James Ensor was een baanbreker en een gezaghebbende stem in een snel veranderende maatschappij. Net als Luc Tuymans, een eeuw later. Tijd voor een confrontatie tussen Tuymans’ tentoonstelling Against the Day in kunstencentrum Wiels en Goya/Redon/Ensor in het KMSK Antwerpen. En voor een goed gesprek, natuurlijk.

Toen reuzen als Francisco Goya, Odilon Redon of James Ensor de werkelijkheid vervormden in groteske schilderijen en tekeningen, lieten ze niet alleen het belachelijke toe in hun werk. Ze getuigden van een grondig onbehagen in de maatschappij van hun tijd, die werd getekend door diepe crisissen, omwentelingen en technologische vooruitgang (te zien tot 14 juni in het KMSK in Antwerpen). Het woord ‘grotesk’ is ontleend aan ‘grotten’, waar het duister heerst. Het licht dat erin doordringt, is dat waar motten op afkomen. Het is het licht van Luc Tuymans (51), te zien op de tentoonstelling Against the Day (twintig recente schilderijen, in kunstencentrum Wiels, Brussel, tot 2 augustus).

Museumconservator Robert Hoozee van het MSK Gent publiceerde een artikel over Ensor met als titel Een modern licht. De link met de ingrijpende maatschappelijke veranderingen rond 1900 ligt voor de hand. De titel van Tuymans’ tentoonstelling Against the Day is ontleend aan het gelijknamige boek van de Amerikaanse schrijver Thomas Pynchon. Het speelt in de tijd van de jonge Ensor, en bevat niet toevallig een verhandeling over het licht. Honderd jaar later knoopt Tuymans’ omgang met licht daarbij aan, en legt hij de link met de informatietechnologie.

Hoe kijkt u naar het licht in het werk van uw voorgangers Ensor, Goya en Redon?

Luc Tuymans: Het licht bij Ensor heeft vooral te maken met de overstap van gasverlichting naar het elektrische licht. Dat is een enorme schok geweest. Hij schilderde ook met verven waarmee je huizen of deuren schildert, en maakte daar een combinatie van. Op die manier kon hij werken met oneigenlijke pigmenten. Daardoor krijg je zeer briljante kleuren, die een verhoogde maar artificiële lumino- siteit opleveren.

In mijn werk behandelen veel beelden de virtuele werkelijkheid, en dan krijg je een licht dat van binnenuit begint te reverbereren uit het beeld. Dat is iets wat je bij Ensor al min of meer begint aan te voelen. Maar ook bij Redon. Licht is dan niet zozeer het licht dat ergens op valt – wat je wel hebt bij Goya: sterke schaduwen, krachtige grafische elementen – maar veeleer de verstrooiing van dat licht. Niet meer de belichting van iets, maar bijna verlichting op zichzelf. De beelden beginnen licht uit te stralen. Dat is ook in Against the Day een zeer belangrijk element.

Vorderde het wetenschappelijke onderzoek van het licht in Ensors tijd (1860-1949) niet met reuzenschreden?

Tuymans: Denk aan de relativiteitstheorie van Einstein, die Ensor in 1933 trouwens nog een bezoek bracht in De Haan, op de vluchtweg naar Londen. Daar krijg je de vaststelling dat licht een van de weinige natuurlijke gegevens is die een geheugen hebben. Dat is belangrijk omdat daaraan een meetbare structuur gekoppeld kan worden. Het brengt, ondanks het feit dat het totaal tot de werkelijkheid behoort, een gedeeltelijk illusoir voorstellingsvermogen mee. Ik denk dat die elementen toen zeker meegespeeld hebben. En vandaag spelen ze op een andere manier mee: je hebt een samenleving met een grote informatiedoorstroming, wat een overdosis aan materiaal en beelden oplevert. Maar dat zijn beelden die eigenlijk allemaal in ontwikkeling zijn.

Het werk van de jonge Ensor wijst op een vrij subversieve persoonlijkheid. Herkent u zich daarin?

