Afgezien van de Gouden Schoen gaan zowat alle onderscheidingen die in België met sport te maken hebben dit jaar naar Tom Boonen. De opperste trofee moet deze week volgen: Sportman van het Jaar.

Niet simpel, een gesprek opzetten met Tom Boonen (25). Eerst won hij, in één week tijd, de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Toen zát zijn agenda al overvol. Tijdens de zomermaanden was er de Tour, met twee ritoverwinningen en een paar dagen de groene trui, maar ook met een knieblessure. Daarna volgde een rustperiode, én de opbouw naar het wereldkampioenschap. Die mag je niet verstoren met interviewsessies, ook al blijven de aanvragen toestromen. Honderden, de meest bizarre eerst. Waar die ascese toe leidde, staat ondertussen in het collectieve Vlaamse Wielergeheugen, onder de titel: ‘Tommeke, Tommeke, wat doe je toch…?’ Wereldkampioen. Commentator Michel Wuyts werd er euforisch van, Tom Boonen zelf straalde alleen maar. En genoot.

Maar de winter is een gemoedelijk seizoen. Dus is er toch tijd voor een gesprek. Voor gesprekken, beter gezegd. Tom Boonen werkt ze af ‘in bulk’. Voor ons een Italiaanse journalist van de Corriere della Sera. (Of seks kan, de ochtend van een wedstrijd?) Na ons een blitse jongen van een obscuur lifestylemagazine, die verzekert dat hij alleen geïnteresseerd is in Toms uitgaans- leven. ‘Koers? Nee, daar ga ik geen enkele vraag over stellen.’ Tussendoor een fotoshoot.

Tom Boonen ondergaat het gelaten. Om zeven uur moet hij op het Gala van de Kristallen Fiets verschijnen, zijn zoveelste prijs in ontvangst nemen. ‘We zijn nog maar een halfuurtje over tijd’, zegt zijn perschef lachend, als we aankomen. Maar de foto’s duren langer dan gepland en het wordt nog spannend. Zes uur al, en nog twee interviews te gaan. Boonen kijkt niet eens op zijn klok. Even naar het toilet, en een spuitwater om de stem te smeren. De volgende. Hij antwoordt zoals hij spurt: zonder veel uitweidingen, rechtdoor. Maar overwogen én met zin voor nuance. Een sterke kop, in hectische tijden.

TOM BOONEN: Of ik dit lastig vind? Helemaal niet. Het hoort erbij, en tijdens de winter zit ik toch niet graag stil. Zo’n dag interviews is dan welkom als afwisseling. Eén dag per week, of eens om de twee weken, is zeker niet te veel gevraagd.

Welke van je drie grote overwinningen – Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, het wereldkampioenschap – vind je zelf de ‘strafste’?

BOONEN: Het WK. Alhoewel de Ronde van Vlaanderen de mooiste was. Maar voor het wereldkampioenschap heb ik serieus moeten knokken om nog in vorm te geraken. Ik moest ook opboksen tegen vooroordelen: niemand geloofde nog in mij, iedereen verklaarde de Belgische ploeg gek dat ze alles op Boonen wilde zetten. Ikzelf wist dat ik goed bezig was, maar dat ik in die periode mijn hoofd niet heb laten gek maken door al die kritieken vind ik nog altijd straf van mijn eigen.

Sportief gezien schat ik de Ronde van Vlaanderen wel hoger in. Die koers is lastiger dan het WK, zeker dan het WK op de omloop van Madrid. De Ronde veroorzaakt ook meer stress, omdat ze zo vroeg op het seizoen komt. Het wereldkampioenschap is de afsluiter, je hebt al wat koersen gewonnen – allez, ik toch – daardoor kom je meer relaxed aan de start. In de Ronde van Vlaanderen jaagt iedereen zich ontzettend op, heel Vlaanderen leeft mee.

Je stond na het voorjaar al in het middelpunt van alle belangstelling. Heeft de wereldtitel daar nog een schep bovenop gedaan?

