Volgens Fons Verplaetse zal de overheid nóg meer geld moeten pompen in de banken. Hij berekende dat we met de huidige economische crisis zes jaar aan welvaartsopbouw verliezen: ‘Dat komt overeen met een inspanning van 1850 euro per Belg. En dan hebben we nog steeds geen budgettair overschot om de vergrijzing aan te pakken.’

‘Ik heb de indruk dat op dit ogenblik het Fortisdossier vooral op doctrinaire wijze wordt benaderd’, zegt eregouverneur Fons Verplaetse over wat zich de laatste dagen, weken en maanden heeft afgespeeld rond de grootste bank van het land. ‘Moet Fortis een staatsbank zijn of een privébank, zelfs al is ze dan in vreemde handen? Ik hoor daarover weinig rationele argumenten. Daarom zou het goed zijn als men de gemoederen nu eerst wat zou laten bedaren. Daarna bestaat de kans om tot een rationele oplossing te komen voor Fortis Bank.’

Op de woelige aandeelhoudersvergadering van woensdag 11 februari in Brussel werd de verkoop van de Fortis Bank door de regering aan BNP Paribas met een nipte meerderheid verworpen. Daarbij kregen regering en verantwoordelijke bestuurders de volle laag van vele aandeelhouders. ‘Ik begrijp die mensen hun ontgoocheling wel, ze hebben veel geld verloren. Maar in het Fortisdossier heeft de regering destijds haar volle verantwoordelijkheid genomen in het belang van het land, de spaarders, het personeel en de klanten. Achteraf is het altijd gemakkelijk te stellen dat men beter tot deze of gene modaliteit zijn toevlucht had genomen. Eigenlijk ben ik ervan overtuigd dat het voor de concrete situatie van Fortis Bank over een zestal maanden niet zoveel uitmaakt of de ja-stemmers of de nee-stemmers het woensdag op de algemene vergadering hebben gehaald. Laten we nu vooral de tijd nemen om een goede oplossing voor Fortis uit te werken.’

Nu Fortis Bank in staatshanden is, vrezen sommigen dat de kredietwaardigheid van België in gevaar komt, maar Verplaet-se gaat daar niet in mee: ‘Hoeveel geld heeft de Belgische overheid al in Fortis gestoken? 15 miljard euro. Dat betekent slechts 4 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Als gevolg daarvan zal ons land in 2010 een bruto-overheidsschuld hebben van 94 procent van het bbp in plaats van 90 procent. Het is echt niet de participatie in Fortis die de globale kredietwaardigheid van de Belgische overheid ernstig zal aantasten.’

Het is de eerste keer dat Verplaetse zich uitlaat over de bankencrisis en haar gevolgen voor de bedrijven, de overheidsfinanciën en onze portemonnee. Als hij ingaat op het ontstaan van de crisis spaart hij zijn ex-collega Alan Greenspan, de vroegere gouverneur van de Amerikaanse centrale bank, helemaal niet. ‘Natuurlijk is het lagerentebeleid dat hij in de VS voerde een van de oorzaken van de kredietcrisis. De gemiddelde geldmarktrente bedroeg in 2002-2004 1,5 procent bij een inflatie van 2,2 procent. Dat wil zeggen dat je zeer goedkoop kon lenen en dat werd dan ook massaal gedaan. Zo is de vastgoedbubbel ontstaan. Daarbij was iedereen ervan overtuigd dat de vastgoedprijzen niet zouden dalen. Tot de rente eind 2006 toch moest worden opgetrokken, de mensen hun leningen niet meer konden terugbetalen, massaal veel huizen verkocht moesten worden en de Amerikaanse vastgoedprijzen dus in elkaar stuikten.

‘Die lage rente had nog een ander gevolg: de banken verdienden niet meer zo makkelijk geld, omdat het verschil tussen de rente op lange en op korte termijn zeer klein was. Ze zijn dan op zoek gegaan naar andere financiële producten om meer geld te verdienen. Daarbij verlieten ze het pad van het traditionele bankieren: ze hebben nieuwe, innovatieve producten ontwikkeld en zijn die gaan verkopen. Zo hebben ze bijvoorbeeld risicovolle en minder risicovolle leningen verknipt en ze herverpakt en dan verder verkocht aan andere financiële instellingen.’

