Met hun nieuw centraal akkoord hebben de sociale partners hun eer teruggewonnen. Een gesprek met Mia De Vits, algemeen secretaris van het Algemeen Belgisch Vakverbond.

De sociale partners raakten het de jongste jaren over weinig eens. Drie keer na elkaar mislukte hun overleg: er kwam geen groot sociaal pact, het toekomstcontract voor de werkgelegenheid sneuvelde en ook het centraal akkoord voor 1997-1998 ging de mist in. Premier Jean-Luc Dehaene deed het dan maar zelf.

De vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers sloten nu wél een ontwerp van centraal akkoord voor 1999-2000. Veel belangrijker dan de inhoud is het feit dat zij hun traditionele bevoegdheidsdomein opnieuw bezetten. De eerste minister is er verre van rouwig om: iedereen moet zijn rol spelen en zo blijft het maatschappelijk evenwicht intact.

Voor directeur-generaal Wilfried Beirnaert van het Verbond van Belgische Ondernemingen en voorzitter Willy Peirens van het ACV was dit de laatste onderhandelingsronde. Algemeen secretaris Mia De Vits van het socialistisch vakverbond blijft nog even. Hoe krachtdadig De Vits op de tribune ook kan klinken, aan de onderhandelingstafel weet zij dat een akkoord neerkomt op geven en nemen en dat vakbondswerk bestaat uit vele kleine stappen.

Het akkoord geeft prioriteit aan de werkgelegenheid. Dat klinkt voorbijgestreefd nu de werkgevers erover klagen onvoldoende nieuwe medewerkers te vinden, minister van Arbeid Miet Smet sancties plant voor werkonwillige werklozen en uzelf de werkloosheidsvallen erkent, waardoor werklozen de uitkering verkiezen boven een loon.

Mia De Vits: Met de werkgelegenheid gaat het inderdaad beter. Maar er groeit een duale maatschappij. Aan de ene kant zijn er voor bepaalde jobs tekorten op de arbeidsmarkt, aan de andere kant staat er een grote groep langdurig werklozen, die maatschappelijk uitgesloten worden. Voor die groep is het belangrijk dat de sectoronderhandelingen niet alleen gaan over lonen, maar ook over werkgelegenheid. Vroeger hadden de werkgevers het alleen over hun concurrentiekracht, nu aanvaarden zij ook onderhandelingen over werkgelegenheid en vorming.

De klacht duikt weer op dat vele werklozen niet willen werken.

De Vits: Dat is een slogan. De tekorten op de arbeidsmarkt hangen samen met veel zaken. In sommige sectoren zijn de arbeidsomstandigheden niet goed, in andere ligt het loon te laag. Bedrijven hebben de neiging om overgekwalificeerden aan te werven. Wij ontkennen niet dat er knelpuntberoepen bestaan, maar dat werklozen niet willen werken, is een simplistische stelling. Wij accepteren sancties voor werklozen die een aangeboden job of vorming weigeren. Zonder verplichte beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt is ons stelsel van werkloosheidsuitkeringen niet houdbaar.

Over het strenger optreden tegen werklozen van minister Smet bent u nog niet uitgepraat.

De Vits: Miet Smet verdedigt wel ons werkloosheidsstelsel, maar haar aanpak zit te zeer in de sfeer van het repressieve. Dat is een Europese en internationale tendens. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling vindt de Belgische uitkeringen te hoog. Ik heb pas een alleenstaande vrouw van 52 jaar aangeworven, zij moest als werkloze leven met 22.000 frank per maand. Er bestaat inderdaad een spanning tussen de uitkering en het minimumloon. Wie gaat werken, heeft kosten voor verplaatsing, kinderopvang… Dat los je niet op door de uitkeringen te verlagen. Daarom verhoogt het akkoord de minimumlonen: mensen die werken, moeten netto meer overhouden dan nu. Wij pleiten voor een positieve aanpak: vorming en jobs aanbieden.

Het nieuwe centraal akkoord kwam er sneller dan verwacht. Het sociaal overleg is gered, zegt men nu. Hoe stuk was het dan wel?

De Vits: We komen uit een moeilijke periode. Niemand ontkent dat het goed was om op federaal vlak tussen de sociale partners tot een compromis te komen. Wij trekken daarmee zelf het kader waarbinnen de sectoren onderhandelen. Vorige keer deed de regering dat, omdat wij geen akkoord hadden. Dat kon zo niet blijven, omdat dat het overleg in de bedrijfstakken bedreigt. Dan ontstaat de gevaarlijke tendens naar ondernemingsakkoorden.

