Toen Albert koning werd, veranderde de ervaring van kamp. Premier Jean-Luc Dehaene was niet langer een snotneus met een paar decennia minder anciënniteit dan het staatshoofd, maar een ervaren gids die door de nieuwe vorst als een gelijke werd behandeld.

‘Zodra ik van Boudewijns dood hoorde, wist ik dat we ons op een emotionele ontlading moesten voorbereiden’, zegt oud-premier Jean-Luc Dehaene (CD&V). ‘Doordat de komkommertijd de media-aandacht en dus ook de reactie van de bevolking nog aanzwengelde, nam de rouw nooit geziene proporties aan. Honderden mensen stonden urenlang in de hitte aan te schuiven om heel even afscheid te kunnen nemen van de koning.’ Maar een signaal van de Belgen of een ommekeer in de Belgische geschiedenis hoeven we in dat augustusverdriet volgens Dehaene echt niet te zoeken. ‘Wie daar toen grote politieke analyses aan vastknoopte, zat er compleet naast. Noem het een steekvlamevenement zonder blijvende politieke gevolgen.’

Spannend was het wél: Dehaene en zijn rooms-rode regeringsploeg hadden amper vierentwintig uur de tijd om de troonopvolging te regelen.

Eerst de Kennedy-vraag: waar was u toen u hoorde dat koning Boudewijn was overleden?

JEAN-LUC DEHAENE: Ik zat op de tribune voor Club Brugge te supporteren tijdens de zogenaamde Brugse Metten. Dat weekend waren de Europese ministers van Financiën weer eens aan het vergaderen over de herschikking van de muntslang. Ik had Philippe Maystadt (PSC) het telefoonnummer gegeven waarop ik die avond bereikbaar zou zijn en toen ik een kwartier voor het einde van de wedstrijd werd weggeroepen, dacht ik automatisch: daar gaat onze Belgische frank. Maar het was de kabinetschef van de koning met de boodschap dat Boudewijn ernstige hartproblemen had. Zonder iemand iets te zeggen, ben ik weer gaan zitten voor de laatste minuten van de wedstrijd.

De sportjournalist in ons hoort nu te vragen: wat ging er door u heen?

DEHAENE: Ik dacht meteen aan wat me te doen stond in het geval dat de koning zou overlijden. Na de match ben ik met Celie naar huis gereden, waar mijn dochter me stond op te wachten met een waslijst van mensen die teruggebeld moesten worden. Toen wist ik al: de koning is dood. Mijn vice-premiers en ikzelf hebben daarna de hele nacht in de Wetstraat 16 vergaderd over wat er allemaal moest gebeuren.

Lag er dan helemaal geen scenario klaar voor de uitvaartplechtigheid en de troonopvolging?

DEHAENE: Het was van de dood van Albert I in 1934 geleden dat er nog een regerende vorst was overleden. Routine hadden we dus niet in dat soort zaken. Gelukkig vonden we in het dossier ‘begrafenissen’ uit het paleisarchief exemplaren van Het Belgisch Staatsblad uit die tijd. Toen was dat nog een échte – zij het uitgesproken saaie – krant, die in detail de gebeurtenissen na de dood van de koning weergaf. Daaruit konden we een perfect draaiboek voor de volgende dagen distilleren. Zodra we wisten wat ons te doen stond, heb ik één verantwoordelijke aangewezen: minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback (SP).

Werd ook de knoop over de troonopvolging tijdens die eerste nacht doorgehakt?

DEHAENE: Uit het Staatsblad bleek dat elke toespraak of mededeling van de regering in de eerste dagen na het overlijden eindigde met de woorden ‘we scharen ons nu achter de grondwettelijke opvolger’. Ik besefte dat de maandagkranten de naam van de troonopvolger al zouden moeten afdrukken. In een eerste reflex dachten we daarbij aan prins Filip, net zoals een meerderheid van de bevolking. Ik herinner me trouwens dat Wil- fried Martens (CVP), die toen ergens in Kenia zat, dat scenario in een interview als evidentie verkondigde. Daarbij werd even vergeten dat Filip helemaal niet de eerste in de lijn voor de troonopvolging was. Hij kon pas koning worden als zijn vader troonsafstand zou doen, en daar was nooit over gesproken.

Had koning Boudewijn het met u nooit over zijn opvolging gehad?

DEHAENE: Nee. Met Martens misschien wel, want Wilfried was premier toen de discussies werden gevoerd over de wijziging van het grondwetsartikel waardoor ook vrouwen aanspraak op de troon kunnen maken.

Boudewijn had toch duidelijk laten merken dat hij Filip als zijn dauphin beschouwde?

