Hoe staat onze dichtste buur er vandaag voor? Knack dook in de cijfers en sprak met experts. De conclusie is niet opbeurend: ondanks de soms hoopgevende signalen, is Wallonië nog steeds doodziek.

‘Ik heb nog meer respect voor Wallonië gekregen door de manier waarop het uit het economische dal kruipt en nu de omslag maakt naar een toekomstgerichte economie. Symbool daarvoor staat het Marshallplan.’ Een citaat uit de 11 julitoespraak die de voorzitter van het Vlaams Parlement, Jan Peumans (N-VA), vorig jaar hield.

Maar hoe staat Wallonië er echt voor? Knack selecteerde een aantal parameters: werkloosheid, armoede, economie maar ook sport en cultuur.

Er vindt een culturele heropleving plaats, dankzij kunsthuizen met internationale faam, en Bergen, de stad van premier Elio Di Rupo, wordt in 2015 Europese culturele hoofdstad. Jonge judoka’s zoals Charline Van Snick doen mee met de wereldtop. En uit een recent VUB-onderzoek blijkt dat Walen zich gezonder voelen dan Vlamingen. Al liet een enquête van Test-Aankoop uit 2012 onder stedelingen zien dat Vlamingen aanmerkelijk tevredener zijn over hun leefomgeving. In de top tien van meest leefbare steden kwam de eerste Waalse stad – Marche-en-Famenne – pas op de zesde plaats.

Maar veel zorgwekkender is de toestand van de Waalse economie. De werkloosheid is dubbel zo hoog als in Vlaanderen. Veel banen komen nog altijd van de overheid. De koopkracht ligt voor een doorsnee-Waal meer dan 15 procent lager dan voor een Vlaming. Een op de zeven jongeren verlaat er zonder diploma hoger middelbaar de schoolbanken. Het armoederisico voor jongeren tussen 16 en 24 jaar bedraagt haast 22 procent in Wallonië, tegenover 6,5 procent in Vlaanderen.

Experts hebben weinig hoop dat er op dit gebied de eerste jaren iets fundamenteel zal wijzigen.

1. Onderwijs – ‘DE KWALITEIT IS ZEER POVER EN DAT WERD LANG ONTKEND’

De mening van Dirk Jacobs, hoogleraar sociologie aan de ULB.

CIJFERS

‘Bijna 15 procent van de leerlingen in Wallonië verlaat de school zonder een diploma van hoger onderwijs. Dat is ook internationaal gezien een hoog cijfer. Ook het cijfer van het overzitten van een schooljaar ligt in Wallonië trouwens een stuk hoger dan in Vlaanderen. Dat er meer leerlingen zittenblijven, zorgt ervoor dat er meer leerlingen gedemotiveerd vroegtijdig afhaken.’

ANALYSE

‘Je hebt in het Franstalige onderwijs te maken met twee problemen. Ten eerste zijn er de resultaten die met het onderwijs gehaald worden. In het PISA-onderzoek (Programme for International Student Assessment) dat de leesvaardigheid, wiskunde en wetenschappen in de verschillende OESO-landen vergelijkt, scoort Wallonië maar zeer pover. Vlaanderen hoort daar bij de wereldtop. Op 38 deelnemende landen aan dat PISA-onderzoek komen de Vlamingen voor leesvaardigheid uit op plaats 6, de Franstaligen op 23. Voor wiskunde is dat respectievelijk op plek 3 en 26 en voor wetenschappen is dat voor Vlaanderen op rang 8 en de Franstaligen op 33. Ook de Franstalige elitescholen scoren minder goed dan de Vlaamse. Ten tweede is er het gelijkekansenbeleid. Daar hebben zowel de Franstalige als de Vlaamse Gemeenschap een groot probleem: rijkere kinderen blijken betere resultaten te halen dan armere kinderen.

‘In Franstalig België word je dus geconfronteerd met een dubbel probleem: het onderwijs is zeer middelmatig van kwaliteit en het resultaat dat je haalt, wordt sterk bepaald door de sociaaleconomische achtergrond. In Vlaanderen gaat het beter dan in Wallonië en dat beïnvloedt zeker de onderwijsresultaten. Maar dat verklaart toch ook niet alles.

