Alois Alzheimer gaf zijn naam aan de meest gevreesde en verspreide ziekte van het geheugen. Wat gebeurt er met een patiënt, en hoe moeten we ons een ziek geheugen voorstellen? Antwoorden uit kunst en wetenschap in het Museum Dr. Guislain, dat een expo en een symposium aan het thema wijdt.

‘We zijn gezwicht voor de maatschappelijke relevantie van geheugenziektes, het feit dat zo veel families er door getroffen worden,’ zegt Patrick Allegaert, artistiek directeur van het Museum Dr. Guislain in Gent. Een tentoonstelling maken over het geheugen zonder het over alzheimer en de problematiek van het zieke geheugen te hebben, zou wel erg onwerelds zijn geweest. Het museum maakt deel uit van het gelijknamige instituut van de Broeders van Liefde, dat een lange traditie in de verpleging van psychiatrische patiënten heeft. Het heeft een reputatie opgebouwd in de omgang met kunst van, voornamelijk, outsiders. Geleerd door de ervaring dat het onderscheid tussen het normale en het abnormale vaak te vaag is om relevant te zijn, doorbreekt Allegaerts equipe met gemak versteende denkbeelden. Brandende onderwerpen van ziekte en gezondheid worden op alle mogelijke manieren bekeken en getoond, multidisciplinair, en met inbreng van externe competentie.

Vroeger werden alzheimerpatiënten samen met andere dementerenden en geesteszieken collectief in psychiatrische klinieken gestopt, omdat men niet wist wat er precies met hen aan de hand was. Dat veranderde toen de Duitse neuroloog Alois Alzheimer in 1906 zijn bevindingen publiceerde over ‘een merkwaardige aandoening van de hersenschors.’ Alzheimer had vreemde plakken en kluwen in de gekrompen hersencellen van mensen ontdekt, en stelde vast dat die patiënten eerst hun kortetermijngeheugen en ten slotte hun hele persoonlijkheid verloren. De Antwerpse professor moleculaire biologie en genetica Christine Van Broeckhoven is vandaag een van de grootste experts ter wereld op het vlak van de ziekte van Alzheimer. Allegaert betrok haar bij de voorbereiding van de tentoonstelling Uit het geheugen, omdat het centrale luik aan de ziekte zou zijn gewijd. Dat was een evidentie, zeker ook voor de aangezochte partner Ziekenzorg CM, met zijn 1200 lokale afdelingen. Vanwege de toenemende vergrijzing van de bevolking staat de ziekte bij CM hoog op de agenda. Het traditionele praatje van de dokter eens afwisselen met een tentoonstelling – over alzheimer, maar ook over het geheugen in het algemeen – zou voor de getroffen familieleden bijzonder verrijkend zijn, zo werd gedacht.

Van Broeckhoven kwam naar het museum en vergastte curatoren Allegaert en Bart Marius eerst op een ontnuchterende vaststelling. ‘Mijn werk is niet te visualiseren’, zei ze. ‘Als je kijkt naar mijn medewerkers zie je ze voor computerschermpjes zitten en aantekeningen maken, en veel meer is het niet.’ Dan zit er een dosis ironie in het feit dat een van de sterkste beelden op de tentoonstelling een foto is waarop Van Broeckhoven in witte labjas met heilige schroom een stel hersenen vasthoudt. ‘Die hersenen maken deel uit van het Duits-Joodse archief Born-Bunge dat de Universiteit Antwerpen geërfd heeft’, zegt Allegaert. ‘Ze komen uit een onderzoek naar erfelijke ziekten over drie generaties, tussen de jaren 1920 en 1950. De hersenen van de onderzochte families zijn bewaard gebleven. Christine Van Broeckhoven zegt zelf dat het voor haar een schat geweest is dat ze als wetenschapper op drie generaties hersenen kon werken en zag hoe bepaalde zaken evolueren, erfelijk gezien. Dat was voor haar vorming als wetenschapper heel belangrijk.’ Zo belangrijk dat die hersenen nooit worden uitgeleend, zodat ze in ideale voorwaarden in de Antwerpse universiteit blijven.

