De Europese Commissie publiceerde onlangs nieuwe cijfers over de groeiperspectieven van de Europese Unie. Zij werden naar beneden herzien: 1,9 % in 2005.

De jongste groeiperiode van Europa situeert zich op het einde van de jaren ’90 tot 2000, maar ook toen was de opstoot van vrij korte duur en onvoldoende om de werkgelegenheid op een significant hoger niveau te tillen.

Tegelijkertijd moeten wij met lede ogen aanzien dat de Verenigde Staten, een land met een al zeer hoog welvaartsniveau, groeicijfers haalt van gemiddeld 3,3 % over de jaren negentig, en van 2,5 % tussen 2000 en 2004. Ook het Verenigd Koninkrijk slaagde erin om in de periode 2000-2004 met gemiddeld 2,35 % te groeien, 0,9 procentpunt meer dan het Europese gemiddelde.

Een aantal markante sociaal-economische verschillen tussen Europa en de VS kunnen dat verklaren.

Het economische dynamisme, de ondernemingszin en de drang naar vernieuwing van de VS hebben ertoe geleid dat zij sneller dan Europa de groeimogelijkheden van de nieuwe technologieën hebben ontdekt en toegepast. Zij hebben niet alleen een leidinggevende industrie en dienstenactiviteit uitgebouwd, maar zijn snel tot de toepassing van deze technologieën in de economie in haar geheel overgegaan.

Een ander verschil heeft te maken met de politieke en economische structuur. De Verenigde Staten hebben een federale regering met een duidelijk economisch beleid.

Het gewicht van de afzonderlijke staten in de Verenigde Staten mag niet onderschat worden, onder meer op reglementair vlak, maar het is duidelijk dat de centrale overheid er over veel meer hefbomen beschikt (fiscaal en budgettair) dan de Europese Unie. In Europa is er trouwens soms een contradictie tussen het monetair beleid, waarvoor de Europese Centrale Bank instaat, en het begrotings- en economische beleid, dat in grote mate bij de lidstaten is gebleven. Zij houden zich niet altijd aan de Europese afspraken, zoals de budgettaire ontsporing van Duitsland, Frankrijk en Italië aantonen.

Vergeten wij ook niet dat de Fed, het centrale banksysteem in de VS, een monetair beleid voert dat het hele territorium dekt, terwijl in Europa slechts 12 van de 25 lidstaten deel uitmaken van de eurogroep. In Europa is er evenmin een eengemaakte markt, zoals dat over de Atlantische Oceaan wel het geval is. Nochtans was dat de grote ambitie in het begin van de jaren ’90. Dat men het vandaag nodig acht om een commissaris speciaal bevoegd te maken voor de eenheidsmarkt en de – gedeeltelijk gewettigde – reacties tegen de ontwerprichtlijn-Bolkestein over de vrijmaking van de diensten in Europa tonen aan dat wij nog ver van het einddoel verwijderd zijn. Ook de liberalisering van de overheidsdiensten en -bedrijven in de Europese lidstaten laat op zich wachten en/of wordt aan allerlei beperkingen onderworpen, terwijl dat proces in de VS en het Verenigd Koninkrijk al lang achter de rug is.

Er zijn ook grote verschillen inzake immigratie en arbeidsmarkt. In de Verenigde Staten wordt een actief en deels selectief immigratiebeleid gevoerd, waardoor steeds nieuwe en vaak dynamische arbeidskrachten worden aangetrokken. Europa denkt in de eerste plaats aan de afremming van de immigratie en zelfs binnen de uitgebreide Europese Unie is er voorlopig geen volledige arbeidsmobiliteit. Recente studies tonen aan dat een actief immigratiebeleid de groei bevordert zonder, na een aanpassingsperiode, nadelige gevolgen voor de tewerkstelling, integendeel.

De arbeidsmarkt en de arbeidsflexibiliteit zijn in de VS en het Verenigd Koninkrijk eveneens veel verder gevorderd dan in continentaal Europa – zeker het oude Europa.

Deze voorsprong betekent niet dat wij blind mogen zijn voor het gebrek aan economisch evenwicht in de VS. Ook het socialezekerheidssysteem is er minder uitgewerkt.

In de VS bedroeg de werkloosheid over de jongste vijf jaar gemiddeld 5,2 %, in het Verenigd Koninkrijk 5 %, in Europa (eurogroep) 8,4 %. Hebben wij dan veel lessen te geven?

TONY VANDEPUTTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content