‘Een andere reden waarom het Franstalig onderwijs zo middelmatig presteert, heeft te maken met de sturing en coördinatie van het onderwijsbeleid. In Vlaanderen is dat tot in de puntjes geregeld: de eindtermen zijn tot in detail uitgeschreven en er wordt veel gewerkt met gestandaardiseerde handboeken. In Vlaanderen hoor je de leerkrachten soms zelfs klagen dat alles te zeer is voorgekauwd en er geen plaats meer is voor creativiteit. Aan Franstalige kant is dat anders. Het equivalent van de eindtermen is daar veel vager geformuleerd, er is ook geen traditie om gestandaardiseerde schoolboeken te gebruiken. De leerkrachten kunnen voor de klas meer hun eigen ding doen. Dat vinden veel leerkrachten leuk en waardevol, maar de resultaten zijn wel niet zo goed.

‘Aan Vlaamse kant wordt er ook veel meer aan onderzoek gedaan en de administratie en beleidsmakers trekken daar dan hun conclusies uit. Aan Franstalige kant ligt ook dat anders: academische studies blijven vaak in een la liggen, men wil er liever geen ruchtbaarheid geven aan bepaalde problemen die gesignaleerd worden. Je kunt zeggen dat er aan Franstalige kant minder nagedacht wordt hoe men het onderwijs kan verbeteren. Die houding is nu aan het veranderen. Beleidsmakers en politici tonen nu wel interesse en willen wel in debat gaan over hoe het onderwijs kan worden verbeterd. Dat is nieuw.

‘Dan is er ook nog het financiële aspect dat mee verklaart waarom de kwaliteit van het Franstalige onderwijs achterophinkt. Vlaanderen geeft 13 procent meer uit per leerling per jaar dan de Franstaligen. Bovendien worden de middelen in Vlaanderen ook nog eens efficiënter ingezet, zo blijkt uit vergelijkende studies. Een kleine bedenking: Finland scoort goed in het onderwijs, zowel op het vlak van performantie als van gelijke kansen is dat hét voorbeeld. Finland geeft per leerling wel minder uit dan Vlaanderen en zelfs dan de Franstaligen. Dat wijst erop dat het toch vooral draait rond hoe de middelen worden ingezet. Zowel aan Vlaamse als aan Franstalige kant zijn er natuurlijk grote extra kosten omdat we verschillende netten naast elkaar hebben, waar we ook nog eens veel studierichtingen aanbieden.’

CONCLUSIE

‘Er is een huizenhoog probleem bij het Franstalige onderwijs: de prestaties zijn zeer middelmatig en het beleid van gelijke kansen faalt. Lange tijd hebben beleidsmakers en politici die problemen genegeerd, maar nu is daar eindelijk wel aandacht voor. Voor het eerst wordt erkend dat er problemen zijn. Dat is een eerste stap om tot een beter Franstalig onderwijs te komen, al zullen er nog veel moeilijke stappen moeten gedaan worden.’

2. Economie – ‘DE TOESTAND IS HEEL ZORGWEKKEND’

De mening van Luc Sels, hoogleraar economie aan de KU Leuven.

CIJFERS

‘De werkloosheid ligt in het Waalse Gewest duidelijk veel hoger dan in het Vlaamse Gewest: een op de tien Walen tussen de 15 en 64 jaar is werkloos, tegen nog niet een op de twintig Vlamingen. In Brussel is de toestand nog dramatischer, maar dat is een grootstad en als je Brussel vergelijkt met andere grootsteden valt dat toch nog mee.’

ANALYSE

‘Er zijn meerdere oorzaken waarom de werkloosheid in Wallonië veel hoger ligt dan in Vlaanderen. Je hebt bijvoorbeeld de geografische verschillen. Vlaanderen heeft de haven van Antwerpen, met alle activiteiten die daarbij horen, Wallonië heeft dan weer de Ardennen, een vrij groot gebied waar economisch nauwelijks iets te beleven valt. Daarnaast kampt Wallonië met het verdwijnen van een klassieke basisindustrie, zoals enkele decennia geleden de steenkoolmijnen en nu de metallurgie. Zij hadden een grote impact op de regio en hun verdwijnen weerspiegelt zich in de werkloosheidscijfers. En die werkloosheidscijfers liggen zorgwekkend hoog, ook als je ze in Europees perspectief bekijkt. Als je het hebt over de werkgelegenheid bengelt Wallonië aan de staart binnen Europa. De situatie in Charleroi en omstreken is zeer problematisch.