Van Broeckhoven verstaat de kunst om de ziekte van Alzheimer op een toegankelijke manier te beschrijven. In haar tekst voor het boek bij Uit het geheugen duidt ze de erfelijke aandoening als de meest voorkomende vorm van dementie. Het bewustzijn van de patiënt blijft intact, wat het voor hem of haar en de naaste omgeving des te zwaarder maakt. De ziekte verloopt progressief en onomkeerbaar, tot aan de dood. Ons land telt enkele honderdduizenden dementerenden, voor het leeuwendeel 65-plussers. Van Broeckhoven: ‘Een dementerende persoon is niet gewoon bepaalde verstandelijke gevoelens kwijt, hij blijft ze verliezen. Dat is te merken aan het geheugen, dat gestaag achteruitgaat. Dementerende mensen gaan ook steeds slechter functioneren. Ze zijn niet meer in staat om te redeneren en zich een oordeel te vormen. Ze krijgen moeite met spreken of met het begrijpen van wat anderen zeggen. Zowel hun gedrag als hun karakter verandert ingrijpend. Ze worden steeds meer afhankelijk van de hulp van anderen. Uiteindelijk kunnen ze ook lichamelijk aftakelen en incontinent worden. De progressieve aftakeling duurt gemiddeld tien jaar, maar kan ook vijf tot twintig jaar in beslag nemen.’

Niemand hoeft te vrezen door een ander met alzheimer te worden besmet, stelt de professor gerust. Aan de andere kant zijn er geen trucjes om de werking van het geheugen op peil te houden: ‘Studeren, sudoku en kruiswoordraadsels houden het geheugen scherp, maar ze vormen geen bescherming, en zetten zelfs geen rem op de klinische aftakeling van de hersenen.’ Allemaal vrij hopeloos dus, op enkele interessante medische tips na. Zo zou het consumeren van boter, vlees, melk en chocola het risico op alzheimer verhogen, terwijl plantaardige producten en vis dan weer de kans verkleinen om de ziekte op te lopen. Angst ten slotte, lijkt een slechte raadgever. Iedereen wordt ouder en dus vergeet-achtiger, maar dat is geen reden om zich af te zonderen en te treuren. Neen, zo bezweert Van Broeckhoven, laten we alert blijven en sociale contacten onderhouden, want anders ‘dreigt er een toestand die kan lijken op dementie’. Uitkijken dus, vanaf de eerste symptomen: de naam vergeten van degene die ‘een minuut geleden gebeld heeft’, is één ding; vergeten dat er überhaupt gebeld is, moet al de wenkbrauwen doen fronsen.

Vergeetal

Kunstenaars die lijden aan de ziekte van Alzheimer komen zelden of nooit voor in de officiële annalen van de kunstgeschiedenis. Een beroemde uitzondering is de Amerikaanse abstract-expressionist Willem de Kooning (1904-1997), die ondanks zijn ziekte bijna tot het bittere eind door bleef schilderen. Dat deed hij op basis van jarenlange automatismen, een ingebakken vormentaal, waarin echter een beklemmende schraalheid sloop. Bij de Nederlandse schilder René Daniels was het geen alzheimer maar een hersenbloeding die hem in 1987 beroofde van zijn intellectuele mogelijkheden, en die hem in een geestelijk isolement dreef. Zijn kwaliteit – het intelligent, geestig en poëtisch spelen met beelden, voorstellingen en taal – was op slag verdwenen. De Belgische verzamelaar die Daniels opzocht in de instelling waar hij sindsdien verblijft, zegt dat hij, wanneer hij iemand herkent, via tekeningen het gesprek probeert vast te leggen. Hij blijft werken en maakt een soort kindertekeningen, die de stichting die zijn werk beheert angstvallig uit het kunstcircuit probeert te houden. De directeur van Guislain ondernam een poging om aan dat werk te geraken om het te tonen, maar tevergeefs: het was taboe. In de tentoonstelling hangt wel Daniels’ laatste schilderij uit 1987, gekocht door dezelfde Belgische verzamelaar. De titel, Memoires van een vergeetal, is van een tragische ironie.

Om bij de vreemde spelingen van het lot te blijven, pakt Uit het geheugen in Belgische première uit met enkele Alcoholische naakten van Arturo Tosi (1871-1956). De Italiaanse schilder geniet enige bekendheid vanwege zijn keurige landschapsschilderijen. Toen hij rond 1895 vanwege zijn alcoholische verslaving een tijd geïnterneerd werd, maakte hij in een roes een reeks dramatische naakten. Na het ‘ontwaken’ herinnerde hij er zich niets meer van. In compositie, vorm en virtuoos heftige penseelvoering lopen de schilderijen vooruit op het Amerikaanse abstract-expressionisme uit de tweede helft van de jaren 40 en de jaren 50. Pas recent kwamen de ‘alcoholische naakten’ van Tosi aan het licht, nadat ze bijna een eeuw verborgen waren gehouden door zijn familie. Patrick Allegaert spreekt in dit geval van ‘een ontwrichting van het geheugen van de kunstgeschiedenis’.