Zo veranderde in enkele jaren tijd de rol van de bankier: hij werd steeds meer handelaar in financiële producten, hij deed eerder aan trading dan aan banking?

FONS VERPLAETSE: Klopt. Ik heb steeds geleerd dat de financiële instellingen spaargeld moesten laten rijpen. Het geld van de spaarder dat ze ontvingen tegen een rente, leenden ze uit op langere termijn tegen een hogere rente. Maar daarin toonden de banken minder en minder interesse, omdat ze er niet zo veel mee konden verdienen. Ze zijn vooral financiële producten gaan verhandelen. Die handel werd gedreven door mooie commissielonen: hoe meer ze van die producten konden slijten, des te meer ze verdienden. Daarbij werd hen door niemand iets in de weg gelegd. De ratingbureaus bijvoorbeeld, die de financiële producten moesten beoordelen, hadden nauwelijks oog voor de potentiële risico’s.

De toezichthouders, die moeten waken over de gezondheid van de financiële sector, grepen ook niet in.

VERPLAETSE: In de VS was er een groot vertrouwen in het zelfregulerende karakter van de markt, dus daar was de rol van de toezichthouder sowieso beperkt. En in Europa zijn de toezichthouders onvoldoende waakzaam geweest.

Waarom waren de Europese toezichthouders, zoals de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) in België, zo laks?

VERPLAETSE: De toezichthouders aarzelden om de bescherming en transparantie voor consumenten en individuele beleggers te verhogen omdat ze vreesden de financiële innovatie te fnuiken en zo ook de winst van de banken te verminderen. Ze waren dus vooral bekommerd om de financiële instellingen die ze controleerden.

Wat moet er in de toekomst met dat toezicht gebeuren?

VERPLAETSE: De toezichthouder moet minder de ogen dichtknijpen en beseffen dat hogere winsten meestal ook hogere risico’s meebrengen. Meer algemeen moet het toezicht op banken met grensoverschrijdende activiteiten ook internationaal georganiseerd worden. Idealiter op wereldvlak, maar daar hebben de VS geen interesse voor. Een Europese toezichthouder is daarom al een enorme verbetering, maar ook dat zal tijd en inspanningen vergen. Want de Fransen en de Duitsers hebben vandaag verschillende toezichtsystemen, en ze denken allebei dat dat van hen het beste is. We moeten er zeker voor zorgen dat de concurrentie tussen nationale regelgevingen wordt afgebouwd. Ik geef een voorbeeld: als je als bankier een financieel product wilt lanceren, moet je daarvoor de toestemming krijgen. Luxemburg is daarin toleranter dan andere landen, dus trekt die bankier naar Luxemburg en krijgt hij daar de toelating. En vervolgens moet het financiële product ook in de andere Europese landen worden toegelaten, anders zou er zogezegd concurrentievervalsing zijn. Dat is niet gezond.

Hoe belangrijk zijn die innovatieve financiële producten voor de Belgische banken?

VERPLAETSE: Het totale actief van alle financiële instellingen in België bedroeg einde november 2008 1344 miljard euro. Voor een gemiddelde Belgische kredietinstelling komt daarvan slechts 38 procent van klanten. Pakweg 900 miljard komt dus van elders. Zo komt 26 procent van het actief van een bank eigenlijk van andere banken, want banken lenen elkaar voortdurend geld. Als je weet dat meer dan een kwart van het bankactief daarvan afhangt, besef je hoe belangrijk die interbancaire markt is. Toen de banken elkaar begonnen te wantrouwen, omdat ze vreesden dat ze hun geld niet meer zouden terugzien, viel die interbancaire markt stil: banken leenden geen geld meer aan elkaar. Omdat ze niet meer aan elkaar leenden, kwamen ze in liquiditeitsproblemen. Dan zijn de centrale banken met enorme bedragen over de brug gekomen en zo werd het liquiditeitsprobleem opgelost. Maar uw vraag was hoe belangrijk de innovatieve financiële producten zijn voor de Belgische banken. Wel, 10 procent van het actief komt van effecten en andere waardepapieren, en die omvatten dus die innovatieve financiële producten.

