De Russische generaals beweren dat de strijd in Tsjetsjenië is gestreden. Maar de militairen in het veld en in de bergen weten wel beter.

De Russische legerhelikopter scheert laag over het Tsjetsjeense landschap, waarin op een enkele koe na geen leven is te bekennen. Naarmate de Mig-8 verder zuidwaarts vliegt, gaat hij steeds lager hangen. Het toestel komt niet hoger meer dan een meter of tien. Vanaf de grond is een snel voorbijflitsend toestel namelijk moeilijker te raken dan een doelwit op grotere hoogte. En om het zekere voor het onzekere te nemen, slaat de kleine groene transporthelikopter ook scherpe haken.

Ondanks al deze maatregelen is er toch kans dat we worden beschoten door de ‘bandieten’, zo waarschuwt de piloot bij het vertrek vanaf Mozdok, de legerbasis in het zuiden van Rusland vanwaaruit dagelijks tientallen bombardementsvluchten op Tsjetsjenië worden uitgevoerd en waar duizenden militairen zijn gelegerd. De waarschuwing brengt onze begeleider op een anekdote. Toen onlangs de helikopter onder vuur kwam, kreeg een cameraman van een grote televisiemaatschappij het te kwaad. ‘Ik vertel niet wie het was. Maar hij verspreidde daarna een heel onprettige geur.’ Alleen onze begeleider kan erom lachen.

De dag voor ons vertrek heeft de Russische generale staf aangekondigd dat de militaire fase van de strijd zo goed als beëindigd is. In Avtoeri, aan de voet van de Tsjetsjeense bergen, ontstaat evenwel een ander beeld. De verzamelde journalisten verwachten dat ze vanuit deze basis verder gaan naar een pas ‘bevrijd’ bergdorp. De Russen leggen niet uit waarom dit niet gebeurt. Maar de granaatinslagen en het automatische vuur op enkele kilometers afstand wekken wel een vermoeden waarom de basis niet meer wordt verlaten.

Het blijft bij een kleine propagandashow. Een kolonel neemt ons mee om tanks en pantservoertuigen te tonen die buitgemaakt zijn op de Tsjetsjenen. ‘In het Westen wordt vaak de indruk gewekt dat wij tegen een vriendelijke bijna ongewapende tegenstander vechten. Dat is absoluut niet zo. De Tsjetsjenen hebben echt alles, wapentuig van binnenlandse en buitenlandse makelij.’

Verder toont de kolonel nog een klein autobusje. ‘Dit was een mobiele folterkamer.’ Er werden waarschijnlijk buitenlandse gijzelaars en Russische krijgsgevangenen in mishandeld, verklaart de kolonel vol afschuw. In het busje liggen wat kleren die onder de sneeuw en de modder zitten. Aan het plafond zijn wat elektriciteitsdraden geknoopt. Maar ook die kunnen toch moeilijk dienen als bewijs voor de veronderstelde Tsjetsjeense wandaden.

GOEDE MILITAIR

De basis, een voormalige kippenfokkerij, ligt in een fenomenaal berglandschap. Een ‘BTR’, een vierassig pantservoertuig, houdt halt bij de ingang. De bemanning met zwarte bivakmutsen zit op het voertuig en geniet van de zon. Terwijl de commandant de tabak van zijn sigaret losrolt, zegt hij dat de oorlog waarschijnlijk niet lang meer zal duren. ‘Nog een jaartje, niet langer’, verklaart hij op optimistische toon. De kapitein heeft duidelijk de uitspraak van generaal Gennadi Trosjev, dat de strijd er in feite op zit, nog niet gehoord.

Geen militair die zich dicht bij het vuur bevindt, neemt de woorden van de generale staf en waarnemend president Vladimir Poetin serieus. Die worden opgevat als politieke uitspraken, die weinig met de realiteit te maken hebben. Majoor Alexej, een van de officieren die de groep journalisten leidt, schat de duur van het conflict eerder op nog enkele jaren. ‘De strijders kunnen dit eindeloos volhouden. Guerrilla is de meest effectieve manier van oorlog voeren, dat staat in alle militaire handboeken.’