Waarom is dat gevaarlijk?

De Vits: Sommige werkgevers, gelukkig niet de meerderheid, wijst Europese, centrale en sectoriële akkoorden af als bijkomende loketten. Zij willen hun zaken in de onderneming regelen. Dat zijn altijd corporatistische akkoorden die niet passen in een grotere solidariteitsinspanning. Ze leiden tot Amerikaanse toestanden.

Europa en vooral de monetaire unie met de euro wegen zwaar op het sociaal overleg in de lidstaten.

De Vits: Het is een drastische verandering; de loonstructuren worden doorzichtiger. Omdat de loonevolutie in België is afgestemd op de buurlanden, praten wij nu met de bonden in Nederland, Duitsland en Luxemburg en ik hoop dat Frankrijk volgt. Wij moeten onze syndicale strategieën op elkaar afstemmen. Zijn wij het eens om minstens de koopkracht te beveiligen? In het verleden hebben de Nederlanders akkoorden gesloten onder het koopkrachtbehoud. Onderhandelen wij alleen over lonen, of richten wij ons op de werkgelegenheid? Wij moeten zeker vermijden dat de lidstaten mekaar op sociaal vlak beconcurreren.

De Azië-crisis en de problemen in Rusland drukken de economische groeicijfers naar beneden. U krijgt opnieuw te horen dat u moet oppassen met looneisen.

De Vits: Wat doet Europa met die lagere groeicijfers? De Europese top in Wenen kan straks niet alleen gaan over richtsnoeren voor de werkgelegenheid. Betere vorming, dat is goed, maar wij hebben een economisch beleid nodig dat werkgelegenheid schept. Het is niet duidelijk of Europa dat wenst. Fixeert Europa zich alleen op een monetaire politiek met een sterke munt, of bouwt de Europese Centrale Bank marges in voor meer economische groei en meer werkgelegenheid?

De slinger lijkt naar het evenwicht terug te keren.

De Vits: Gelukkig. De sociaal-democratische minister van Financiën in Duitsland, Oscar Lafontaine, durfde de centrale bank als eerste te zeggen dat Europa niet enkel een monetaire, maar ook een sociale doelstelling heeft. Dat was een positief signaal. Een beetje druk op de centrale bank zou goed zijn; een beetje verplichting om zich te verantwoorden tegenover het parlement.

Europa kan veranderen met sociaal-democraten aan het bewind in dertien van de vijftien lidstaten.

De Vits: Het is nu het moment. De euromaatregelen zijn genomen en de euro biedt kansen. Maar nu is er politieke wil nodig om iets te doen voor de sociale convergentie en de werkgelegenheid. We kunnen toch niet zitten wachten tot de markt sociale effecten zal hebben en banen scheppen. Het Verdrag van Maastricht heeft een sociaal protocol. Fantastisch, maar het is niet ingevuld. De politieke wereld moet opnieuw beseffen dat zij niet alles aan de markt kan overlaten of alles kan laten dicteren door de centrale bankiers. De vraag is: wij hebben morgen een sterke euro, maar gaat het nu beter?

De Europese sociale dialoog komt niet van de grond.

De Vits: De werkgeversvereniging Unice ligt dwars. Wij hadden veel hoop gesteld op de nieuwe voorzitter Georges Jacobs, die vroeger voorzitter was van het VBO. Maar op zijn eentje kan hij de vereniging niet naar de sociale dialoog stuwen. De werkgeverswereld beheert Europa met dumping van het ene land naar het andere; pure concurrentie. Dat geeft misschien op de korte termijn een voordeel, maar het is geen manier om de maatschappij te laten functioneren. Het is niet de bedoeling dat alle lidstaten op hetzelfde niveau staan, met bijvoorbeeld overal eenzelfde minimumloon. Maar er moet wel een minimumloon zijn, en sociale principes die de lidstaten aan eigen snelheid invullen. Dat de sociale dialoog niet goed functioneert, ontslaat de Europese Commissie niet van haar verantwoordelijkheid. Ze moet meer voorstellen doen op het sociale vlak.

Aan de andere zijde lijkt het Europees Vakverbond zwak.