Een aantal van die innovatieve financiële producten bleken plots veel minder waard te zijn dan aanvankelijk gedacht. Het waren rommelkredieten, waarvan de waarde in de boeken moest worden aangepast.

VERPLAETSE: En dat leverde zeer grote problemen op: omdat ze minder waard waren, werd ook het eigen vermogen van de banken aangetast. Het eigen vermogen van een gemiddelde Belgische kredietinstelling bedraagt 3,7 procent van het totale actief. Als je een vijfde waardeverminderingen – en dat is niet veel – op die innovatieve financiële producten moet doorvoeren, omdat het rommelkredieten blijken te zijn, dan betekent dat een vermindering met 2 procent van het totale actief. Maar dat komt wel overeen met meer dan de helft van het eigen vermogen. Dat is dus zeer ingrijpend. Enkel de overheden konden het eigen vermogen van de banken nog stutten, alleen zij konden de solvabiliteit van de banken op peil houden.

De Belgische overheid heeft dan ook meerdere banken gesteund.

VERPLAETSE: Ze had natuurlijk geen keuze. De overheid heeft op verschillende manieren ingegrepen (zie schema). En kijk eens naar het totaalbedrag: 25,2 miljard euro of 7 procent van het bbp heeft ze al in de banken gestoken. En dan moet je weten dat het totale eigen vermogen van alle Belgische banken ruim 50 miljard is. Dan is 25 miljard zeer veel geld.

En zijn we nu aan het einde van het overheidsingrijpen?

VERPLAETSE: Volgens mij niet. De overheid heeft recent al voor de tweede keer KBC moeten helpen en ik denk dat die tweede ronde nog niet ten einde is. Je moet er zelfs rekening mee houden dat er nog een derde ronde komt. Want wat gebeurt er? De bankencrisis beïnvloedt het bedrijfsleven, maar nu gaan de problemen die het bedrijfsleven ondervindt de banken treffen. Want bedrijven krijgen vandaag onvoldoende kredieten of slechts tegen een te hoge prijs. Sommige bedrijven zullen daardoor in moeilijkheden komen en daar zullen dan weer sommige banken onder lijden. De overheid kan dan op twee manieren ingrijpen. Rechtstreeks bij de bedrijven, door waarborgen te verstrekken. In zekere zin gaan we dan terug naar nationale sectoren, zoals jaren geleden met de Kempense Steenkoolmijnen of de scheepswerf Boel. Of de overheid kan ook onrechtstreeks bedrijven helpen door nog eens geld in de banken te pompen – met als voorwaarde dat de kredietverleningen weer op gang komen. Dan zitten we volop in de derde fase.

Steeds meer economen stellen dat we enkel uit de crisis kunnen komen als banken tijdelijk genationaliseerd worden.

VERPLAETSE: Op basis van de cijfers kan ik niet anders dan concluderen dat de overheid al de helft van het eigen vermogen van de banken in de financiële sector gepompt heeft. Ze heeft daarvoor niet het evenredige aantal aandelen of het zeggenschap in de banken gekregen, dat is juist. Maar ze heeft toch op verschillende manieren goede contracten afgesloten, die haar een zekere meerwaarde zouden moeten opleveren. Want ik ben er niet van overtuigd dat een echte nationalisering met een onteigening van aandeelhouders de optimale oplossing is en de staat meer zou opleveren.

En wat met het idee van een ‘ bad bank’, waarin alle rommelkredieten worden verzameld, zodat de banken weer gezond zijn?

VERPLAETSE: Mooi idee, maar ik zie een aantal problemen. Eén: sommige kredieten lijken vandaag nog goed, maar kunnen volgende week veel minder waard zijn. Dus de hele vraag is: hoeveel zijn de herverpakte kredieten nu waard, tegen welke prijs neemt een bad bank die over? Twee: zo’n bad bank zou in overheidshanden zijn en dan is de vraag of de overheid daarin veel ervaring heeft en of bankiers die rommelkredieten niet beter zouden kunnen beheren. Tot slot is er de fundamentele vraag: is het wel eerlijk om alle goede kredieten in privéhanden te laten en alle rommel in overheidshanden te duwen? Daarom vind ik die bad bank nogal doctrinair geïnspireerd.