De beweringen dat de rebellen de strijd niet meer kunnen coördineren, verwijst de majoor naar het rijk der fabelen. ‘President Maschadov is een hele goede militair. De rebellen slaan tegelijkertijd toe op verschillende plaatsen, dat is hun tactiek.’ De communicatie van de Tsjetsjenen is dus nog wel degelijk intact, in tegenstelling tot wat de generale staf beweert.

Bij de basis hangen groepjes soldaten rond. Vjatsjeslav (21), met een rode baret op, behoort tot de spetsnaz (speciale troepen) van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De soldaat, die twee weken met verlof gaat, wacht net als wij op een volgende helikopter. Volkomen zinloos vindt hij de oorlog. ‘Er was een pauze van vijf jaar tussen de twee oorlogen. Straks is het weer raak. De rebellen hebben hun wapens alleen maar in de achtertuin begraven’, zegt hij schamper.

De oorlog is volgens Vjatsjeslav een kwestie van geld. ‘Het leger is er niet slechter van geworden.’ In het dorpje Avtoeri wordt enigszins duidelijk wat de spetsnaz bedoelt. Avtoeri oogt alsof de oorlog ongemerkt aan het dorpje voorbij is gegaan. Geen van de vrijstaande boerenwoningen is geschonden. Er is zelfs een marktje. Een oud vrouwtje dat zonnepitten verkoopt, vertelt hoe Avtoeri door de strijd is gekomen. ‘De dorpoudste ging met de pet rond. Met dat geld is hij naar de Russen gegaan. In ruil voor de betaling heeft hun commandant beloofd ons dorp niet te beschieten.’

De overeenkomst is waarschijnlijk ook de verklaring voor de aanwezigheid van de basis. Maar om nu te zeggen dat de Russen en de Tsjetsjenen het in Avtoeri goed met elkaar kunnen vinden, dat gaat te ver.

HOLLANDSE MOLENTJES

Heftig wordt er gescholden op de Russen als er een colonne pantserwagens voorbijraast over de hoofdweg, waarlangs de marktkraampjes staan. De voertuigen minderen geen vaart, zodat de modder spat tot op de uitstaltafels met pakjes thee, spaghetti, Snickers en aanstekers. ‘Hier, dat zijn de Russen’, zegt een oudere man op een toon alsof alles nu duidelijk is.

De helikopter vliegt ’s avonds verder naar Chankala, een voorstad van Grozny waarvan de Russen hun grootste legerbasis in Tsjetsjenië hebben gemaakt. Zo ver het oog kan zien, staan er legertenten, waaruit rook omhoog kringelt. Alles en iedereen beweegt uiterst traag door de modder, waar nauwelijks doorheen te komen is.

De volgende morgen brengen pantservoertuigen ons dan eindelijk naar Grozny. Terwijl buiten alles onder de troep zit, is de BTR vanbinnen brandschoon, bijna gezellig zelfs. Op de grond ligt een stukje linoleum met parketmotief, het tafeltje is bedekt met plastic met een motiefje van lichtblauwe Hollandse molentjes. De schutter zit, alsof het zijn huiskamer is, op zijn sokken achter het boordkanon. ‘De weg is ongevaarlijk, eigenlijk alleen maar smerig’, zegt hij zelfverzekerd. Iedereen voelt zich veilig. De journalisten nemen daarom net als de militairen plaats bovenop de BTR’s.

De tocht op het brullende voertuig leidt langs vernietiging in alle gradaties. De buitenwijken van Grozny vallen soms mee. Niet overal is de laagbouw van blik en hout, zoals iedere Russische provinciestad die kent, kapot. Deze huizen lijken te herstellen. Veel van de huisjes zien er echter uit alsof er met een groot hagelgeweer op is geschoten: volledig doorzeefd. Granaatsplinters hebben op de talloze metalen schuttingen waaiervormige perforaties achtergelaten, waardoor zonlicht schittert.