BOONEN: Nee, rond het WK is het nog redelijk kalm gebleven in vergelijking met het voorjaar. Ook voor mezelf heeft het weinig veranderd. Al geeft de wetenschap dat ik het nog altijd kan wel een erg voldaan gevoel. Ik kán pieken naar eendagswedstrijden, ik kán ze winnen. En nu is er het plezier van een heel jaar in die regenboogtrui te mogen rijden. Wat een prachtige trui. Eigenlijk kan ik nog niet uit ervaring spreken, maar ik voel het al een beetje op training. Telkens ik mijn kleren vastpak, moet ik eerst eens even goed kijken. Op het ogenblik dat ik ermee in de koers ga stappen, zal het toch heel anders zijn dan normaal.

Ga je ook altijd in die trui trainen?

BOONEN: Zeker en vast. Het zou gek zijn als ik het niet deed. Ik denk dat er de laatste vijftien jaar geen enkele wereldkampioen niét in die trui is gaan trainen. Om wat minder op te vallen? Och, dat maakt geen verschil meer uit. Ze zien mij sowieso van ver komen.

Je vader liet zich onlangs ontvallen: eigenlijk haat Tom zijn vedettestatus meer dan hij ‘m liefheeft. Is dat zo?

BOONEN: Haten is veel gezegd. Ik besef goed dat ik zonder die vedettestatus niet zou staan waar ik nu sta. Ik zou niet kunnen profiteren van zaken waar ik nu wél kan van genieten. Maar soms zou ik er geld voor geven om ook eens anoniem over straat te kunnen lopen. Die tijd is voorbij. Ik probeer me wel zo weinig mogelijk aan te passen. Ik heb me altijd voorgehouden: ik zal me niets ontzeggen voor de koers. Als ik iets graag doe, doe ik het. Maar de laatste tijd betrap ik me er steeds vaker op dat ik uitnodigingen waarop ik vroeger zou zijn ingegaan, nu links laat liggen. Dat mag geen regel worden. Enkele weken geleden bijvoorbeeld ben ik met een paar vrienden naar de horecabeurs geweest. Dat is zowat het ergste wat je als coureur kunt doen: een horecabeurs, ongeremd eten en drinken. Toch wil ik voor zoiets geen forfait geven.

In het seizoen heb ik echt wel rust- periodes nodig. En afwisseling. Ik zou nooit een renner kunnen worden als de Duitser Erik Zabel. Hij koerst al vijftien jaar bijna onafgebroken. Het hele jaar door, vanaf het voorjaar op de weg, in de winter zesdaagsen, altijd wel iéts. Dat kan ik niet. Gedurende een bepaalde periode wil ik honderd procent voor mijn job leven, maar dan moet ik de riemen afgooien. Bezinnen, nieuwe lucht inademen en hup, dan ben ik weer vertrokken. Die rustperiodes zijn ook echt rustperiodes: dan zit ik twee weken niet op mijn fiets. Na het seizoen heb ik zes weken niks gedaan. Als ze me dat afpakken, houd ik het hooguit nog twee jaar vol.

Hoe is het leven in Monaco?

BOONEN: Ik heb nog niet in Monaco geleefd. Ik ben er twee dagen geweest om alles in orde te brengen. Nu wacht ik op mijn meubels. Zodra ik een tafel en een bed heb, zal ik op je vraag kunnen antwoorden.

In alle interviews kom je naar voren als iemand die de geborgenheid van zijn naaste familie nodig heeft. Geen angst om in Monaco weg te kwijnen?

BOONEN: Geborgenheid heeft niets te maken met het aantal dagen dat je thuis bent. Het gaat om de kwaliteit, áls je er bent. De voorbije jaren was ik ook vaak van huis weg, veel verandert het niet. Misschien zal het af en toe wel eens pikken als ik er alleen zit. Maar dat probeer ik zo veel mogelijk te vermijden.

Eerlijk gezegd: ik heb die verhuizing onderschat. Er komt toch heel wat bij kijken: je domicilie veranderen, appartement zoeken, bankrekening openen want je mag geen enkele rekening meer hebben lopen in België… een hoop werk. Daar heb ik wel een manager voor, maar ik moet toch nog vaak zelf opdraven.

Vind je het erg dat de mallemolen niet stopt bij jezelf? Je ouders hebben een privénummer moeten nemen, je vriendin wordt in alle mogelijke boekjes opgevoerd, er was al een interview met je grootouders.