Sommigen ijveren voor een nieuwe wet-Cooreman-De Clercq, waarbij het kopen van aandelen op een of andere manier fiscaal wordt gestimuleerd.

VERPLAETSE: De wet-Cooreman-De Clercq werd begin jaren 1980 ingevoerd en toen hadden de bedrijven jarenlang slechte resultaten geboekt. Om de financiële structuur van de bedrijven op korte termijn weer gezond te krijgen, is toen een wet uitgevaardigd die het kopen van aandelen bevorderde. Maar de situatie is nu heel anders. Vanaf 2001 tot zeker 2007 (het laatste jaar waarover gegevens beschikbaar zijn) is de rentabiliteit van de bedrijven onafgebroken verbeterd. Er werden ook royale dividenden uitgekeerd. De financiële structuur van de bedrijven is enorm verbeterd en is nog steeds goed. Bovendien is het wantrouwen tegenover aandelen vandaag zo groot, dat je al zeer veel belastinggeld moet uitgeven vooraleer je mensen zult kunnen overhalen om opnieuw aandelen te kopen. Ik denk dus niet dat het een goed idee is om vandaag het kopen van aandelen fiscaal te stimuleren: de kostprijs voor de overheid is te hoog, het resultaat zal mager zijn en de bedrijven hebben die financiële steun vandaag ook niet echt nodig.

Wat kan de overheid wel doen voor de bedrijven in deze crisissituatie?

VERPLAETSE: Ze moet vooral zeer royaal staatswaarborgen verlenen aan een deel van de kredieten die de bedrijven moeten aangaan, zodat de ondernemingen zo weinig mogelijk financiële hinder ondervinden om te blijven draaien.

Wat zijn nu de concrete gevolgen van die kredietcrisis voor onze economie?

VERPLAETSE: Dat is niet makkelijk te becijferen, omdat er vandaag twee gebeurtenissen samenkomen: we zitten nu in een neerwaartse fase van de normale conjuncturele cyclus en daar komt de kredietcrisis nog bovenop. En niemand heeft een idee van de omvang of de tijdsduur van de kredietcrisis.

Maar toch: wat zijn de concrete gevolgen voor België?

VERPLAETSE: Volgens de jongste EU-vooruitzichten zal ons bbp in 2009 dalen met 1,9 procent om in 2010 opnieuw met 0,3 procent te stijgen. Onze economische activiteit zal dus over die twee jaren met 1,6 procent dalen. Daarbij komt nog een andere ontwikkeling die al te vaak uit het oog wordt verloren: België telt nu 10,6 miljoen inwoners en jaarlijks groeit dat tegenwoordig aan met 0,7 procent. Vroeger bedroeg die groei slechts 0,2 procent, maar nu hebben we veel immigranten. Dat betekent dat we de koek onder steeds meer mensen moeten verdelen. De economische welvaart, die er dus de volgende jaren op achteruit zal gaan, moet ook nog eens over meer hoofden verspreid worden.

Concreet?

VERPLAETSE: Als de bevolking in 2009 en 2010 met 0,7 procent per jaar groeit, is dat dus 1,4 procent over die twee jaren. Tel dat op met de 1,6 procent economische achteruitgang over die twee jaren en dan mag je concluderen dat onze economische levensstandaard per inwoner met 3 procent zal dalen in de periode. Dat betekent dat we in 2010 terugkeren naar de levensstandaard van 2006. Dat is pijnlijk.

En dan doen we ondertussen niets aan de overheidsfinanciën, die opnieuw in diep-rode cijfers zakken.

