AFC Tubeke, het lelijke eendje van eerste klasse, kan nog lelijk van zich af bijten. ‘Als men ons de tijd geeft om iets op te bouwen, dan wordt Tubeke een succesverhaal’, zegt burgemeester en voorzitter Raymond Langendries (CDH).

Alsof de ploeg en stoemelings in eerste klasse is beland, een foutje dat best zo snel mogelijk rechtgezet wordt. Alsof het een schande is dat een club met zo’n bescheiden achtergrond en geschiedenis op het hoogste niveau speelt. Zo schrijft de sportpers over AFC Tubeke. Maar alvorens de ploeg uit te roepen tot het lelijke eendje van eerste klasse, herinnert men zich het best eerst hoe dat sprookje van Hans Christian Andersen precies afloopt. Les Sang et Or weten dat ze niet hoog van de toren moeten blazen, maar voor de rol van gebeten hond passen ze evengoed.

‘Al in 1999 spraken we de ambitie uit om met Tubeke naar eerste te gaan, we waren toen net gepromoveerd uit vierde klasse. Velen leek het een onmogelijk, bijna absurd streefdoel. Maar nu staan we er toch, door jaren hard werk en doordacht bestuur. Zelfs één jaar sneller dan voorzien in ons schema. En nu we hier zijn, zijn we niet van plan zomaar weer weg te gaan’, vertelt Tubekevoorzitter Raymond Langendries, u wellicht beter bekend om zijn politieke activiteiten.

Dat de club een moeilijke start zou kennen in de Jupiler Pro League verraste de CDH-politicus niet. ‘Het niveauverschil tussen eerste en tweede is onvoorstelbaar. En voor wie uit de eindronde komt, wordt het nog een stuk moeilijker. Wij wisten een maand later dan de andere ploegen dat we in eerste klasse zouden spelen. Je komt daardoor vier weken later op de transfermarkt, begin er maar eens aan. Dat heeft ons al punten gekost, het flagrantste voorbeeld was onze keeper. Om iemand met ervaring te vinden, was het te laat. Daardoor moesten we de competitie starten met een jonge gast die in tweede de reservedoelman was. Die heeft zijn best gedaan, maar zo krijg je dus direct veel goals tegen. Zijn vervanger staat gelukkig iets steviger op zijn benen.

‘We hebben wel pech dat we in een speciaal seizoen in eerste klasse belanden. Door de competitiehervorming moeten er drie en misschien vier ploegen zakken. Voor een promovendus is het al heel wat om niet bij de laatste twee te eindigen. Om niet bij de laatste vier te behoren, heb je een half mirakel nodig.’

Het dreigt van in het begin een heel zenuwachtig en verdedigend kampioenschap te worden. Niet alleen voor uw club.

RAYMOND LANGENDRIES: Ik heb dit jaar nog niet veel goeie matchen gezien in eerste, nee. Er wordt extreem voorzichtig gespeeld. Maar dat is menselijk zeker? Ik tel minimum tien ploegen die kans maken om in de gevarenzone te belanden. Dan denk je automatisch meer aan verdedigen dan aan aanvallen en wordt de nadruk gelegd op het redden van punten, in plaats van ze te winnen.

Zelfs de subtop zal zenuwachtig zijn. Een club als Germinal Beerschot stond na zeven speeldagen vijftiende, dit seizoen een mogelijke degradatieplaats.

LANGENDRIES: Dat is het verschil. Wíj wisten van in het begin dat we het moeilijk zouden krijgen, maar bij dát soort ploegen moet het nu volop paniek zijn. In Tubeke zult u dit seizoen niemand gestrest zien rondlopen, wat er ook gebeurt. Nu, die vijftiende plaats van Germinal Beerschot, daar zou ik onmiddellijk voor tekenen. De laatste twee degraderen, maar de vijftiende en de zestiende in het klassement spelen een eindronde met twee tweedeklassers. Dat we eindrondes aankunnen, hebben we al bewezen.

Toen u vorige zomer promoveerde, had zowat de helft van de ploeg al elders getekend. Zelfs uw trainer vertrok. Was u ongerust?

LANGENDRIES: Natuurlijk. Ik ben altijd ongerust, en zeker als mijn beste spelers weggaan. Ik kon het hen niet kwalijk nemen. Tubeke bracht goed voetbal vorig seizoen, wat de interesse wekte van grote ploegen, maar niemand wist dat wij nu al in eerste zouden spelen. Ik ga mijn spelers niet remmen in hun ontwikkeling als zij een mooie kans krijgen bij een grotere club.