Het mentale isolement waarin alzheimerpatiënten terechtkomen, wordt waarschijnlijk nog vergroot door de moeite die de meesten onder ons ondervinden om hen onder ogen te komen. Het gaat om een amper toegegeven weerzin, die onvermijdelijk ook de kop opsteekt bij het bekijken van de door de Duitse fotograaf Peter Granser ongenadig scherp gefotografeerde, zieke koppen. De frontale confrontatie aangaan met deze felle, wanhopige ogen in afgetakelde gezichten is niet evident. Een voorzichtige toenadering wordt mogelijk wanneer Granser met zijn camera iets meer afstand houdt: iemand tast als een blinde de draden van de omheining van de instelling af ( Observation 3), lijkt aanstalten te maken om ze te beklimmen. Het wordt denkbaar om een vorm van solidariteit te overwegen. Als het maar geen steriel medelijden is.

Een mens stelt zich teweer, wanneer hij alzheimer voelt aankomen. Patrick Allegaert: ‘Een vader van een vriendin van Peter Granser was getroffen. Wij laten zien hoe hij probeert te ontkomen. Hij kribbelt op allerlei papiertjes, postages, maakt daarvan klassementen om alles te onthouden. Dat is natuurlijk een poging die tot mislukken gedoemd is. Je voelt de inspanning die die man geleverd heeft: “Ik moet bij de zaak blijven!” Een zeer aandoenlijk tafeltje.’ De emotionele beproeving die kunstenaars ondergaan wanneer ze in hun intieme kring met de ziekte in aanraking komen, kan tot werken leiden met een radicaal verschillende gevoelstemperatuur. Gérard Allary, die zijn zieke moeder bij zich in het atelier nam, verhevigt de rauwheid van de situatie wanneer hij haar schildert en fotografeert. Een door een ‘verwoestende hersenziekte’ getroffen grootmoeder brengt Sofie Muller tot de vertederende epoxysculptuur Elza – een nog vitale vrouw, een ietwat verbeten trekje om de mond, gezeten op een schommel. Oma wordt een meisje, komt terecht in een kinderwereld, die bij Sofie Muller benauwend kan zijn. Getuige daarvan is Alice, staande sculptuur van een in een glazen hoek gedrongen meisje dat een uitstulping aan het hoofd ontwikkelt, samenkoekend met het glas.

Collectief geheugen

Het collectieve geheugen voelt vaak net zo ziek aan als dat van individuen. De ziekte heeft niets te maken met erfelijke factoren en het eten van plantaardige producten of vis helpt niet om aan de dementie van de maatschappij te ontsnappen. Toch is de aandoening minder abstract dan we misschien denken. Tenslotte liggen de mensen behoudens natuurrampen meestal zelf aan de basis van hun gedeelde herinneringen. Het individuele geheugen loopt over in het collectieve. Gebeurtenissen kunnen mensen zo traumatiseren dat ze voor altijd hun herinneringen vergiftigen, verkleuren, verstoren.

Kon een kunstenaar als Koenraad Tinel ooit zo volgehouden somber uit de hoek komen als hij niet van in de wieg de doem van de nazi’s en hun getrappel in de Tweede Wereldoorlog aan den lijve had ondervonden? Zouden zijn 240 inkttekeningen – waarvan sommige aan de Schreeuw van Edvard Munch doen denken – niet door iedereen meteen als een deel van een vertrouwde nachtmerrie worden herkend? Zelfs bij wie toen nog niet eens geboren was, steekt de door Tinel in beeld en tekst tot een Scheisseimer gebundelde horror onder het vel. ‘Dit is het verhaal van mij als kind tussen zes en twaalf jaar. Tussen 1940 en 1946. Ik was een gelukkig kind met lieve ouders’, zo staat er onder de eerste prent. De donkere schim van een kind op een schommel, in een spookachtige omgeving. Zou het in hetzelfde land verdwaald zijn als Sofie Mullers Elza?