Tuymans: Bij Ensor krijg je een soort in scène gebrachte tegendraadsheid. Kijk maar naar de foto’s met de vrienden, de verkleedpartijen. Die zullen destijds misschien lokaal een subversief gehalte gehad hebben, maar Ensor is daar niet doelbewust verder in gegaan. Hij heeft zich niet danig geëngageerd, bijvoorbeeld in het anarchisme. Het ging veeleer om de bohemienstatus, waaraan een ideaalbeeld opgehangen was van de vrijheid van de kunstenaar als kunstenaar. Wel was Ensor een van de eersten in het land die ook aan de emancipatie van de kunstenaar heeft gewerkt. Hij nam stelling in over een meer onafhankelijke positie van de kunstenaar. Maar gezien zijn burgerlijke achtergrond betrok hij die standpunten helemaal op zijn eigen individu, en liet hij na om ze op een andere basis uit te bouwen. Ensor heeft zich ook nooit verplaatst uit Oostende, dat is een belangrijk punt.

Mijn situatie is natuurlijk helemaal anders, net als de tijd. Het hele aureool rond het bohemienbestaan, de losbolligheid, de overdreven romantiek zijn allang vervallen. Als het over de emancipatie van de kunstenaar gaat, werken we binnen een context die in de tijd van Ensor in mindere mate bestond: die van de kunstmarkt. Je had toen wel een draaischijf in Brussel, je had het Salon, maar dat was niet het geoliede apparaat dat het nu is.

Laten we de vergelijking met Ensor nu maar vallen?

Tuymans: Als er al een vergelijking gemaakt kan worden, ligt ze in de zoektocht naar relevantie. Het werk moet voor Ensor relevant zijn. Dat is voor mij ook nog altijd een constante: het werk moet een bepaalde relevantie hebben. Het is Ensor niet alleen te doen om het afleveren van een schilderkunstig bravourestuk. Want dat wist hij van bij het begin: hij wist dat hij kon schilderen, dat hij een meester was – iets wat Spilliaert minder wist omdat hij een autodidact was.

Nu, om eerlijk te zijn, zelf heb ik van jongs af aan gevoeld: dít is de gave die ik heb. Vanaf het moment dat je zelf voelt dat je, weliswaar binnen je beperkingen, iets creëert wat een bepaalde relevantie heeft, is dát het punt waar je naartoe werkt.

Is relevantie, voor Ensor zowel als voor u, de mate waarin het werk een demasqué van de wereld is? Een nietzscheaans idee eigenlijk.

Tuymans: Daar zegt u zoiets. Heel het idee van Nietzsche loopt quasi parallel aan Ensor. Aan die hele periode, want er is ook Munch, Strindberg, nog anderen. Trouwens, Munch heeft nog eens het portret van Ensor geschilderd. Er zijn zeer sterke aanknopingspunten met mij. Het grote verschil is alleen dat, zowel bij Munch als bij Ensor, het idee nog gestueel, binnen de verf, wordt omgezet. Bij mij gebeurt dat allang niet meer. Het gebeurt in eerste instantie in termen van een reductie. Interessant om te weten is dat ik eigenlijk ben begonnen als een zeer gestueel en een zeer kleurrijke schilder, en dat heb afgebouwd vanwege de betekenisgelaagdheid: het kunnen verscherpen en verhogen. Bij Ensor was het net het omgekeerde: binnen het conformisme in de schilderkunst begon hij te werken als een non-conformist. Dat maakte hem daadwerkelijk een voorloper van het expressionisme.

Against the Day is het derde luik van een trilogie. Het eerste behandelt de geschiedenis van de kolonisatie van de geest door de jezuïeten.