Maar wat we verloren hebben op het veld, wonnen we later terug in de kleedkamer. Ik ken hem nog maar een paar maanden, maar ik weet nu al dat Albert Cartier de best mogelijke transfer was. Omdat je het zonder een kwalitatief sterke trainer niet redt in eerste. Maar nog belangrijker is dat Cartier ons heeft leren denken als een eersteklasseclub. Hij heeft Tubeke in recordtempo geprofessionaliseerd, tot de administratie toe. Dankzij zijn tips zijn wij in staat topwedstrijden te organiseren. Voor een clubje met onze achtergrond is het niet vanzelfsprekend om 5500 supporters te ontvangen, als bijvoorbeeld Club Brugge op bezoek komt. Zodra onze nieuwe tribune af is, kan hier zelfs 8500 man naar het voetbal komen kijken. En dat in een bescheiden gemeente als de onze. We mogen daar best trots op zijn.

De kalendercommissie heeft jullie allerminst geholpen wat dat betreft. Tubeke moest meteen thuis tegen Club Brugge en Standard. Terwijl de nieuwe tribune nog niet af was.

LANGENDRIES: We hebben gevraagd daar rekening mee te houden, maar dat is duidelijk niet gebeurd. Tja, wat wilt u dat ik daarop zeg? De mensen die de beslissingen nemen, vonden het blijkbaar niet opportuun ons de mogelijkheid te geven om die topmatchen naar behoren te organiseren. Dat kost ons een bom geld.

Stel dat jullie toch zakken. Wegen de huidige investeringen dan niet te zwaar?

LANGENDRIES: Nee. Als we zakken, komen we het jaar nadien toch terug. Dat is dus geen probleem. ( lacht)

Maar een stadion met 8500 plaatsen krijgt u in tweede niet gevuld.

LANGENDRIES: Voor de kleine matchen zeker niet, maar hoeveel kleine matchen worden volgend seizoen in tweede gespeeld? Dat wordt daar eerste klasse bis hè. Antwerp, Lierse, Sint-Truiden en Brussels spelen er al, en er komen nog twee, drie of vier clubs bij die nu in eerste zitten. Dat wordt een reeks waar je profijt haalt uit een groot stadion.

Trekt Tubeke voldoende toeschouwers aan om op termijn een vaste waarde in eerste klasse te worden?

LANGENDRIES: Wij zijn een ontwikkelingsclub. Tubeke heeft niet de geschiedenis van KV Mechelen, om maar iets te zeggen. Maar het gaat niet slecht. De fans, onder wie opvallend veel Vlamingen trouwens, vinden stilaan hun weg naar het stadion. Ik ben ervan overtuigd dat hun aantal nog gevoelig zal stijgen, maar men moet ons de tijd geven om dat allemaal op te bouwen.

Niet dat dat nu zo’n groot verschil maakt. De topclubs niet meegerekend, lokken alle eersteklassers tussen de 3000 en de 7000 fans, en in het budget van een gemiddelde club vertegenwoordigen de inkomsten uit tickets geen twintig procent. Het verschil tussen een kleine en een middelgrote eersteklasser valt met een slim beleid heus nog te overbruggen. In sponsoring en transfers, daar zit de grote winst.

Maar een club leeft toch bij gratie van haar supporters?

LANGENDRIES: Dat wel. Net daarom moet je ons even de tijd geven om een fanbasis op te zetten. Ons stadion is nu uitgebreid tot 8500 plaatsen en ik denk, eerlijk gezegd, dat dat onze limiet is. In theorie kunnen we ons stadion uitbreiden tot 12.000, maar dat zullen we niet nodig hebben. Liever een stadion met 8500 zitjes dat altijd vol is, dan een van 12.000 waar een derde leegstaat. Niets lelijkers dan een mooi stadion leeg te zien staan. Lege tribunes, zoals in Bergen of in Charleroi, doen pijn aan de ogen.

Uw eigen club heeft de perceptie ook niet helemaal mee. Onder meer omdat de televisiecamera’s op de verkeerde kant gericht staan en het lelijke deel van het stadion tonen.