VERPLAETSE: Inderdaad. Met de budgettaire inspanning onder premier Jean-Luc Dehaene werd het overheidstekort teruggebracht van 8,0 procent in 1992 tot 0,9 procent in 1998. De laatste jaren kenden we overheidssaldi die niet ver afweken van nul procent. Maar voor 2010 gaan we volgens de EU een begrotingstekort hebben van 4,3 procent van het bbp. Dat betekent dat we met onze overheidsfinanciën weer in de positie belanden van in 1995. Er is vandaag wel een groot verschil met 1995: toen moesten we hoge interesten betalen op onze overheidsschuld, vandaag liggen die interesten laag. Dat heeft belangrijke gevolgen. In de jaren 1990 hebben we het globale overheidstekort voor een goed deel kunnen wegwerken dankzij de daling van die interestlasten, nu moeten we daar niet meer op rekenen want die zijn al zo laag. Om dat tekort weg te werken, zullen we nu dus fundamentele, structurele maatregelen moeten nemen.

Want de vergrijzing komt er hoe dan ook aan. Vóór de bankencrisis was er voor 2011 een budgettair overschot van 1 procent van het bbp voorzien om de vergrijzingskosten op te vangen.

VERPLAETSE: Als we het structureel tekort van 3 procent dat voor 2010 wordt vooropgesteld willen wegwerken, dan komt dat neer op nog eens 3 procent minder groei van onze levensstandaard. En dan bereiken we budgettair juist het evenwicht en hebben we nog altijd geen overschotten om de vergrijzing op te vangen.

Slotsom?

VERPLAETSE: Door de economische achteruitgang en de toename van de bevolking zal onze welvaart met 3 procent afnemen. Tel daar nog eens 3 procent bij omdat je terug naar een budgettair evenwicht wilt, dan wil dat zeggen dat onze levensstandaard met 6 procent zal dalen. Nog anders gezegd: in 2010 zal onze reële welvaart per hoofd dezelfde zijn als eind 2004. Dat is schokkend: we zullen zes jaar welvaartsgroei verliezen. Dat betekent ook dat dit gemiddeld aan elke inwoner van België 1850 euro kost. De gevolgen van wat er nu gebeurt zijn dus voor iedereen zeer ingrijpend.

De werkloosheid neemt ook serieus toe?

VERPLAETSE: Met alle cijfergegevens waarover we nu beschikken, moet je er rekening mee houden dat het aantal werklozen in de periode 2009-2010 met 140.000 zal stijgen: er gaan 70.000 banen verloren en er komen evenveel nieuwe arbeidskrachten bij. De werkloosheidsgraad zal stijgen van bijna 7 procent in 2008 tot meer dan 9 procent in 2010, een niveau dat voor het laatst bereikt werd in 1998. Ook dat is zeer verontrustend, want de overheid zal minder geld ontvangen en tegelijkertijd meer geld moeten uitkeren. Als je dat allemaal bekijkt, dan kun je alleen maar besluiten dat de huidige crisis het economische leven op een zeer ernstige wijze aantast. Er is één lichtpuntje: de wereldwijde economische crisis zorgt voor een forse vermindering van de inflatie. Voor 2009 worden cijfers vooruitgeschoven die dit jaar elke algemene inkomensindexering van lonen of sociale uitkeringen uitsluit.

Hoe moeten we uit die crisis raken?

VERPLAETSE: Natuurlijk moeten alle inspanningen en herstelplannen zo goed mogelijk nationaal en internationaal gecoördineerd worden. Het is daarbij belangrijk dat al die initiatieven gepaard kunnen gaan met een lage rente, zodat het goedkoop is om geld te lenen en investeringen te doen. En we moeten aanvaarden dat er tijdelijke overheidstekorten zijn, omdat de staat de noodzakelijke inspanningen moet leveren om de economie weer aan te zwengelen. België heeft wel een zeer open economie: 48 procent van wat we nodig hebben om te kunnen produceren, moeten we invoeren. Voor Duitsland is dat cijfer maar 32 procent, voor Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk 24 procent. Juist omdat we zo veel moeten invoeren, zullen we meer dan andere landen kunnen profiteren van de gigantische herstelinspanningen van de VS, Duitsland en anderen.

Moeten we dan ondertussen niets doen?

