Op een tweedaags beraad over de Europese defensie in het Brusselse Egmontpaleis waren de deelnemers het maar over één ding eens: het leger moet meer geld krijgen.

Niets, werkelijk niets in de interesses en de carrière van de minzame André Flahaut (PS) liet voorzien dat hij het ooit tot minister van Landsverdediging zou brengen. Omdat de leiding van de Parti Socialiste er in haar wijsheid anders over oordeelde, is Flahaut ondertussen al meer dan 250 dagen in functie en tot dusver maakte hij niet één noemenswaardige fout. Het is een prestatie, want zijn benoeming ontlokte schampere commentaren. Ook al omdat de strijdkrachten ingrijpend hervormd moesten worden en er bovendien over dure en omstreden aankopen moest worden beslist. De minister nam totnogtoe geen belangrijke beslissingen, slaagde er zo in (bijna) iedereen te vriend te houden en timmert ondertussen verder aan zijn groot strategisch doel: een moderner leger, minder manschappen en een hoger defensiebudget.

Over die laatste doelstellingen was Flahaut tot dusver bijzonder zwijgzaam. Terecht, want het gaat om sociaal en politiek explosieve materie. Vorige week legde Flahaut voor het eerst zijn kaarten op tafel. En omdat de underdog uit Waals-Brabant allang weet dat je zelf niet moet doen wat anderen zoveel beter kunnen, kwamen de sterren van de NAVO en de Europese Unie zeggen wat er op het spel stond. Op uitnodiging van “le petit Belge” wijdden Lord George Robertson en Javier Solana een select gezelschap in de geheimen van de Europese defensie-identiteit in.

In het Egmontpaleis, de tempel van de Brusselse diplomatie, was er geen tekort aan diepzinnige gedachten over de transatlantische relatie, het complete ‘geweldspectrum’ en de verantwoordelijkheid van global players. In tegenstelling tot de echte wijsbegeerte is de militaire filosofie echter allergisch voor abstracte ideeën, want achter elk begrip schuilt een wapen en hangt een prijs. Zowel Solana als Robertson deden erg hun best om de hardnekkige illusie dat een Europese defensie minder zal kosten, te doorprikken. ‘Meer dan waarschijnlijk’, zo zei de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie, ‘zullen de defensiebudgetten de volgende jaren moeten stijgen.’ De secretaris-generaal van de NAVO Robertson voorspelde dan weer dat een Europese defensie veel overtuigingswerk zal vragen. ‘Men zal de kiezer moeten uitleggen dat de defensie-uitgaven niet verder mogen dalen en allicht moeten groeien.’ Wie enigszins met de codes van deze kringen vertrouwd is, weet dat woorden als allicht en waarschijnlijk hier alleen dienen om de collateral damage in de Europese democratieën te beperken.

VAN WIE IS AFRIKA?

Een van de aandachtige toehoorders in het Egmontpaleis was de stafchef van het Belgisch leger vice-admiraal Willy Herteleer. Hij wou van de secretaris-generaal van de NAVO weten hoe het nu met Afrika zat. Wordt het een Europese taak als daar troepen naartoe moeten? Een interessante vraag. Ze onthult iets over de agenda van de Belgische legerleiding en bracht Robertson even van zijn stuk, want Herteleer peilde naar de onafhankelijkheid van het autonome Europa. Mocht volgens de NAVO-leiding de Unie ook buiten de eigen regio optreden en zich als een concurrent van de Verenigde Staten opwerpen? Nee dus, maar Robertson wou geen toestanden met de militante Europese achterban. Herteleer kreeg te horen dat zijn vraag van irrealisme getuigde. Pas als Europa over voldoende operationele troepen beschikt, kan het misschien overwegen om buiten de regio aan de slag te gaan. Zover is het nog lang niet en het zal nog veel energie kosten om de snelle interventiemacht van circa 60.000 manschappen op de been te brengen. ‘Overigens,’ zo verduidelijkte de NAVO-baas, ‘in de Europese regio is er genoeg werk aan de winkel.’

Met dat minimalistische standpunt vertolkt de voormalige Britse politicus ongetwijfeld de Amerikaanse en Britse opvattingen terzake. Velen in de Unie denken er anders over en ook in het Egmontpaleis kwam dat wezenlijke meningsverschil voortdurend aan de oppervlakte. Heel nadrukkelijk zei de Duitse viersterrengeneraal Klaus Naumann, tot voor kort voorzitter van het militair comité van de NAVO, dat de Unie het zich niet langer kan veroorloven om regionaal te denken. ‘We zijn een wereldspeler en indien nodig moeten we in de eigen achtertuin tussenbeide komen.’ Als het aan Naumann ligt, wordt de Europese interventiemacht een volwaardig en hypermodern leger. Met satellieten, Awacs-vliegtuigen, zee- en luchtbevoorrading en kruisraketten. ‘Europa staat voor een grootscheeps militair investeringsprogramma en de politici zullen het moeilijk hebben om de publieke opinie te overtuigen dat het defensiebudget moet toenemen. Zeker nu de Amerikanen zich steeds meer met Azië moeien, zullen wij een grotere last op ons moeten nemen.’