Tuymans: Fascinerend aan de jezuiëten was voornamelijk hun ambiguïteit in termen van invloed en nabijheid van de macht, hun trouw aan Rome, en natuurlijk als product van de contrareformatie. Anderzijds werd in het Concilie van Trente van de zestiende eeuw wegens de jezuiëtenorde voor het eerst iets geopperd over de vrije wil. Dat is een filosofisch vraagstuk gebleven, tot vandaag. Fascinerend is ook de impact van zo’n orde, die in Latijns-Amerika verantwoordelijk is voor driekwart van de intelligentie, van mijn Venezolaanse vrouw tot Fidel Castro. Ze waren vooral bezig met het ontwikkelen van de inhoud van dingen, weliswaar binnen een hidden agenda van een ideologisch stelsel waaraan ze zich verknocht hadden. Anderzijds hebben ze, met Rubens als exponentieel voorbeeld, het westerse beelddenken een bepaalde plaats gegeven.

U schilderde twee beelden van binnenzichten van jezuïetenkerken. Waarom?

Tuymans: Het gaat om twee zich vertikaliserende beelden, zoals men ziet dat in de barok alles naar boven gaat. Op het einde van mijn tentoonstelling Against the Day heb je dan een diptiek van een persoon die tijdens de nacht doelloos in de hoek van mijn stadstuin staat te spitten. Daar zie je dat alles terug naar beneden gaat. Daar krijg je weer het element van Leibniz: alles wat geestelijk is, wordt weer materiaal.

Deel twee in de trilogie behandelt de kolonisatie van de fantasie door het Disney-imperium.

Tuymans: De Disneyreeks zit zeer dicht bij Ensor in het idee van het ensceneren. In Disney World wordt de fantasie totaal losgekoppeld van zijn inhoud, en het idee van het sprookje functioneert niet meer omdat het gewoon wordt vermarkt.

Against the Day ten slotte, laat zich beschrijven als de kolonisatie van het oog door de media-industrie.

Tuymans:Against the Day houdt zich niet bezig met verzet tegen de nieuwe media. Het gebruikt ze. Maar wat wel gebeurt, is dat ik beelden binnen die informatiestroom in hun ontwikkeling arresteer, ze omvorm tot het anachronisme van een schilderij. Daardoor gaan ze zich volledig anders verhouden en valideren. Ze doen dat binnen een ruimte en ook als object. Je past een andere tijdseenheid toe op de tijdseenheid die bestaat en die continu in ontwikkeling is. Dat is misschien te zien als een soort van verzet.

Met het sarcasme van Ensor, de grote maskerade, kunt u minder aanvangen?

Tuymans: Boeiend vind ik dat hij vrij vroeg intuïtief heeft ingezien dat een schilderij een beeld van een beeld is. Want de maskers die hij schildert, zijn uiteindelijk geen echte figuren. Mij interesseert daarin vooral het idee van holheid. En in Against the Day gaat het ook over uitgraven, over uitholling. Van oppervlaktes, bijvoorbeeld. Ensors Intrige heb ik altijd een geweldig schilderij gevonden. Hij maskeert niet alleen, hij toont ook de holheid van het masker, op de rand van het bestaande, op de rand dat het zou kunnen ageren.

Concreet?

Tuymans: Hij kiest een object en begint het te verlevendigen, te ensceneren, in si- tuaties te zetten. Hij speelt het uit tegen de toeschouwer. Einstein heeft Ensor ooit gevraagd: ‘Wat heb je nu geschilderd?’ En het antwoord was: ‘Niks.’ Omdat hij dus maskers had geschilderd. Een zeer pertinent antwoord.

Dat bewustzijn, bezig te zijn met iets wat ten eerste nutteloos is en ten tweede in principe niet bestaat, is belangrijk. Want vanuit het niet-bestaande ontwikkelt Ensor een volledige vormentaal en een betekenisgelaagdheid die wél bestaat: hij reageert op de werkelijkheid waarin hij leeft.

In mijn geval is het bijna omgekeerd, vanwege de virtuele werkelijkheid, die de stap verder is in dat verhaal. Ondanks het feit dat ze voor iedereen volledig toegankelijk is – iedereen kan op die websites kruipen, doen wat hij wil – creëert ze een totale ontoegankelijkheid. Als je dat in een schilderij omzet, zie je dat ook. De beelden uit Against the Day zijn gezien van de rug of van boven, naar de toeschouwer gekeerd. Alleen in het ene schilderij Map, met de platgeslagen textuur van het hoofd van de in aanmaak zijnde Afrikaan, is het oog eventueel nog een insteek voor de toeschouwer.