LANGENDRIES: Dat ligt aan Belgacom TV. Ik zou ook liever hebben dat ze onze mooie hoofdtribune filmen. We zullen dat opnieuw aanvragen, want zo lijkt het alsof wij geen supporters hebben. En dat doet de perceptie inderdaad geen goed. Maar als ons stadion bomvol is, hangt er een sfeer waar veel clubs jaloers op mogen zijn. Ik nodig iedereen uit om dat te komen ontdekken.

U hebt ongetwijfeld ook al gemerkt dat een deel van de Vlaamse media nogal lacherig doet over Tubeke. Waar komt dat vandaan?

LANGENDRIES: Blijkbaar vindt een paar sportjournalisten het toch een beetje vervelend, zo’n nieuwe Waalse club in eerste klasse. Dat begon al in de eindronde. Wat ik toen allemaal over Tubeke heb moeten lezen! En vooral dat toontje, hè: wat komt die caféploeg met haar 150 supporters in eerste doen? Toen heb ik de Vlaamse sportjournalisten leren kennen. Terwijl toch niemand kan zeggen dat wij de promotie niet verdienden. In de eindronde wonnen we al onze matchen, dan ga je toch terecht naar eerste klasse?

Helemaal bizar is dat men blijkbaar vooral met ons stadion lacht. Waar slaat dat op? We hebben net een hele knappe infrastructuur, maar ik weet niet hoeveel journalisten al de moeite hebben genomen om te komen kijken naar onze twee mooie sporthallen of naar de moderne fitnesszaal onder de hoofdtribune. Of neem onze kleedkamers, die bij de fraaiste van eerste klasse behoren. Maar dat lees je in de Vlaamse kranten niet.

Waals-Brabant is de rijkste regio van België. Profiteert de club daarvan?

LANGENDRIES: Niet zo sterk als ik zou willen. De grote werkgevers uit de streek, zoals het farmaceutisch bedrijf GlaxoSmith-Kline, zijn jammer genoeg niet geïnteresseerd in sportsponsoring. En Waals-Brabant mag dan al rijk zijn, Tubeke ligt pal in het minst rijke deel ervan. Bovendien voelt de gemeente nog de naschokken van de faillissementen van Forges de Clabecq en Fabelta.

Ik geloof wel dat deze streek interessant is om een voetbalclub te laten groeien. Waals-Brabant is braakliggend terrein, tussen Moeskroen en Anderlecht kun je alleen in Tubeke voetbal op het hoogste niveau zien. Als we nu ook nog kunnen rekruteren in Vlaanderen, dat hier amper enkele kilometers vandaan ligt, dan wordt AFC Tubeke een succesverhaal.

AFC Tubeke is al een succesverhaal. U klom in achttien jaar van derde provincia-le naar eerste klasse. Wat is uw geheim?

LANGENDRIES: Weinig trainers. De eerste, Theo Buelinckx, heeft het hier twaalf jaar volgehouden. Dan was er een kort intermezzo met Enzo Scifo, niet echt een succes, maar sindsdien zijn alleen Philippe Saint-Jean en Albert Cartier hier trainer geweest. Continuïteit, weet u, is de sleutel van elk voetbalsucces. En onze serene financiële politiek is ook erg belangrijk geweest. Wij hebben nooit verder willen springen dan onze stok lang is.

In eerste klasse wordt dat trouwens nog de grootste uitdaging van allemaal. Want onder ons gezegd en gezwegen: er gebeuren in de Jupiler Pro League zotte dingen met geld. Ik sprak spelers die nooit één minuut in eerste klasse speelden en toch fabelachtige looneisen stelden, reservespelers bij grote clubs waren dat. Maar daarmee zijn ze hier aan het verkeerde adres. In deze club wagen we ons niet aan zottigheden.

Kunnen jullie financieel mee in eerste klasse? Tubeke strijdt met een budget van 3,5 miljoen, Anderlecht met 40 miljoen.

LANGENDRIES: En ik weet toevallig dat het budget van het jeugdcentrum van Lens, een Franse tweedeklasser, even hoog is als de hele begroting van Anderlecht. Maar wat wil dat zeggen? Geld bepaalt niet alles, het gaat er ook om hoe je het uitgeeft, en we hebben al vaker clubs geklopt met een hoger budget dan het onze. Liever veel ideeën en weinig geld dan andersom.