De Europese ambities hebben niet alleen met geld maar ook met Amerika te maken. De Amerikanen (of toch zeker de Republikeinen) hebben het moeilijk met een Europese defensie omdat die hun dominante positie kan aanvreten. Robertson vroeg begrip voor de Amerikaanse achterdocht en riep Europa op tot ‘retorische discipline’.

Simon Serfaty van het Amerikaanse Center for Strategic & International Studies meent dat er geen simpele remedies bestaan. Daarvoor zijn de relaties tussen de VS en Europa te complex. Onder meer wegens de euro. Vanaf 2002, wanneer de eurozone zich verder uitbreidt, zullen de grote Europese landen nog assertiever worden en zich steeds minder om het Amerikaanse leiderschap bekreunen. Op korte termijn kondigt zich echter een bijzonder moeilijk nucleair debat aan. Als de VS doorgaan met hun rakettenschild – en dat staat zo goed als vast – komt het vrijwel zeker tot grote herrie binnen de Unie. Volgens Serfaty dreigt dan een Europees schisma, met alle gevolgen van dien voor de Europese defensiedromen. Groot-Brittannië zal immers moeten kiezen of het met de VS dan wel met Europa meedoet.

DE BREDE RUG VAN EUROPA

Flahaut hield zich ver van die hooggegrepen, transatlantische disputen en concentreerde zich in zijn slotbeschouwing op het essentiële: de centen. Hij had geen bezwaar tegen militaire convergentiecriteria, tenminste niet indien ze niet puur financieel zijn. De Maastricht-techniek van strikte normen, die zo succesrijk bleek om de lidstaten harde besparingen te doen slikken, dijt steeds verder uit. Binnenkort doet ze allicht haar intrede in militaire zaken. Hoewel het procédé de nationale soevereiniteit aantast, zijn steeds meer regeringen ervoor gewonnen. Ze kunnen zich dan achter de brede rug van de Unie verschuilen om een weinig populaire stijging van de legeruitgaven te verantwoorden. Dat Flahaut die onvermijdelijk acht, althans op Europees niveau, lijdt geen twijfel. Op een afsluitende persontmoeting voorspelde hij met grote stelligheid een clash met de Europese ministers van Financiën over de toename van het defensiebudget. Over de Belgische begroting was hij voorzichtiger, maar tussen de lijnen was hij even expliciet. En of zulke verhoging niet in strijd met het regeerakkoord is? ‘Daarover is tijdens het formatieberaad geen woord gezegd of ook maar één letter op papier gezet.’

Het internationale Egmontberaad bleek een goede investering voor het departement. Flahaut leerde veel belangrijk volk kennen, hoorde overtuigende pleidooien voor meer defensiegeld en kreeg uitzicht op sociaal compensatiegeld. Omdat het militaire personeel en de vakbondsleiders slechts twee woorden – minder manschappen – uit de 14 pagina’s lange toespraak van premier Guy Verhofstadt onthielden en daar onmiddellijk verstoord op reageerden, haalde Flahaut onmiddellijk de grote middelen boven. In een ‘Boodschap aan de hele militaire gemeenschap’ bepleitte hij de noodzaak van een sociale enveloppe. En aangezien de parlementsleden van de meerderheidspartijen op 22 janauri ook iets dergelijks beloofden, kan Flahaut er bijna zeker van zijn dat er bovenop het geïndexeerde defensiebudget enkele extra miljarden komen. Daarmee is de fameuze begrotingsgrendel van Delcroix voorgoed opgedoekt en wordt het voor Flahaut zoveel gemakkelijker om eindelijk zijn hervormingsvoorstellen op papier te zetten en tot een vergelijk te komen met legerleiding en bonden.

Op een tweedaagse over Europese defensie zou het niet abnormaal zijn dat er toch iemand over de opvolging van de F-16 praat. Voor de Solana’s en de Robertsons was het geen bedenking waard, en de vele hogere Belgische officieren en enkele parlementsleden achtten het kennelijk niet opportuun om hierover openlijk in discussie te gaan. Ook Verhofstadt en Flahaut hielden zich ver van de Joint Strike Fighter (JSF). Hooguit was er het ene, intrigerende zinnetje in de toespraak van de eerste minister dat ‘onze eenheden op het complete geweldsspectrum moeten voorbereid zijn’.

VLD-defensiespecialist Stef Goris, die met veel vertrouwelijke informatie van een studiereis in de VS terugkwam, zag hier een verdoken pleidooi voor de JSF in. Flahaut ontkende dat en zei dat het dossier vooralsnog niet aan de orde is. Pas over een jaar moet België beslissen of het aan de ontwikkelingsfase (EMD) van de JSF deelneemt. Kostprijs: 300 miljoen frank gedurende tien jaar. Volgens Goris houdt deze deelname, die vooral de bedrijven ten goede komt, geen enkele aankoopverplichting in. Wel zou de deelname aan het EMD-programma de kosten drukken. Als België toch beslist te kopen, zou het de toestellen tegen 800 miljoen in plaats van 1 miljard frank kunnen aanschaffen. SP’er Dirk Vander Maelen die eveneens de trip naar de VS maakte, kwam in Washington niet tot andere gedachten. ‘Meer dan ooit ben ik ervan overtuigd dat we niet moeten kopen.’ Beslissing na 2010.

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content