Dat verstaat u onder ontoegankelijkheid?

Tuymans: Ja, het feit dat je een versperring maakt, dat je afblokt. Ensor deed dat op een bepaald punt ook, die versperring maken, uit een soort van verzet. In mijn geval ligt dat misschien iets anders, omdat het veeleer om een vaststelling gaat. Ensor alleen zien als grotesk is een grote vernauwing. Er speelt ook een gevoel van claustrofobie in die schilderijen. Ondanks de uitspatting van de kleuren, ondanks de veelheid van de vormen, ondanks de gedifferentieerde vormentaal, krijg je bij hem toch altijd weer het samenballen tot een bijna explosief gegeven. Dat is een wens die bestaat, binnen de lichtvoorstelling van Ensor. En dat binnen het idee van de nieuwe technologie, de nieuwe technieken die op het eind van de negentiende eeuw de samenleving totaal hebben veranderd. In zeer korte tijd nog wel.

Hoe verbindt u dat met de claustrofobie?

Tuymans: De claustrofobie heeft iets te maken met de manier waarop men technologie beleeft. Daarom was het beeld van die twee borsten, mijn schilderij Tits, voor mij zeer belangrijk. Het eerste wat er gebeurt als er nieuwe technologieën verschijnen, is dat er een pornografisch element aan gekoppeld wordt. Er wordt altijd gezocht om zich daarmee op een latente manier fysiek te verhouden. Dat is ook een heel belangrijk punt bij Ensor. We kunnen dan spreken over het raadsel van het feit dat hij nooit getrouwd is. De verhouding met die vrouw ( Augusta Boogaerts, nvdr), die tot het eind van zijn dagen redelijk verstopt gebleven is. Het was geen echte man-vrouwverhouding in termen van samen- leven en zo, maar puur… elkaar gebruiken. Dat zijn interessante nevenfacetten. Daar ontstaat ook het onderzoek naar de relatie tussen een bepaalde intelligentie en het idee ‘wat is vulgair?’ Ik denk dat Ensor daar onbewust al mee gespeeld heeft.

Het licht bij Ensor, Goya en Redon wordt vaak verbonden met een religieus, zelfs mystiek element.

Tuymans: Dat is belangrijk. Maar er is ook de idee van de verlichting als mentaal breekpunt binnen de westerse samenleving. Dat leidt aan de ene kant tot elementen die met vooruitgang te maken hebben, zowel mentaal als op technologisch vlak. Maar tegelijk worden die gepareerd door een aantal misvattingen over de verlichting die zeer gewelddadig zijn uitgedraaid. Men kan om te beginnen denken aan de terreur onder Robespierre.

Welke rol speelde de verlichting voor deze kunstenaars?

Tuymans: In het denkpatroon van de verlichting is een diversiteit ingebouwd. Die maakt bewegingsvrijheid mogelijk. Ten eerste om zich los te maken van het religieuze juk. Ten tweede om zich los te maken van de bestaande machtsstructuur en die te veranderen. Het probleem is dat die verandering er is gekomen vanuit een denkproces, zonder dat ze de kans kreeg om een rol te spelen in de machtsstructuur. De verlichting heeft wel geleid tot een zeer democratisch omgaan met de dingen, maar ze is nooit volledig ingebed – en zeker cultureel niet. Ze is wel uit de cultuur voortgekomen, maar de cultuur heeft het aanknopingspunt niet kunnen vinden met wat er binnen de samenleving wezenlijk gebeurt. Met als gevolg dat men in een positie komt waarin men zichzelf en de gedachte isoleert.

Dat is een zeer eigenaardig facet, dat je bij Ensor terugvindt. Bij Odilon Redon ook, maar op een andere manier, omdat het daar veel meer speelt binnen een poëtische ruimte, die bijna ook een virtuele ruimte is. En bij Goya situeert het zich wezenlijk binnen een engagement tegenover de waanzin van zijn tijd.

DOOR JAN BRAET/foto saskia vanderstichele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content