‘Van de Walen tussen 20 en 64 jaar is slechts 62,2 procent aan de slag, in Vlaanderen is dat 71,5 procent. Dat wil dus zeggen dat in Wallonië van de honderd mensen op arbeidsleeftijd er bijna tien minder aan het werk zijn in vergelijking met Vlaanderen. En we zien daar op termijn nauwelijks verbetering in. De prognose voor Wallonië voor 2020 is absoluut niet goed: het aantal werkenden zal van 62,2 procent naar hooguit 65 procent gaan, terwijl Vlaanderen van 71,5 naar 73 procent klimt.

‘De werkloosheid is er dus hoog, er zijn maar weinig mensen aan de slag, en dan moet je eens kijken waar die mensen werken. In Wallonië zit 37 procent van hen die werken in de quartaire sector: overheidsdiensten, de non-profit, de welzijnssector enzovoorts. In Vlaanderen is dat maar 31 procent. Dus er werken niet alleen minder mensen, maar ze werken ook nog eens in sectoren die niet echt bijdragen tot ons bbp (bruto binnenlands product), maar eerder consumeren van ons bbp, want ze werken veelal met geld van de overheid.

‘Tijdens de recente crisissen was er een opmerkelijk verschil: in Vlaanderen steeg de werkloosheid veel sneller dan in Wallonië. In Wallonië is de werkloosheid zelfs niet gestegen tijdens de crisis. Daar kun je blij om zijn, maar het is eigenlijk verontrustend: het betekent dat je geen gezonde, dynamische economie hebt. Het feit dat er zo veel mensen een door de overheid gesubsidieerde job hebben, met een grote bescherming, speelt natuurlijk mee.

‘De jeugdwerkloosheid is er ook zeer beangstigend. Van de jongeren van 15 tot 24 jaar die zich op de arbeidsmarkt aandienen is in West-Vlaanderen 12,6 procent werkloos, in de aangrenzende provincie Henegouwen 37 procent. In Vlaams-Brabant bedraagt de jeugdwerkloosheid 14,6 procent, in Waals-Brabant 25,9 procent. In Vlaanderen ligt de jeugdwerkloosheid het hoogst in Limburg, namelijk 17,7 procent, maar steek er de grens over met Luik en daar is dat 32,9 procent. Dat zijn toch zorgwekkende verschillen. Wallonië heeft zeker een probleem met zijn onderwijs: er zijn opvallend meer leerlingen die de school verlaten zonder enig diploma, zodat ze ongekwalificeerd op de arbeidsmarkt terechtkomen. Dat helpt natuurlijk niet om aan een job te raken.

‘Nu probeert de Waalse regering daar wel wat aan te doen, onder meer met het Marschallplan, en er worden ook duidelijke keuzes gemaakt om bijvoorbeeld te investeren inbiowetenschappen en de farmaceutische industrie. Maar of dat voldoende zal zijn? Toch is het voor Wallonië niet onmogelijk om zijn achterstand weg te werken. Kijk maar welke weg Oost-Duitsland heeft afgelegd na de val van de Muur. Dan heb je wel grote impulsen nodig, en dan kom je bij ons al snel terecht in een discussie over de staatshervorming, waarbij de regio’s meer verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen doen en laten.’

CONCLUSIE

‘De arbeidsmarkt in Wallonië is geen opbeurend verhaal. De hoge werkloosheid, het lage aantal mensen dat er werkt, en het soort werk dat ze hebben, is zorgwekkend. Sommige gebieden in Wallonië presteren even slecht als sommige regio’s in Zuid-Europa.’

3. Armoede – ‘ER IS GEEN WERK MEER VOOR LAAGGESCHOOLDEN’

De mening van Claude Emonts, voorzitter van het OCMW van Luik en voorzitter van de federatie van Waalse OCMW’s.

