De Frans-Belgische oliegroep TotalFina wil fusioneren met Elf Aquitaine. Bij Petrofina voelen ze nattigheid.

Tot 1 december van vorig jaar was Petrofina de grootste industriële groep van België. Toen kondigde de Fransman Thierry Desmarest aan dat zijn Total Petrofina opkocht. Maar, verzekerde Desmarest, de Belgen die vreesden voor de zoveelste verkoop van een nationale parel aan Frankrijk, moesten wel weten dat hier een versterking van de Belgische oliegroep werd beoogd. De waarborgen daarvoor lagen op tafel: aan de raffinaderij in Antwerpen en de chemiefabrieken in Antwerpen en Feluy zou niet geraakt worden. Drie besluitvormingscentra bleven in Brussel. Petrofina-topman François Cornelis promoveerde in Parijs tot tweede in bevel. Het olieaandeel bleef op de Brusselse beurs genoteerd. Het gefusioneerde TotalFina was zelfs zo vriendelijk zich voortaan een Frans-Belgische groep te noemen.

Dat kan straks allemaal grondig veranderen, als het voormalige Belgische Petrofina volledig verwatert in de fusiegroep TotalFina- Elf Aquitaine. Desmarest laat zich kennen als een snelle jongen. Statutair is de fusie met de Belgen nauwelijks verwerkt en op het terrein moet de fusie als het ware nog starten – de Franse en de Belgische tak van de groep passen nog lang niet in elkaar. Toch doet het nieuwe TotalFina een bod ter waarde van 1700 miljard frank op zijn landgenoot Elf Aquitaine.

Het gaat om een zogenaamd defensieve opkoop, die moet vermijden dat de grootste concurrent in andere handen zou verzeilen. In die van de Brits-Nederlandse groep Royal Dutch/Shell, bijvoorbeeld. Elf lijkt de laatste jaren inderdaad op de sukkel. Het miste een aantal pogingen tot overname – zelfs de alom verwachte overname van Petrofina (!) ging de mist in.

Het gaat er dezer dagen koortsachtig toe in Parijs. Het financiële centrum staat er op zijn kop sinds Michel Pébereau van de Banque Nationale de Paris een vijandig dubbelbod uitbracht op de Société Générale en de Paribas ( zie ook p. 38).

Ook Elf heeft het bod van TotalFina prompt als vijandig bestempeld. Niet ten onrechte trouwens. Er is tussen de beide maatschappijen nooit over gepraat. De veelgeplaagde Elf-voorzitter Philippe Jaffré verwerpt het bod als voorbarig, vaag, niet-industrieel en tot mislukking gedoemd. Volgens hem kleven er te veel nadelen aan de fusie: een te grote overlapping in de exploratie en de productie van olie. Plus – en dat houden de Belgen in TotalFina best in het oog – een overcapaciteit in de raffinage.

ALBERT FRERE DIENT ALS WAARBORG

Bij zulke spannende evenementen is de Belgische financier Albert Frère altijd in de buurt. Het Belgische kapitalisme van Frère was er de oorzaak van dat Petrofina nooit de financiële middelen kon verzamelen om zelf te groeien. Nee, het moest opgegeten worden in plaats van zelf op te eten. Op het vuur houden, verkopen en meerwaarden incasseren, dat is de regel van het holdingkapitalisme à la Frère. Dankzij de Petrofina-operatie is hij (met een kleine tien procent) de grootste aandeelhouder van TotalFina, en tevens vice-voorzitter van de raad van bestuur. Dat Albert Frère meewerkte aan het bod op Elf Aquintaine, stelt de Franse groep gaarne voor als een waarborg voor de Belgische belangen. In België denken ze daar wel even anders over.

Mogelijk broedt Elf Aquitaine op een tegenzet, of roept het een buitenlandse witte ridder – het al genoemde Royal Dutch/Shell bijvoorbeeld – ter hulp. Maar dat zou de Franse regering onaangenaam vinden. De Franse minister van Industrie Christian Pierret liet al weten dat de regering geen gebruik zal maken van het vetorecht, dat ze na de privatisering van Elf behield. Nog duidelijker steunt de invloedrijke minister van Financiën en Economie Dominique Strauss-Kahn de fusie. Volgens hem houdt Frankrijk met deze zet zijn energiebevoorrading uit Britse en Amerikaanse handen. Een beetje chauvinisme misstaat nooit in Frankrijk.