Westerlo is ons grote voorbeeld. Die club ligt in een gemeente die ongeveer even groot is als de onze en speelt met bescheiden middelen elk jaar voor de linkerkolom. Dat betekent dat je niet in de problemen komt en af en toe de grote kietelt. Tegelijk slaagt Westerlo erin om zijn budget mooi in evenwicht te houden door voluit voor spelers te gaan op wie nog winstmarge zit. Die vullen ze aan met voetballers die in prijs-kwaliteitverhouding interessant zijn en de ploeg fundamenten bieden. Dat succesrecept hopen wij te kopiëren.

U bent ook burgemeester van de gemeente Tubeke. Helpt dat de club?

LANGENDRIES: Dat helpt niet alleen, als het anders was, hadden we in eerste niks te zoeken. Eén voorbeeld: de Profliga eiste dat ons stadion voor 15 oktober helemaal was aangepast aan eerste klasse. Tussen 1 juni, toen we wisten dat we promoveerden, en 15 oktober hadden we de tijd om dat in orde te brengen. Gekkenwerk. Als ik geen burgemeester zou zijn geweest en mijn weg niet had gekend in de politiek, was dat nooit gelukt. Jamais! En interpreteer dat niet verkeerd: ik heb de club niet bevoordeeld, maar er wel voor gezorgd dat sommige hulpfondsen vanuit het Waalse Gewest ons sneller bereikten dan normaal. Anders hadden we die nieuwe, verplichte tribune niet kunnen zetten. Zo simpel is het.

Men had u meer tijd moeten geven.

LANGENDRIES: Dat is toch maar redelijk? Maar er zit een filosofie achter, hè: men is de poort van eerste klasse definitief aan het sluiten. Voor clubs die nog nooit in eerste speelden, is het zo goed als onmogelijk geworden om er nog bij te komen. Dat men die ploegen en hun supporters zo de mogelijkheid ontzegt om een geweldig sportief avontuur te beleven, is bijzaak.

Vlaamse clubs klagen er nogal eens over dat hun Waalse concurrenten politiek meer gedaan krijgen.

LANGENDRIES: Tja, het Waalse Gewest heeft beslist om heel consequent de sportclubs te helpen door hun infrastructuur voor een aanzienlijk deel te subsidiëren. Ten eerste: wat houdt de Vlaamse Gemeenschap tegen om hetzelfde te doen? En ten tweede: denk vooral niet dat de Vlaamse clubs het zonder overheidssteun doen, want mijn collega Stefaan De Clerck heeft voor KV Kortrijk ook geld moeten zoeken hoor. Maar in Vlaanderen verloopt dat meestal via de gemeenten en wordt er minder ruchtbaarheid aan gegeven.

Een voorzichtige analyse na de seizoensstart: Tubeke lijkt niet sterk genoeg om het te redden.

LANGENDRIES: Dat weet ik niet. KV Mechelen is vorig jaar begonnen met een 4 op 30 en heeft zich nog vrij vlot gered. En wie gaf na tien matchen nog één cent voor FCV Dender? Ik panikeer nog niet. We moeten zien hoe de kern evolueert, van sommige jongens weet je na die paar matchen nog niet of het volwaardige eersteklassers kunnen worden. Eventueel kunnen we aan de winterstop nog bijsturen.

Doelpunten maken lijkt voor Tubeke de grote uitdaging te worden.

LANGENDRIES: Vind ik ook. Defensief zit het vrij goed, al wil ik meer bestendigheid zien in het spel. Maar het rendement van onze aanval ligt te laag. We mankeren een goalgetter. En iemand die technisch het verschil kan maken. Liefst een linksvoetige, want zo iemand missen we in de kern.

Cartier compenseert dat gemis door zijn ploeg bruut te laten spelen.

LANGENDRIES: Niet waar. De ploeg speelt met engagement. Als je geen technisch overwicht hebt, moet je dat compenseren met inzet. Als een club als de onze er niet voluit voor gaat, dan zijn we een vogel voor de kat. Maar geen enkele ploeg waartegen wij speelden, kan beweren dat wij bruut of gevaarlijk voetbal brengen. Er heeft zich ook nog niemand geblesseerd tegen Tubeke hé.

Wat wel waar is, is dat de ploeg technisch nog niet brengt waarvan wij dromen. Door omstandigheden hebben we nog maar amper met onze basiself kunnen spelen. En zelfs als we het doen, zal het met inzet, mentaliteit, kracht en teamgeest moeten zijn.

DOOR JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content