 109 miljoen in 2016.

Bron: Riziv/Farmanet

Apothekers en dokters vermoeden dat veel mensen weleens een middel voor volwassenen aan hun kinderen geven. Zij het in aangepaste doses. Veilig is dat niet, want in een kinderlijf hebben medicijnen soms een andere werking dan bij volwassenen. Van benzodiazepines, zoals het kalmeringsmiddel Temesta, worden volwassenen bijvoorbeeld suf. Ook sommige kinderen worden er slaperig van, maar anderen net hyperactief. Dat effect is onvoorspelbaar.’ Vandaar dat er geneesmiddelen zijn die bij kinderen voor heel andere aandoeningen worden ingezet dan bij volwassenen. Zo wordt Viagra, het bekende middel voor mannen met erectiestoornissen, op de dienst neonatologie aan baby’s met bepaalde longproblemen gegeven. Je kind zomaar een half pilletje uit je eigen strip geven, is dus nooit een goed idee.

Het al te vlot toedienen van medicijnen aan kinderen, heeft niet alleen impact op hun lichaam. Als ze niet leren omgaan met pijn en ongemak, kan dat hun psychische ontwikkeling beïnvloeden. ‘Het is alsof we steeds minder kunnen aanvaarden dat pijn een onderdeel van het leven is’, bedenkt Stijn Vanheule. ‘Vandaag wordt kinderen aangeleerd dat elk onbehagen in hun lijf, emoties of functioneren onmiddellijk met iets materieels moet worden opgelost. Een kind dat pijn heeft, krijgt een pil. Een jengelend kind, mag televisiekijken of spelletjes doen op de iPad. Op zich is er niets mis mee om af en toe zo’n pleister op de wonde te leggen. Maar als je je kind volledig in een deken van pasklare oplossingen wikkelt, creëer je een enorme afhankelijkheid. Op die manier kweken we mensen die een grote kans lopen om chronisch af

‘We schrijven medicijnen voor waarvan we niet weten of ze werken’

Terwijl de farmaceutische industrie veel geld verdient aan pediatrische neusdruppels, slijmoplossers en pijnstillers, investeert ze amper in medicatie voor echt zieke kinderen.


‘Er zijn enorm veel medicijnen voor gezonde kinderen maar veel te weinig voor hun zieke leeftijdgenoten’, zegt kindernefroloog Johan Vande Walle (UZ Gent). ‘Aangezien er heel veel gezonde kinderen zijn die af en toe verkouden zijn of buikpijn hebben, valt er veel aan hen te verdienen. De markt van zieke kinderen, daarentegen, is veel kleiner en dus voelt de farmaceutische industrie zich niet geroepen om in medicatie voor die groep te investeren.’ Om die bedrijven een duw in de rug te geven, kan het patent op een geneesmiddel verlengd worden op voorwaarde dat ze de werking ervan bij kinderen onderzoeken. Dat gebeurt ook, maar zodra het patent van het volwassenengeneesmiddel vervalt, wordt de productie van de pediatrische formule weer gestaakt.


Nu is het ook niet zo eenvoudig om nieuwe geneesmiddelen voor kinderen te onderzoeken. Bij volwassenen wordt medicatie achtereenvolgens uitgetest op cellen, ratten en muizen, gezonde volwassenen en uiteindelijk zieke mensen. Bij kinderen kan dat niet. ‘Om te beginnen lijken ratten en muizen totaal niet op kinderen’, legt Vande Walle uit. ‘Vlak na hun geboorte zijn ze veel te klein om bloedafnames te doen, hun puberteit duurt maar een paar dagen en hun geestelijke ontwikkeling is ook helemaal anders. Op gezonde kinderen kan al helemaal niets worden uitgetest omdat daar ethische bezwaren tegen zijn.’


Vandaar dat Safe-Pedrug – een consortium van kinderartsen, farmacologen en pediatrische intensivisten – op zoek is gegaan naar een diermodel dat goed op mensenkinderen lijkt. Uiteindelijk zijn ze uitgekomen bij varkens. ‘Als pediatrische medicatie op varkens wordt getest, zouden we al een idee hebben van de bijwerkingen’, aldus Vande Walle. ‘Met Safe-Pedrug hebben we al aangetoond dat studies voor medicatie voor kinderen vroeger en beter moeten gebeuren, en nu kunnen we dus ook een bruikbaar diermodel naar voren schuiven. Maar er zal pas echt iets veranderen als de financiering wordt aangepast.’ Zo zouden bedrijven die hun middel ook bij kinderen bestuderen, beloond kunnen worden met een langer patent.


Hoe schrijven pediaters vandaag dan medicijnen voor ernstig zieke patiëntjes voor? ‘Ik bereken welke dosis het kind in kwestie nodig heeft en vraag de apotheker van het ziekenhuis dan om een pil voor een volwassene fijn te malen en in kleine verpakkingen te doen’, legt Vande Walle uit. ‘Alleen zitten de werkzame bestanddelen niet evenredig over zo’n pil verspreid. Bovendien weten we niet zeker of het medicament na die verwerking nog actief is. We schrijven dus massaal medicijnen voor waarvan we niet weten of ze werken.’


Omdat een geneesmiddel bij een kind niet altijd dezelfde werking heeft als bij een volwassene, is het ook niet evident om de juiste dosis te bepalen. Vande Walle: ‘Het lijkt logisch om de dosis af te stemmen op het lichaamsgewicht van een kind. Maar dan ga je ervan uit dat alle organen meegroeien met het lichaam, en dat is niet zo. Een heel jong kind heeft in verhouding tot zijn lichaam bijvoorbeeld een veel groter hoofd en lever. Daarom zijn we aangewezen op een computermodel waarin we de kenmerken van een kind en de data van een volwassenenmedicijn kunnen stoppen. Zo komen we tot een schatting van de juiste dosering.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content