Gedeelde trauma’s gaan een eigen leven leiden in de collectieve herinnering. Kunstenaars, en niet van de minsten, hebben een speciaal zintuig om het zieke dat onderhuids voortwoekert op te sporen en te vertalen in beelden die verwarren. Het voorbeeld van Luc Tuymans staat iedereen voor ogen. In jongere generaties leeft ook dat talent. Uit het geheugen toont met Dutroux zo’n onthutsend schilderijtje. Het is van de hand van de jonge Gentse Veerle Beckers, die behoort tot de generatie die de waanzinnige Canvascollectie moet ondergaan om überhaupt onder de aandacht te komen.

Haar portret van Marc Dutroux geeft inderdaad de trekken weer van de man die opgesloten zit vanwege zijn met gevoelloze precisie en dodelijke gevolgen uitgeleefde perversies op jonge meisjes. Voor zijn gezicht zit iets als een gaasmasker, dat het doorschemeren van zijn blik angstaanjagend maakt. Maar masker, snor, haartooi en halsdoek evoceren tegelijkertijd een heel andere man, een gecultiveerde bourgeois, misschien de schrijver die met ijskoude precisie de herinneringen en perversies van zijn soort beschreef, tot de geringste oogopslag van jonge meisjes toe. Toeval wellicht, dat Uit het geheugen letterlijk Marcel Proust citeert, heel onschuldig met de bekende koekjes waarvan de smaak de poorten van zijn verzonken verleden opent.

Tussen 1900 en 1942 liet het Berlijnse bourgeoisechtpaar Wagner zich elk jaar thuis bij de kerstboom fotograferen, en stuurde de foto als wenskaart naar vrienden. Details verraden gevoelige punten uit de geschiedenis van het koppel en van Duitsland. De gaten in het geheugen vertellen het meest. Zoals het verschijnen in 1921 en later weer verdwijnen van de foto van de keizer aan de muur, die vervangen wordt door de huwelijksfoto van het paar. Of het in 1915 weglaten van de kaart van Europa met de door speldjes gemarkeerde vooruitgang van de Duitse troepen in 1914. Of ook nog, het onverklaarbare mentale gat dat wordt geslagen wanneer men mevrouw Wagner van het ene jaar op het andere zo onkennelijk verouderd ziet dat het een andere persoon lijkt.

Het collectieve geheugen mag alzheimerachtige symptomen vertonen, in tegenstelling tot de ziekte met die naam, lijkt ze vatbaar voor herstel. In een andere vleugel dan die waar Uit het geheugen wordt getoond, boog de Duitse kunstenares Sara Westphal zich over de geschiedenis van de psychiatrische aanpak in het Guislain en aanverwante instellingen. Wie in een gang komt met aan weerszijden deurtjes krijgt het benauwende gevoel dat het gaat om een eindeloos doorlopende, met celdeuren bezaaide gevangenisgang. Het is een optische illusie, die Sara Westphal opwekt door middel van een aan het eind van de gang aangebrachte fotoprojectie ervan. Een verwijzing naar de psychiatrische opvang in de jaren 80, zo legt Allegaert uit. Toen veranderde het Guislain een grote zaal in kleine kamertjes, vanuit de idee dat patiënten recht hadden op meer privacy. (In tegenstelling tot een gevangenis, konden de patiënten hun kamer wel vrij verlaten, verzekert hij.) Sara Westphal betrad zo’n kamertje, trof er een verlept gordijn aan en vlekken op de vloer, kleine gaatjes in de muur, spelden en resten van opgehangen papiertjes. Ze dikte al die dingen nog wat aan, zodat de triestheid ervan volop tot uiting komt. Vandaag zijn er geen patiënten meer. Het Guislain liet architect Patrick Lefebure op zijn terrein wooneenheden in een straatvorm bouwen, een zo dicht mogelijke benadering van een normaal leven.

TOT 2 MEI MUSEUM DR. GUISLAIN, J. GUISLAINSTRAAT, 9000 GENT/ ANNEX EEN EXPO TOT 23 MAART IN HET KATHO-IPSOC, DOORNIKSESTEENWEG 145, 8500 KORTRIJK/ OP 4 EN 5 FEBRUARi SYMPOSIUM ‘UIT HET GEHEUGEN’ OVER WETEN EN VERGETEN MET ONDER ANDEREN CHRISTINE VAN BROECKHOVEN. INFO: www.museumdrguislain.BE

DOOR JAN BRAET

‘Een mens stelt zich teweer, wanneer hij alzheimer voelt aankomen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content