Hubert van Humbeeck

De studie van het recht heeft de reputatie van oeverloos saai te zijn. Toch is het, voor wie daar belangstelling voor heeft, juist ongemeen boeiend om inzicht te krijgen in de manier waarop de samenleving wordt geordend. Alleen in de bijbel is de wet door god op een berg in een stenen tafel gebrand – elders is wetgeving het werk van mensen. Mensen die, langs de omweg van hun parlementaire vertegenwoordiging, onder elkaar afspreken wat kan en wat niet kan. Die uitmaken welke rechten en plichten ze tegenover elkaar hebben, en tegenover de overheid.

Het is daarbij, in ieder geval in een parlementaire democratie, gebruikelijk dat de wet niet vooruitloopt op de ontwikkelingen in de samenleving. Ze volgt die als het ware op eerbiedige afstand. Ze wil eerst weten of een nieuwe norm, een nieuw gedrag meer is dan een vluchtige trend die snel weer verdwijnt. Of dat nieuwe gedrag wortel schiet, op een blijvende manier in de samenleving aanwezig zal zijn zonder dat die daardoor uit balans wordt gebracht. De wet is namelijk een ernstige zaak: ze bindt iedereen die op een bepaalde plek woont op dezelfde manier. De wetgever wacht daarom af, kijkt uit en zoekt eventueel naar vormen van consensus. In een land zoals België, dat door ingewikkelde coalities wordt bestuurd, is dat palaver, die rondedans, de essentie van het politieke bedrijf.

Als de kwestie bijzonder delicaat is, stelt de wetgever zich nog een slag voorzichtiger op. Een bepaald gedrag zal dan, bijvoorbeeld, niet meteen uit de strafwet worden geschrapt, maar onder bepaalde voorwaarden toegelaten. Het is enerzijds nog altijd verboden, maar anderzijds toch niet meer. Een jaar of tien geleden kwam er zo’n regeling tot stand voor abortus. Voor het verscheurende euthanasievraagstuk zijn al voorstellen geformuleerd die dezelfde kant op gaan. Ook de nota die de regering vorige week voorstelde over drugsgebruik past in dat kader. Politiek, zei iemand ooit, is de kunst van het haalbare.

Het woord dat in het commentaar over die drugsnota het vaakst werd gehoord, is: rechtszekerheid. Dat wil zeggen dat de wet overal en tegenover iedereen op dezelfde manier wordt toegepast. Rechtszekerheid is in een democratische rechtsstaat van groot belang: daar past namelijk geen willekeur.

Vooral de groene partijen, maar zij niet alleen, willen met name voor het gebruik van cannabis een nieuwe regelgeving. Omdat er precies sprake kan zijn van rechtsonzekerheid: wordt het nu nog bestraft of niet? Vooral de klassieke joint lijkt voldoende te zijn aanvaard om het roken ervan uit de criminele sfeer te halen – voor zover dat daar nog in zat.

Daartoe was een compromis nodig, en het is de vraag of dat nu de rechtszekerheid biedt waar om werd gevraagd. Het begon al slecht op de persconferentie waarop de nota werd voorgesteld. Justitieminister Marc Verwilghen en zijn collega van Volksgezondheid Magda Aelvoet bleken de tekst op een aantal punten anders te interpreteren. Paars-groen presenteert de laatste tijd wel meer halfslachtig werk: de kool en de geit moeten soms iets te veel worden gespaard.

De jointroker zou er daarom verkeerd aan doen om nu al victorie te kraaien. Als de fameuze wet van 1921 straks echt wordt veranderd, is het gebruik van cannabis niet meer strafbaar. Net zo min als het bezit ervan voor persoonlijk gebruik. Maar het spul mag niet worden verkocht en het gebruik mag niet ‘problematisch zijn’ of voor ‘maatschappelijke overlast’ zorgen. Wat dat precies betekent, weet op dit moment niemand. De interpretatie daarvan wordt overgelaten aan de parketten, zoals dat eigenlijk nu ook al het geval was. Zeker lijkt nu alleen dat wie dat wil thuis rustig een jointje mag opsteken, desnoods in het gezelschap van enkele vrienden – maar dan wel liefst ’s avonds als de kinderen naar bed zijn.

Er was een tijd dat de veldwachter elk jaar bij de boeren van het dorp langsliep om te vragen hoeveel tabaksplanten ze tussen het koren hadden gezet om voor zichzelf tot shag te versnijden. Op elke plant moest accijns worden betaald. Weinig producten zijn zo gereglementeerd en belast als de roesmiddelen tabak en alcohol. Wie zijn cannabisplantjes voor eigen gebruik zelf wil telen, zet die pot daarom bij voorkeur toch maar niet open en bloot op de vensterbank. Want er is geen enkele reden waarom wat voor de ene drug geldt straks niet zou gelden voor de andere. Wees maar zeker: nog even en de overheid blowt dapper mee.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content