BOONEN: Mijn grootouders hebben er geen problemen mee, mijn ouders wel. En dan vind ik het erg dat de journalisten constant blijven aandringen. Wat een gezaag mijn ouders aan hun hoofd krijgen, vaak alleen voor een fotootje. Heb toch een beetje respect: als ze niet willen, willen ze niet. Ons ma staat er écht niet voor open. Ik ben de wielrenner, ik heb succes. Mijn ouders willen zich daar wel in inleven, maar dan vooral door met mij emoties te delen. Niet door al die persaandacht.

Wat maakt je eigenlijk zo sterk, als renner?

BOONEN: Goh, dat weet ik niet. Ik heb een beetje een totaalpakket van helder denken en een sterk lichaam. En ik ben de laatste drie, vier jaar geleidelijk aan verbeterd. Ik was al een goede belofte, altijd bij de top, maar sinds ik prof ben, ben ik vooral stelselmatig sterker geworden. Elk jaar wel vijf, zes procent. En dat is bij vele renners een probleem: die overgang naar de profs verteren. Maar waarom dat bij mij beter verloopt? Aanleg, zeker.

Aan wie heb je die progressie het meest te danken?

BOONEN: Het meeste heb je altijd aan jezelf te danken. Dat kan pretentieus klinken, maar het is zo. De omkadering in de ploeg zorgt er gewoon voor dat je je niet laat gaan, dat je je hoofd niet laat hangen. Van thuis heb ik ook altijd de volle steun gehad. Bovendien heb ik nog nooit grote tegenslagen gekend. Af en toe een klein akkefietje, maar nog nooit iets ‘serieus’. Eigenlijk moet je die vraag stellen aan iemand die al in de put heeft gezeten, die kan je vertellen hoeveel steun een goede entourage betekent. Bij mij was het nog niet nodig, tot nu toe. Ik heb al wel mijn schouder gebroken, mijn sleutelbeen, een operatie gehad aan de darmen, maar ik heb dat altijd gemakkelijk overwonnen. Positief blijven denken is de boodschap.

Wil je je hele carrière spurter blijven, of wil je zoals Johan Museeuw evolueren naar een renner die het meer van lange, zware inspanningen moet hebben?

BOONEN: ’t Is wel gemakkelijk hè, sprinter zijn. Het makkelijkste wat er is. Ik bedoel: je krijgt per jaar zeventig tot tachtig kansen om een koers te winnen. Een pure berggeit heeft er misschien drie of vier. De spurt is dus een wapen dat je als renner het best koestert en blijft aanscherpen. Niet dat ik het altijd even graag doe. Tenslotte is het telkens weer een gewoel en een gevecht, en krijg je de verantwoordelijkheid voor de hele ploeg op je nek. Daarom probeer ik het te beperken tot de Tour en de belangrijke rittenwedstrijden, als het echt moet, voor het moreel van de mannen of van mezelf. Bij andere gelegenheden probeer ik zoveel mogelijk te schipperen.

Ben je ooit bang in een spurt?

BOONEN: Soms wel, maar niet dikwijls. En zeker niet op het moment dat ik aanzet. Eens gelanceerd is het eigenlijk al voorbij, dan is het alleen nog winnen of verliezen. Maar de voorbereiding, die laatste kilometers, die zijn verschrikkelijk. Ik heb al vaak genoeg mijn remmen dichtgeknepen, hoor. Omdat er niets anders opzat. Dát, of tegen de grond.

Wielerlegende Rik Van Looy, een man met wie je wel eens vergeleken wordt, zegt: ‘Boonen kan op termijn alle klas- siekers winnen. Zelfs Luik-Bastenaken-Luik.’ Akkoord?

BOONEN: Ik ga het ooit wel eens proberen, ja. Alleen weet ik nog niet wanneer. Ik ben ervan overtuigd dat ik die koers wel aankan, maar de finale is toch nog iets anders. Maar ik wil het zeker proberen. Luik-Bastenaken-Luik blijft een wielermonument in België, en voor mij is het een mooie nieuwe uitdaging. Als belofte ben ik er één keer tweede geworden, en eigenlijk had ik toen moeten winnen. Het jaar voordien had ik nog van alle kanten moeten horen: ‘Boonen is geen klimmer, Boonen staat te dik.’ Maar een seizoen later werd ik wel tweede. Zo gaat dat bij mij.