CIJFERS

‘Het armoederisico in Wallonië ligt in haast alle leeftijdscategorieën vele malen hoger dan in Vlaanderen. Vooral bij jongeren en mensen die tot de beroepsbevolking behoren, is de situatie beroerd.’

ANALYSE

‘Als je het hebt over armoede in Wallonië, mag je niet denken aan Wallonië in zijn geheel. Het gaat immers niet over Waver of Namen, maar over de oude staal- en steenkoolbekkens van Charleroi en Luik, waar de economische reconversie nog steeds niet heeft plaatsgevonden. Luik is historisch altijd een immigratiestad geweest, en daarenboven een bijzonder gastvrije stad.

‘Maar die migrantenbevolking vertoont een extreem hoog armoederisico. Het gaat vaak om gezinnen met veel kinderen, die slecht Frans praten en mislukken op school. Ik ben dan wel een Waalse socialist, dat neemt niet weg dat ik voorstander ben van een verplichte taalcursus voor nieuwkomers in Wallonië, naar Vlaams voorbeeld.

‘We doen met onze OCMW’s bovenmenselijke inspanningen om de ergste nood te lenigen, maar het is vaak maar een druppel op een hete plaat. In het OCMW van Luik hebben we momenteel ongeveer 9000 dossiers in behandeling, van mensen die recht hebben op sociale bijstand of een leefloon. Jongeren maken ongeveer één derde uit van ons cliënteel. We ondersteunen bijvoorbeeld 1000 jongeren – dat is enorm – die studeren met een leefloon. Het is onrechtvaardig dat het OCMW daarvoor moet opdraaien, maar de studiebeurzen van de Franse Gemeenschap zijn nu eenmaal volstrekt ontoereikend.

‘De oorzaak van de armoede is simpel: er is gewoon geen werk. De mensen die wij in Luik over de vloer krijgen schreeuwen om werk, en dat mag je in veel gevallen letterlijk nemen. Die mensen zouden om het even wat doen, maar er is gewoon geen werk meer voor laaggeschoolde werklozen. De banen die wel beschikbaar zijn, in nieuwe economische sectoren, gaan naar hooggeschoolde arbeidskrachten.

‘In Luik en Charleroi, dat kan iedereen met het blote oog zien, is de armoede de laatste jaren als gevolg van de economische crisis scherp toegenomen. We zien ook steeds meer werkende mensen die het niet redden omdat ze moeten rondkomen met 1200 euro per maand. Als je alleen in Luik de mensen met een leefloon optelt met de mensen die leven van een werkloosheidsuitkering, een gehandicaptenuitkering, een klein pensioentje of een minimumloon, zit je al snel aan 40.000 mensen, of een vijfde van de Luikse bevolking. Het water staat ons aan de lippen. Wie een afspraak wil maken bij de dienst energie van het OCMW in Luik, moet rekening houden met een wachttijd van circa vier maanden. Maar de stad Luik staat onder financiële curatele van de Waalse overheid, en kan dus geen extra mensen in dienst nemen.

‘Het Marshallplan van de Waalse regering zet heus wel zaken in beweging. Je voelt dat de dingen aan het veranderen zijn, dat er opnieuw economisch dynamisme is in Wallonië, meer zelfs dan in Vlaanderen. Maar het gaat vooral om economische groei in hoogtechnologische sectoren, met grote toegevoegde waarde voor de economie in haar geheel, maar met voorlopig weinig effect op de massale werkloosheid in Wallonië. Een houtbewerker die al jaren werkloos is, kun je niet inzetten om vliegtuigonderdelen te bouwen.’

CONCLUSIE

‘Het Marshallplan biedt een sprankeltje hoop, maar voor de mensen waarmee wij werken, de grote groep Walen die in armoede leven, is zuivere wanhoop nog steeds dagelijkse kost.’

4. Milieu – ‘HET BEELD VAN GROENE REGIO STAAT ONDER DRUK’

De mening van Christophe Schoune, algemeen secretaris van de Fédération Inter-Environnement Wallonie.

