Harvardrector Lawrence Summers, professor politieke economie, een van de leidinggevende economen bij de Wereldbank en financieel raadgever van de regering-Clinton, zal zijn recente uitspraken over vrouwen, wiskunde en wetenschappen niet snel vergeten.

In januari suggereerde hij op een conferentie over loopbaandiversiteit in de wetenschappelijke en ingenieurssector dat vrouwen mogelijk minder aangeboren talenten hebben voor wiskunde en wetenschappen en dat dit meespeelt in hun ondervertegenwoordiging. De bal ging aan ’t rollen en leidde zowel binnen de Harvard-muren als in de media tot een kleine lawine van protest. Summers deelde daarop mee dat hij geen persoonlijke opinie vertolkte, maar wel enkele provocerende hypotheses, gebaseerd op onderzoek van anderen.

De laatste jaren zijn theorieën waarin verwezen wordt naar hersenwerking, hormonen en genen als verklaring voor verschillen tussen mannen en vrouwen erg in trek. Zo wordt bijvoorbeeld nauwgezet uitgetekend dat mannen gemiddeld beter scoren in taken waarvoor wiskundig en ruimtelijk inzicht nodig is, terwijl vrouwen sterker zijn in taken die sterke communicatieve competenties vergen. Dergelijk onderzoek krijgt een populaire vertaling in publicaties die als zoete broodjes over de toonbank gaan, zoals de boeken van A. & B. Pease, stijl Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen.

Wat verklaart de geïrriteerde reacties op de uitspraken van de Harvardrector? Misschien wel het oude biology as destiny… Sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw bestrijden feministische theoretici ‘biologie als noodlot’. De biologische mogelijkheid tot moederschap domineerde lange tijd het leven van vrouwen en bemoeilijkte deelname aan het publieke en professionele leven, of sloot het uit. Het adagium werd on ne naît pas femme, on le devient. Socialisatietheo-rieën haalden de overhand. Om zeker niet in de val te trappen van biologische fixatie, ging men in een wijde boog om biologische factoren heen. Een gesprek met aanhangers van de hersenwerking-, hormonen- of genenverklaring was bijzonder moeilijk. Elke stroming leek strikt vast te houden aan een eendimensionale verklaring. De vraag naar een verklaring van m/v-verschillen blijft tot op vandaag intrigerend. En het antwoord dient duidelijk gezocht in een complex geheel van factoren.

In zijn lezing en in de vraagstelling die volgde, verwees rector Summers naar recente bevindingen uit de empirische psychologie en gedragsgenetica. Daaruit leert hij dat wat mensen spontaan toeschrijven aan socialisatiefactoren, in feite weinig met socialisatie maar meer met de menselijke natuur te maken heeft…

Zijn dergelijke uitspraken, uit de mond van een Harvardrector, politiek incorrect? Summers had er – zeker gezien de context van de lezing – verstandiger aan gedaan de diverse argumenten nader toe te lichten die het beperkte percentage vrouwen in hogere echelons van een organisatie verklaren. Sommigen beweren dat het allemaal gewoon een kwestie van tijd is, omdat vrouwen later tot de arbeidsmarkt toetraden. Anderen leggen de oorzaak bij de keuzes die vrouwen zelf maken om arbeid en privé-leven te combineren, zoals deeltijdwerk. Vrouwen (of hun omgeving) willen niet doorgroeien, luidt het dan. Een derde soort argumenten verwijst naar hindernissen in de organisatiecultuur en -structuur, zoals vergaderstijlen of selectie- en beoordelingsprocedures. In zijn positie is rector Summers bijzonder goed geplaatst om een doelgericht beleid te ondersteunen dat deze hindernissen wegwerkt.

Ik ben benieuwd of na deze koele lente Harvardrector Summers een warme zomer wacht…

VEERLE DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content