De Vits: Het EVV is nog te veel een lobbygroep. De nationale reflexen van de vakbonden blijven te groot. De werkgevers hebben weinig van acties te vrezen. Hoewel dat nu stilaan op gang komt; jammer genoeg bij drama’s als Renault of Levi’s, maar er is nu toch een begin van Europese actie bij de spoorwegen.

In België hebben de sociale partners hun bevoegdheid over lonen en arbeidsvoorwaarden teruggeëist.

De Vits: Vooral voor de lonen was dat belangrijk. Wij hebben het niet nodig dat de regering een loonnorm voorschrijft, wij kunnen dat zelf in vrijheid en verantwoordelijkheid. De 5,9 procent stijging voor 1999-2000 in het akkoord is geen imperatief maximum, wel een referentie. Ze steunt op de vermoedelijke evolutie van de lonen in de referentielanden en kan na afloop van de onderhandelingen in die landen worden bijgestuurd. Ik weiger dat puur mathematisch te bekijken. De loondoelstelling laat een veel grotere appreciatie toe dan een vaste loonnorm. Wij gaan achteraf toch geen bedrijfssector sanctioneren die boven de 5,9 procent gaat, omdat er iets voor de werkgelegenheid is gedaan?

Meer en meer blijkt dat de loonmatiging alleen voor de uitvoerende werknemers is bedoeld.

De Vits: Absoluut. De hogere bedienden en de kaderleden krijgen extra legale pensioenen. De werkgevers wensen met kapitaal- en winstparticipaties voor sommige van de personeelscategorieën aan de loonmatiging te ontsnappen. Winstparticipaties bestaan al, daar hoeven geen met overheidsgeld gestimuleerde kapitaalparticipaties bij. Wie denkt daardoor iets in zijn bedrijf te zeggen te krijgen, vergist zich. Bovendien kan bij kapitaalfluctuaties een deel van het gekregen geld verloren gaan.

Is de loonmatiging nu een permanente toestand?

De Vits: Wij geven prioriteit aan de werkgelegenheid en de bescherming van de sociale zekerheid. Maar wij hebben altijd het koopkrachtbehoud gewaarborgd. De groei van de koopkracht is gematigd, maar niets zegt dat ze in de toekomst geen grotere prioriteit moet krijgen. Dat is economisch belangrijk. Bedrijven moeten kunnen verkopen. Als er meer werklozen aan het werk komen, verhoogt globaal de koopkracht. Maar ook de koopkracht van de actieven kan verhogen. Met een matige loonstijging op een ogenblik dat de economische groeicijfers verzwakken, hebben wij straks een overgewaardeerde euro. Dan zal men de euro moeten devalueren. Dat is toch niet de situatie die wij wensen.

Het nieuw centraal akkoord besteedt uitzonderlijk veel aandacht aan de vorming.

De Vits: Zelfs het VBO aanvaardt dat wij een achterstand hebben op de omringende landen. Dat de werkgevers vorming niet langer beschouwen als een kost, maar als een investering, is een belangrijke nieuwigheid. Als er tekorten zijn op de arbeidsmarkt, dan moet er iets aan opleiding gebeuren. Permanente opleiding gedurende de hele loopbaan. Het is te gemakkelijk te zeggen dat veertig- en vijftigjarigen niet meer meekunnen met de technologische evolutie, alsof dat een groep van risicowerknemers is. De vorming moet naar alle categorieën van het personeel gaan. Nu is die sterk op de kaders gericht. Vrouwen, bijvoorbeeld, komen bijna niet in aanmerking.

Naast die permanente opleiding gaan bedrijven meer investeren om werklozen op de arbeidsmarkt te helpen. Er is een speciale inspanning nodig voor de langdurig werklozen: van de bedrijven die te snel vinden dat zij niet meer inschakelbaar zijn, van de tewerkstellings- en de vormingsdiensten, en van de werklozen zelf. De begeleide bedrijfsstages die de Vlaamse minister voor Tewerkstelling Theo Kelchtermans voor langdurig werklozen opzet, zijn een zeer geschikt instrument.

Komt er een vormingsnorm naast de loonnorm?

De Vits: De werkgevers vergelijken onze loonevolutie met die in de buurlanden. Wij doen dat voor vorming en voor werkgelegenheid. Op die drie terreinen zet het centraal akkoord een streefdoel voorop. Als wij op die drie terreinen de objectieven niet bereiken, houdt het akkoord geen stand. Voor de eerste keer is er ook een sanctie. De sectoren en ondernemingen die de doelstellingen over vorming en werkgelegenheid niet halen, krijgen de verlaging van de sociale bijdragen niet.