CIJFERS

‘De natuur, de ruimte en de levenskwaliteit vormen het echte patrimonium van Wallonië. Maar we springen er de laatste jaren slordig mee om. De graad van verstedelijking ligt in Vlaanderen met 26,4 procent veel hoger, maar de kloof tussen Vlaanderen en Wallonië verkleint. En met intussen 14,2 procent verstedelijkt grondgebied spoort de werkelijkheid in Wallonië steeds minder met het beeld van Wallonië als groene regio.’

ANALYSE

‘Het Waalse grondgebied raakt meer en meer versnipperd. Je hebt steeds minder ononderbroken stukken open ruimte, de verstedelijking grijpt om zich heen. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling. Op chaotische, haast anarchistische wijze worden er de laatste jaren nieuwe commerciële zones en woonkernen gecreëerd. Dezelfde soort lintbebouwing die je in Vlaanderen aantreft. Natuurlijk moet er ruimte zijn voor economische ontwikkeling, maar niet om het even waar en om het even hoe.

‘Dit soort ondoordachte ruimtelijke ordening, met zijn hoge ecologische voetafdruk, is op termijn een heel dure aangelegenheid voor de gemeenschap, en vormt ook een ernstige bedreiging voor de biodiversiteit in Wallonië. Vandaag zijn 31 procent van alle dieren en planten in Wallonië met uitsterven bedreigd. Slechts 11.500 hectaren natuurgebied geniet een hoge juridische bescherming, wat neerkomt op 0,68 procent van het Waalse grondgebied, terwijl experts doorgaans pleiten om 5 à 10 procent van het grondgebied zulk een maximale bescherming te verlenen. Bovendien liggen de middelen die worden uitgetrokken voor het behoud van de biodiversiteit in Wallonië vijf à tien keer lager dan in Vlaanderen.

‘Het probleem van de uitdijende verstedelijking heeft ook nefaste gevolgen voor de mobiliteit. Sowieso zijn de Walen erg verknocht aan hun auto, of toch degenen die zich er een kunnen veroorloven. In Vlaanderen gebeurt 13 procent van de verplaatsingen met de fiets, in Brussel 3,5 procent, en in Wallonië slechts 1 procent. Dat komt omdat de publieke investeringen in fietspaden in Wallonië volstrekt marginaal zijn. En als de Walen geen alternatief hebben voor de auto, zullen ze hun gedrag natuurlijk ook niet veranderen.

‘Wel goed scoort Wallonië op het gebied van de reductie van de uitstoot van CO2-gassen. Tussen 1990 en 2010 is de uitstoot met 21,4 procent gedaald. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat dit grotendeels te danken is aan de crisis in de staalindustrie.

‘In het volgende Marshallplan, gesteld dat dat er komt na de regionale verkiezingen van volgend jaar, moet de omschakeling naar een groene, duurzame economie centraal staan. Een kringloopeconomie, waarin afval maximaal wordt beperkt en spaarzaam wordt omgesprongen met schaarse grondstoffen. We staan in Wallonië echt nog maar aan het begin.’

CONCLUSIE

‘Uiteraard is Wallonië nog steeds een groene regio, maar de zaken zijn de laatste jaren in negatieve zin aan het veranderen. Waakzaamheid is geboden.’

5. Politiek – ‘STRIJD VOOR SOCIALE GELIJKHEID SPREEKT NOG VEEL WALEN AAN’

De mening van Jean Faniel, directeur van het Franstalige onderzoekscentrum CRISP.

CIJFERS

‘Bij de laatste vier gewestverkiezingen in Wallonië ging de PS één keer onder de magische grens van 30 procent, het dieptepunt van 1999, de drie andere keren zat de partij ruim boven de 30 procent. De macht van de PS is dan wel afgebrokkeld in vergelijking met de jaren 1950 en 1960, maar dat is niets in vergelijking met wat de CD&V in Vlaanderen aan electorale slagkracht heeft moeten inboeten.’