VERPLAETSE: Toch wel! We kampen zeker met twee structurele handicaps die we moeten wegwerken. Ten eerste is er de aanhoudende verslechtering van onze lopende betalingsbalans, het geld dat we binnenkrijgen dankzij uitvoer min het geld dat we uitgeven aan invoer. In 1998 hadden we daar nog een overschot van 5,2 procent van het bbp, voor 2008 rekent de Nationale Bank op een tekort van 2 procent, de OESO zelfs op een tekort van 3,3 procent. Jaar na jaar loopt dat tekort op. De problemen lijken daar van structurele aard te zijn: we verliezen jaar na jaar marktaandelen met onze uitvoer.

Altijd wordt dan gezegd: onze loonkosten zijn te hoog en daardoor verliezen we marktaandeel.

VERPLAETSE: Natuurlijk dient onze loonkostenontwikkeling matig te zijn, maar juist omdat we zo’n open economie zijn en dus veel invoeren, zijn die loonkosten van veel minder groot belang dan doorgaans beweerd wordt. Onze belangrijkste structurele handicaps liggen elders: we voeren wel veel uit, maar niet naar de landen met grote groeicijfers. Bovendien hebben we geen grote succesbedrijven in huis, België heeft geen Nokia of Ericsson. En vooral: we doen te weinig aan onderzoek en ontwikkeling, te weinig aan innovatie en we hebben te weinig ondernemingszin. Hoor jij vandaag daar iemand over praten? Niemand, hè? Dat is dramatisch.

U ziet nog een tweede structurele handicap in ons land?

VERPLAETSE: Dat is de vergrijzing van onze bevolking. Het probleem is voldoende bekend: in 2030 wordt de budgettaire last ervan – pensioenen en gezondheidszorg samen – geraamd op 4,3 procent van het bbp en in 2050 op 6,3 procent. Er zijn in grote trekken twee wegen om ons daartegen te wapenen. Ten eerste kun je zorgen voor een budgettaire spaarpot. Ik heb daar nooit in geloofd en ik krijg gelijk. In het Stabiliteitsprogramma van 2008-2011 werd een budgettair evenwicht voorzien voor 2008, een overschot van 0,3 procent voor 2009, van 0,7 procent voor 2010 en van 1 procent voor 2011. Maar we zullen dan een tekort hebben van 3 procent, en als ik dat zeg ben ik nog optimistisch. Hoe dan ook, in de huidige Belgische politieke context is het zeer moeilijk om budgettaire overschotten op te bouwen.

De tweede manier om het nodige geld te hebben, is ervoor te zorgen dat meer mensen werken zodat er meer overheidsontvangsten zijn. We hebben in België een zeer lage werkgelegenheidsgraad (percentage van de bevolking op arbeidsleeftijd dat werkelijk werkt), namelijk 62 procent, terwijl het gemiddelde van de eurozone 66 procent is en de Lissabondoelstelling voor 2010 70 procent is. Om die Europese doelstelling te bereiken, kunnen Wallonië en vooral Brussel hopen op een vermindering van de werkloosheidsgraad, maar voor Vlaanderen is die al tot een minimum beperkt. Voor België en vooral voor Vlaanderen is een verhoging van de activiteitsgraad noodzakelijk, dus moeten meer mensen langer werken. En dan kom je bij het delicate probleem van de pensioenleeftijd.

Gelooft u dat we met de gevolgen van de huidige crisis de vergrijzingskosten zullen aankunnen?

VERPLAETSE: Ik vrees ervoor. Ik denk dat de overheid uiteindelijk gedwongen zal worden om haar toevlucht te nemen tot andere oplossingen om die kosten op te vangen. Ik denk niet dat ze zal raken aan de pensioenen, maar ze zal wel bijvoorbeeld minder terugbetalen bij geneeskundige verzorgingen. Dat betekent dat de patiënt meer zelf zal moeten betalen of zich extra zal moeten verzekeren. Ik weet dat dit alles samen heel pessimistisch klinkt, maar met de huidige diepe crisis die zulke verstrekkende gevolgen heeft, vind ik niet veel redenen tot optimisme.

DOOR EWALD PIRONET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content