Als de fusie doorgaat, klimt TotalFina/Elf Aquitaine naar de vierde plaats op de wereldranglijst van oliemaatschappijen. Alleen nog Exxon Mobil, Royal Dutch/Shell en BP Amoco Arco liggen (flink) voorop. De nieuwe Franse groep laat wel het peloton met Chevron en Texaco achter zich.

De oliesector maakt een nooit eerder geziene fusiegolf mee. De grote groepen hersmeden zich tot mondiale mastodonten, met jaaromzetten die de begroting van een middelgroot land ruimschoots overtreffen. Om schaalvergroting en sanering is het ze te doen: op die manier willen ze ontsnappen aan de noodtoestand waarin de vroeger zo royaal levende sector is beland. De olieprijzen zakten tot op een historische diepte en de overcapaciteit in de raffinage is dramatisch. Het leed valt niet langer alleen toe te schrijven aan nog eens een uitzonderlijk zachte winter, of een monetaire crisis in Azië of Latijns-Amerika. Het probleem van de olie is structureel: dankzij een betere technologie verlaagt het energiegebruik. Auto’s, bijvoorbeeld, rijden steeds zuiniger. Bovendien moeten de oliemaatschappijen vlug en goed renderen: in de nieuwe beurscultuur wordt niet meer op lange termijn gedacht, maar met kwartaalcijfers gerekend.

Voorzitter Thierry Desmarets van TotalFina voorspelt dat, als gevolg van de fusie, de winst per aandeel de volgende drie jaar met acht procent zal stijgen. Dat weten de aandeelhouders van de betrokken groepen wel te waarderen. Sinds het begin van de operatie stijgt de koers van het aandeel.

De aangekondigde synergie is dan ook indrukwekkend. Voor exploratie en ontginning van ruwe olie en aardgas sluiten de twee groepen naadloos bij elkaar aan – de overlappingen doen zich voor in de raffinage en de verkoop. De kostenbesparingen dankzij de samenwerking lopen op van zestien miljard frank volgend jaar tot bijna vijftig miljard frank in 2002.

Aan die kostenbesparingen hangt wel een prijskaartje. Zo’n vierduizend jobs moeten verdwijnen – waarvan de helft in Frankrijk maar zonder naakte ontslagen. Beursanalisten houden rekening met een grotere sociale rampspoed.

DE HOER VAN DE REPUBLIEK

Desmarest beweert op dit ogenblik geen plannen te hebben voor de sluiting van een raffinage. Aan de Belgische pers meldde hij dat de Belgen buiten schot blijven. Dat klinkt geruststellend. Maar het blijft voorspelbaar dat de resterende autonomie van het oude Petrofina verwatert in de gefusioneerde Franse groep. Twee grote Franse groepen tegen één Belgische: de rekening is vlug gemaakt. Van de raffinaderijen van de grote oliegroep liggen er zes in Frankrijk en één in Antwerpen. Totnogtoe staat de Belgische petrochemie alleen en sterk in de TotalFina-groep. Elf is wel belangrijk in de kunststoffen, en is dus een concurrent voor Antwerpen en Feluy. De krachtenbundeling leidt zeker tot rationaliseringen. Niemand hoeft meteen voor een nieuw drama Renault-Vilvoorde te vrezen. Maar bij capaciteitsuitbreidingen en investeringen is het gevaar reëel dat de Belgen in de grote Franse groep weinig gewicht in de schaal zullen kunnen leggen. En in stilte de oude glans verliezen. De Brusselse beurs onthaalde de voorgenomen fusie meteen als slecht nieuws. Het TotalFina-aandeel doet het nu goed, omdat een vijfde van die aandelen bij het Belgisch publiek zit. Dat ziet er na de fusie wel enigszins anders uit.

De nieuwe fusiegroep krijgt in de marge meteen het verhaal van Christine Deviers-Joncour met de ongelimiteerde kredietkaart opgezadeld. Begin van de jaren negentig zette de voormalige public-relationsvrouw van Elf lijf en leden in voor de belangen van de groep én van Frankrijk. Via de oliegroep kreeg het land bijvoorbeeld onderzeeërs aan Taiwan verkocht. La putain de la République – zoals ze haar eigen verhaal betitelt – was de vriendin van de oud-minister van Buitenlandse Zaken Roland Dumas. Op diens rekeningen stonden ettelijk onverklaarbare miljoenen. Justitie stelde Dumas in staat van beschuldiging wegens belangenvermenging en corruptie.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content