ANALYSE

‘De PS is bijzonder sterk geworteld in de Waalse samenleving. De partij telt nog altijd meer dan 80.000 leden. Het is een goed gestructureerde partij, met erg actieve federaties en lokale afdelingen. In heel wat Waalse gemeenten heeft de PS nog een absolute meerderheid. Vanuit die positie is het ook makkelijker om je machtsbasis te handhaven. Allerlei vormen van politieke klantenbinding, zoals het geven van een baan of het toekennen van een sociale woning aan de eigen kiezers, spelen daarbij zeker een rol. Het verwijt dat de PS een cliëntelistische, conservatieve machtspartij is, hoor je ook in Wallonië, met name bij de MR.

‘Maar precies omdat ze macht en invloed hebben, kunnen socialistische bestuurders ook echt het verschil maken en een antwoord bieden op de vragen van de bevolking. Het zwaartepunt van de macht van de PS ligt uiteraard in de oude industriële bekkens van Luik en Henegouwen. Bij de federale verkiezingen van 2010 haalde de PS in Henegouwen 48 procent van de stemmen. Gigantisch. Moeilijker heeft de PS het op de zogenoemde Waalse noord-zuidas, de E411 zeg maar, die van Namen naar Luxemburg loopt. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 is de PS het burgemeesterschap van Namen kwijtgespeeld, en in 2012 moest de partij in de hoofdstad van Wallonië wederom het onderspit delven.

‘De Vlaamse kiezer heeft heel wat politieke alternatieven voor de traditionele politieke partijen. Denk aan Groen, Lijst Dedecker, de N-VA, het Vlaams Belang. Maar met name extreemrechts heeft in Wallonië nooit voet aan de grond gekregen. Dat komt omdat de andere politieke partijen, alsook het middenveld en de media, beter weerstand hebben geboden tegen extreemrechts. En ook omdat extreemrechts in Wallonië een verzameling amateurs van het zevende knoopsgat is. In Wallonië is Ecolo, de partij van de Franstalige groenen, de enige duurzame politieke nieuwkomer. Ecolo heeft op sommige momenten zeker bijgedragen tot de achteruitgang van de PS, maar soms ook weer niet. Want aangezien ze grotendeels in dezelfde linkse vijver vissen, zijn Ecolo en PS vaak communicerende vaten gebleken.

‘Ook de socialistische zuil oefent vandaag nog altijd een niet te onderschatten invloed uit. De socialistische vakbond is in Wallonië heel machtig, en ziet zijn ledenaantal nog groeien. Ook de socialistische ziekenfondsen zijn invloedrijk en leunen dicht aan bij de partij. Het is geen toeval dat de topman van het Waalse socialistische ziekenfonds Jean-Pascal Labille federaal minister is geworden. Natuurlijk zijn er soms spanningen, met name tussen partij en vakbond, maar als de PS het lastig krijgt, staat de zuil als één man achter de PS.

‘Ten slotte spelen de culturele verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië in het voordeel van de PS. Het neoliberale gedachtegoed heeft weliswaar ook in Wallonië ingang gevonden, maar het is er niet de dominante ideologie geworden. De strijd voor sociale gelijkheid spreekt nog heel veel Walen aan. Vanuit Wallonië bekeken, heeft Vlaanderen een cultuur waarin het individuele succes centraal staat. Een cultuur van nieuwe rijken, van een rurale samenleving die zich in korte tijd heeft opgewerkt tot een van de rijkste regio’s van Europa, en waar de winnaars van dit economische succes de winst helemaal voor zichzelf willen houden. In Wallonië kun je met een pleidooi voor herverdeling nog kiezers werven.’

CONCLUSIE

‘De Waalse PS kan het zich veroorloven om zich linkser op te stellen dan de SP.A en veel andere linkse partijen in Europa. In de federale regering heeft de PS, ondanks de aanwezigheid van de SP.A, overigens vaak het gevoel dat zij de enige partij is die in sommige dossiers nog de natuurlijke achterban en de traditionele waarden van links durft te verdedigen.’

6. Sport – ‘VLAANDEREN ZAL ALTIJD DOMINEREN’

De mening van Thierry Zintz, professor sportmanagement aan de UCL en ondervoorzitter van het BOIC.