Het grove werk moet nu in de bedrijfstakken gebeuren.

De Vits: Het centraal akkoord trekt de krijtlijnen en geeft de sectoren opdracht het akkoord in te vullen.

Bestaat in de bedrijfstakken niet meer belangstelling voor de groei van de koopkracht dan voor werkgelegenheid?

De Vits: De sectoren moeten een tewerkstellingsakkoord sluiten en zullen daarin uitmaken wat naar loonsverhoging gaat en wat naar arbeidsherverdeling. Wij hebben geen keuzemenu met formules uitgetekend. Arbeidsherverdeling, werktijdverkorting is maatwerk en de sectoren moeten formules zoeken die aangepast zijn aan de organisatie van de sector, de toestand van de bedrijven en de productiewijze. In sommige sectoren komt collectieve werktijdverkorting zeker op tafel.

Topman Kris Peeters van de zelfstandigenvereniging beweert dat werktijdverkorting nog nooit een arbeidsplaats heeft opgeleverd.

De Vits: De werktijdverkorting sedert de 48-urenweek – nog altijd de Europese norm – heeft zeker arbeidsplaatsen opgeleverd. Maar ook de kwaliteit van het leven speelt mee: meer tijd voor het gezin bijvoorbeeld. Het betaamt niet dat hij zegt een goed akkoord te hebben gemaakt omdat de 38-urenweek er niet in staat. Ik spreek niet over winnaars of verliezers. Er zit evenwicht in het akkoord en dat is het belangrijkste. Ik had dat liever in overleg geregeld, maar nu zullen wij bij de volgende regeringsvorming de wettelijke 38-urenweek eisen, zoals wij dat trouwens ook voor de 39-urenweek hebben moeten doen.

De sociale dialoog in de kleine en middelgrote ondernemingen blijft moeilijk.

De Vits: Positief is dat de middenstandsverenigingen voor het eerst het belang van de sociale dialoog onderkennen. Het overgrote aantal van de ondernemingen in dit land is klein of middelgroot. Voorlopig gaat het voorzichtig om een externe dialoog en niet over een rechtstreekse syndicale aanwezigheid in de onderneming. Er stellen zich in de kmo’s veel problemen met de sociale wetgeving en de lonen en met mensen die niet durven reageren uit schrik hun job te verliezen. Het externe overleg, zoals dat in de sector van de zelfstandige kleinhandel bestaat, zal de contacten tussen het NCMV en de vakbonden verbeteren. Het moet op termijn leiden tot syndicale aanwezigheid in kmo’s.

Vlaanderen dreigde met een eigen akkoord als het overleg op federaal vlak bleef mislukken. Is een Vlaams sociaal akkoord nu nog nuttig?

De Vits: Nieuw in het centraal akkoord is dat het plaats biedt aan de regio’s voor de vorming van werknemers en werklozen. Om vormingsinitiatieven aan te passen aan de arbeidsmarktsituatie in Vlaanderen, bijvoorbeeld. Maar als wij streven naar kaderakkoorden op Europees vlak moeten wij in België het arbeidsvoorwaardenbeleid en het loonbeleid toch niet opsplitsen in regionale collectieve arbeidsovereenkomsten.

Het realiseren van een gelijke functieclassificatie voor mannen en vrouwen wordt een dure operatie.

De Vits: De directe discriminatie van de vrouwen is weggewerkt, maar indirecte discriminatie blijft bestaan omdat hun jobs lager gewaardeerd en dus minder betaald worden dan die van de mannen. Studies voorspellen dat de invoering van niet-discriminerende functieclassificaties twee procent kostenstijging meebrengt, dat is serieus. Maar de sectoren kunnen dat in de tijd spreiden.

In het akkoord staat niets te lezen over migranten, vluchtelingen en illegalen.

De Vits: Een zwaar probleem. Voor de migranten proberen wij de discriminaties bij aanwerving en voor vorming weg te werken. Maar wij beschikken nog niet over echt afdwingende maatregelen. Voor de “zonder papieren” steunen wij de actiegroepen in hun eis om allochtonen te regulariseren die aan bepaalde objectieve criteria beantwoorden.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content