Hoe behoed je jezelf voor verzadiging? Tenslotte ben je amper 25 en heb je al een rijkgevulde erelijst.

BOONEN: Niet overdrijven. Ik ben vier jaar prof, dan kun je nog niet spreken van verzadiging. Jongens die niét winnen, hebben het volgens mij veel moeilijker om te blijven trainen en te blijven werken. Voor mij is het veel simpeler: ik zit in de winning mood. Dan gaat het ook niet vanzelf, maar toch al een stuk makkelijker dan bij anderen. Al wat er bij komt, zaken die niets met de koers te maken hebben, dát is mijn grote probleem voor de komende jaren.

Is dat ook de reden waarom je nu al aankondigt over een jaar of vijf te stoppen?

BOONEN: Het heeft er veel mee te maken. Ik zie dit leven geen tien jaar meer zitten. Ik ben ook niet van plan nog vijfentwintig jaar in de wielersport te blijven. Hooguit nog een jaar of vijf, zes. Dan wil ik iets anders doen. Ploegleider, jeugdopleiding? Absoluut niet. Vér uit de schijnwerpers.

Kun je uitleggen hoe hard je moet werken om wereldkampioen te worden?

BOONEN: Nee. Een andere topsporter begrijpt zoiets, maar aan een buitenstaander kun je niet uitleggen wat een inspanning het kost om telkens opnieuw te beginnen. Je hebt al een keer of vijf alles moeten geven om in bepaalde wedstrijden goed te zijn. Je komt totaal uitgeblust terug uit de Tour: moreel volledig weg, het groen is je ontsnapt, je knie is kapot, alles staat je tegen… en dan moet je nog maar eens alles geven, om in nauwelijks anderhalve maand tijd weer naar je beste niveau te groeien. Dat was heel zwaar, daar heb ik veel opofferingen voor gedaan en heel hard voor moeten trainen. Veel meer dan tijdens het voorjaar.

Ik was er wel van overtuigd dat het kon lukken, maar als je dan uiteindelijk echt op het podium staat, met die schitterende trui om je schouders, denk je toch even: ‘Jongen, hoe kan dit nu? Het is de derde keer dit jaar dat ik me voorneem: ik ga ervoor, en voor de derde keer lukt het.’ Ik verbaas mezelf soms.

Hoe ver reikt jouw populariteit? Ben je alleen in België een vedette?

BOONEN: Italië is nog veel erger. In Italië ben ik groter dan Damiano Cunego. En Cunego is groot. Ik word er de laatste tijd meer herkend dan olympisch kampioen Paolo Bettini. Dat verbaast me, want voor Italianen telt normaal maar één ding: Italia, Italia, Italia. Maar na het WK heb ik in Italië enorm veel fans bijgewonnen. Dat merk ik ook aan de briefwisseling bij ons thuis: vroeger kwam één op de tien brieven uit Italië, nu is dat de helft.

Uiteindelijk ben je het niet geworden, maar je was wel een kanshebber om ‘Mens van het Jaar’ van Knack te worden. Verbaast je dat?

BOONEN: Ik vind het een raar idee. ‘Mens van het jaar’… dat heeft toch niets meer met wielersport te maken?

Het bewijst dat Tom Boonen het wielrennen overstijgt.

BOONEN: Het had wel mooi gestaan, moet ik toegeven. Ik zou erdoor vereerd geweest zijn. Door de sport treed ik in de schijnwerpers, en door in de schijnwerpers te staan kan ik iets betekenen voor bepaalde mensen, verenigingen, acties. Ik ben blij dat mensen al inzien dat er meer is dan de wielrenner Tom Boonen. Deze jongen kan misschien in de toekomst iets presteren dat meer inhoudt dan alleen hard met de fiets rijden.

Tot slot: wat was voor jou het mooiste moment van het afgelopen jaar?

BOONEN: De barbecues na de Tour. Echt waar. Daar ben ik tot rust gekomen. Ik was teruggekeerd met een knieblessure, ik zag het efkens niet meer zitten. Ik ben dan een reeks barbecues afgegaan, bijna dagelijks. Met wat kameraden aan een vijvertje. Geen grote dingen, gewoon gezellig. Dát was voor mij het schoonste moment van het jaar.

Door Kris Croonen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content