DEHAENE: Ja, maar dat zag hij als een scenario op langere termijn. Toen ik hem op 21 juli voor het laatst zag, was hij in volle vorm en gaf hij in zijn toespraak duidelijk aan dat hij nog vele jaren koning wou blijven. Niemand was erop voorbereid dat hij zo snel en zo plots zou wegvallen. Daarom leek het ons het beste om het grondwettelijke mechanisme te laten spelen. Dat heb ik diezelfde avond nog aan de telefoon tegen prins Albert gezegd en uit zijn reactie bleek dat hij die mogelijkheid al ingecalculeerd had. Toen ik hem de volgende dag in Motril sprak, merkte ik dat de zaak ook al binnen de koninklijke familie was besproken. Fabiola zei tegen ons: ‘Zo zou Boudewijn het gewild hebben.’

Twijfelde u aan de capaciteiten van prins Filip? Volgens erehofmaarschalk Herman Liebaers was hij te dom om koning te worden. Heeft dat meegespeeld?

DEHAENE: Misschien sluimerde dat in het achterhoofd van sommigen, maar het is tijdens de besprekingen nooit op tafel gegooid. Wat voor de koninklijke familie zelf wel een rol speelde, was het feit dat Filip niet getrouwd was.

Albert bleek al snel een heel andere koning dan Boudewijn. Ligt dat louter aan stijlverschillen of ook aan hun uiteenlopende visie op het koningschap?

DEHAENE: Boudewijn had gezag door ontzag. Na meer dan veertig jaar op de troon was hij de ouderdomsdeken van het hele kabinet geworden en kon hij veel makkelijker op sommige dossiers wegen. Toen Albert koning werd, veranderde de ervaring van kamp.

Daarnaast hadden ze natuurlijk ook een heel andere stijl, die gedeeltelijk door hun uiteenlopende persoonlijkheden werd ingegeven. Boudewijn ontving me bijvoorbeeld altijd vanachter zijn bureau, terwijl ik met Albert meestal samen op de bank bij het haardvuur zat. De omgang met koning Albert was van de eerste minuut veel gemoedelijker. Aanvankelijk probeerde hij echt in de voetsporen van zijn broer te treden, maar na verloop van tijd ontwikkelde hij meer en meer een eigen stijl.

Koning Albert lijkt zich ook minder zorgen te maken over de federalisering van het land.

DEHAENE: Hij heeft dan ook de troon van een federaal land bestegen, terwijl Boudewijn destijds koning van een unitaire staat is geworden. Op een bepaald moment, toen Martens nog premier was, heeft Boudewijn aanvaard dat alleen een federaal staatsbestel België zou kunnen samenhouden. Uit zijn laatste 21-julitoespraak blijkt duidelijk dat hij op het einde van zijn leven overtuigd was van de noodzaak van een federale staat. Dat neemt niet weg dat hij zich bleef zorgen maken over de eenheid van het land en zich onder meer bleef verzetten tegen een te vergaande regionalisering van wetenschapsbeleid, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking.

Begin 1993 riep Boudewijn Vlaams minister-president Luc Van den Brande nog op het matje omdat die het gewaagd had voor confederalisme te pleiten. Was de staatshervorming wat hem betrof ver genoeg gegaan?

DEHAENE: Voor Boudewijn – net als voor Martens die het altijd over ‘de laatste fase van de staatshervorming’ had – betekende de hervorming van 1992 het dak op het federale huis. Het klopte dat er na de invoering van de rechtstreekse verkiezing van de regionale parlementen geen grote institutionele verschuivingen meer zouden plaatsvinden. Maar voor mij was het duidelijk dat er wel nog middelen en bevoegdheden zouden worden doorgeschoven.

Na het abortusincident nam politiek België zich voor om aan de functie van de koning te sleutelen. Ligt het aan de toenmalige CVP dat daar niets van in huis is gekomen?

DEHAENE: Het was toen vooral het Paleis dat meer in de Zweedse richting van een protocollair staatshoofd wou evo- lueren. Maar institutioneel bleek dat geen uitweg te bieden. Wel heb ik in gesprekken met koning Albert duidelijk gemaakt dat de tijdelijke onbekwaamheid om te regeren van Boudewijn tijdens de abortuskwestie geen oplossing was die we geregeld uit de kast konden halen.

In het onlangs verschenen boek ‘Albert II, tien jaar koning’ gewaagt een anonieme bron van een koude oorlog tussen prins Filip en zijn vader. Gelooft u daar iets van?

DEHAENE: Geen bal. Weet u wat dit is? Sfeerschepperij van het genre Privé, waarin ik destijds ook heb kunnen lezen dat mijn zoon van moeten getrouwd was.

In elk geval worden de pogingen om de kroon te ontbloten steeds talrijker. Komen die lekken niet vaak uit het Paleis zelf?

DEHAENE: Zeker niet in dit geval. In dat boek gaat het duidelijk om een bron uit de politieke wereld. Ach, dat soort samengeraapte verhaaltjes ontstaat snel als de spanning tussen het zogenaamd hyperkatholieke hof en een bepaald vrijzinnig milieu weer eens wordt opgefokt. Ik draai al lang genoeg mee om te weten dat er overal viswijven zitten, ook in het parlement.

Ann Peuteman

‘Wat voor de koninklijke familie een rol speelde, was dat prins Filip niet getrouwd was.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content