Verder richting centrum wordt het troostelozer. Van huizen resteren veelal slechts delen, als er überhaupt nog wat staat. Hier en daar is zichtbaar hoe een netwerk van loopgraven door de tuinen kronkelt. Van een huis in de buurt van een versterkte positie blijft meestal weinig over. De Russen hebben de rebellen van straat tot straat bevochten. De ravage maakt duidelijk dat de officiële dodentallen van drie, vier gesneuvelden per dag tijdens de bestorming van de stad, een farce zijn geweest.

Rond de binnenstad is er geen flat zonder een uitgebrande verdieping of kapotgeschoten balkon. In het centrum zelf ontvouwt zich een apocalyptisch landschap. Betonnen staketsels wekken alleen nog de associatie met gebouwen. Het beruchte en in beide oorlogen felbevochten Minoetka-plein wordt omgeven door puinhopen. Hier staat letterlijk geen steen meer op de andere.

De Russische militairen in Grozny willen steeds weten wat wij, als westerlingen, van de oorlog denken. Het antwoord, dat het leger al te rigoureus heeft opgetreden, wekt steevast felle reacties. ‘Hoe konden we anders? De rebellen hebben deze stad als gijzelaar gebruikt. Doelbewust hebben ze Grozny omgetoverd in een fort. Wij vechten niet tegen individuele terroristen, maar tegen een heel leger. De zwaarste verwoestingen hebben de strijders aangericht. Belangrijke gebouwen waren allemaal ondermijnd met foegasi (zware mijnen). Die werden ontstoken als de Russen de gebouwen overnamen.’

Grozny is in een spookstad veranderd. Slechts af en toe loopt er ergens een verdwaalde burger met een handkarretje. Met lege blikken kijken ze naar de voorbij jakkerende pantservoertuigen.

HINDERLAAG

Militairen en bewoners spannen zich hard in om elkaar zoveel mogelijk te negeren. Alleen bij de talloze controleposten is direct contact onvermijdelijk. De teksten waarmee de militairen hun ‘blokposten’ opsieren, zeggen veel over de sfeer: ‘Pak je papieren. En laat ze zien. Hier wordt zonder waarschuwing geschoten. Terrorisme is een ziekte. Wij genezen alle ziektes.’

Het dichte netwerk van wachtposten komt wat zinloos over. Het lijkt alsof deze stad, die zo goed als dood is, geen gevaren meer kan herbergen. Later op de dag blijkt dat schijn. Terwijl wij in het centrum zijn, worden een tiental kilometer verderop, in de buitenwijk Staropromyslovski, twintig Russische politiemannen afgemaakt in een Tsjetsjeense hinderlaag. 31 raken gewond. De televisiebeelden die de Tsjetsjenen de volgende dag verspreiden van de actie tegen de speciale eenheid Oproerpolitie ( Omon) uit Moskou zijn schokkend. Bebaarde mannen trekken gewonde militairen achter het stuur van hun vrachtwagen vandaan en geven ze een genadeschot.

Even staat Rusland op zijn achterste benen. Hoe kon dit gebeuren? Presidentskandidaat Poetin kondigt een onderzoek aan. De rouwplechtigheden zijn bij de meeste Russische kranten voorpaginanieuws. Televisiejournaals openen ermee.

De Tsjetsjenen hebben met hun actie precies bereikt wat ze wilden. Ze hebben de Russen, waar dan ook in Tsjetsjenië, de stuipen op het lijf gejaagd. Tot het militaire establishment is de boodschap doorgedrongen dat Moskous aandacht geen moment mag verslappen. Anders gebeurt datgene waar alle militairen zo bang voor zijn: een herhaling van augustus 1996. Alleen aan de randen van het veroverde Grozny bevonden zich toen wachtposten. Die namen de Tsjetsjenen op een onbewaakt ogenblik simpelweg over. Het Russische leger was toen weer terug bij af.

Wessel De Jong

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content