CIJFERS

‘Vlaanderen zal Franstalig België altijd domineren als het op sportprestaties aankomt. Dat is louter de macht van het getal: zowel in bevolkingsaantal als in topsportbudget heeft Vlaanderen een onoverbrugbare voorsprong. Maar zelfs als je met die parameters rekening houdt, presteerden de Franstaligen en zeker de Walen lang onder hun waarde. Toch geloof ik dat de verhouding stilaan meer in evenwicht raakt.’

ANALYSE

‘Het Waalse sportlandschap is veel meer versnipperd dan het Vlaamse. In Vlaanderen wordt gewerkt vanuit één visie, gestuurd door de overheid. In Wallonië zijn het de sportbonden die beslissen, en hoe deugdelijk die beslissingen zijn, hangt sterk af van het professionalisme van de leidinggevenden. Dat heeft uiteraard gevolgen, gunstige maar vooral ongunstige. Er zijn slechts een paar mensen nodig om iets op gang te trekken, maar als die mensen wegvallen, dreig je wel weer van nul af aan te moeten beginnen.

‘Hét schoolvoorbeeld van een geduldig, planmatig sportsucces, gedragen vanuit de bond, is het Waalse judo. Tien jaar geleden lag de sport hier op apegapen. De Waalse judobond trok toen Cédric Taymans aan, een toptrainer met een verleden als profatleet, en bood hem de ruimte om een meerjarige strategie uit te tekenen. Taymans moest een fundering bouwen, instantsucces hoefde niet. Dat leidt nu, jaren later, tot de prestaties van Joachim Bottieau en Charline Van Snick, jonge talenten die al bij de besten van de wereld behoren en die nog kunnen groeien. Bottieau en Van Snick beschikken over de perfecte omkadering om te schitteren, en na hen staat een nóg jongere generatie klaar. Het judo heeft andere sportbonden de ogen geopend: hun voorbeeld zal navolging krijgen.

‘André Antoine (CDH), Waals minister van Sport, ontvouwt in de komende weken zijn strategisch plan voor topsport. Dat de Waalse overheid zich van topsport überhaupt iets aantrekt, is een relatief nieuw gegeven. Toen Claude Eerdekens (PS) Waals minister van Sport was (2004-2007), vond het idee ingang dat het Departement Sport niet enkel voor basissport moest zorgen, maar ook de topsport moest ondersteunen. Vanuit Waals-socialistisch standpunt was dat echt geen vanzelfsprekend idee. Daarna volgde met Michel Daerden een tussenperiode waarin veel tijd werd verloren, maar nu hebben we met André Antoine weer een voogdijminister die over een duidelijke strategie en visie beschikt.

‘Eerdekens en Antoine hebben het budget flink doen stijgen, net als het aantal atleten in een topsportstatuut die een loon van de overheid krijgen. Dat is uiteraard goed, maar tegelijk ook een beetje gevaarlijk. Neem de topsportstatuten: je moet daar zeer selectief in zijn en ze niet zomaar toekennen ‘omdat de middelen er nu eenmaal zijn’.

‘Het grootste manco van de Waalse sportwereld is zeker de infrastructuur. We lopen zowat tien jaar achter op Vlaanderen, schat ik, al moet wel gezegd dat er een inhaalbeweging aan de gang is. Zo werd onlangs beslist om een multifunctionele topsporthal van internationaal niveau op te trekken in Louvain-la-Neuve. Er is veel discussie geweest over waar die sporthal moest komen en dat heeft – het leek onvermijdelijk – tot wafelijzerpolitiek geleid: Louvain-la-Neuve krijgt dit, dan moeten Luik en Bergen zo gecompenseerd worden. Geen toonbeeld van grootse visie, akkoord, maar ik meen te begrijpen dat dergelijke regionale compensaties in Vlaanderen evenmin ongewoon zijn.’

CONCLUSIE

‘Er is achterstand, maar ondertussen weet de Waalse sportwereld wel hoe we die moeten wegwerken: met plannen en structuren, met een visie die meerdere Olympische Spelen overspant. Nu is het een kwestie van voor elke sport zo’n visie te formuleren en daar dan ook aan vast te houden.’

Volgende week:

Het grote Wallonië-debat met Rudy Demotte, Beatrice Delvaux en Luc Vansteenkiste

DOOR EWALD PIRONET, HAN RENARD EN JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content