De VN geven het vredesproces in Centraal-Afrika een duwtje. Een bericht uit New York.

De Congolese president Laurent-Désiré Kabila was nog nooit eerder in de Verenigde Staten. Eind vorige week arriveerde hij in New York en het beviel hem er uitstekend, wat hem meteen in een optimistische en verzoeningsgezinde stemming bracht. Zo liet hij het toch uitschijnen tegenover Richard Holbrooke, de Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties (VN), die hem in New York had uitgenodigd voor een bijzondere vergadering van de Veiligheidsraad.

In januari nemen de Verenigde Staten het roterende voorzitterschap van de Veiligheidsraad waar en Holbrooke maakt daarvan gebruik om op de Afrikaanse problemen te focussen. Nadat begin deze maand de aandacht vooral was gegaan naar aids, een ziekte die in Afrika niet alleen tot een medische maar ook tot een economische en politieke ramp is uitgegroeid, draait deze week alles rond de aanslepende crisis in de regio van de Grote Meren. De al bijna anderhalf jaar durende oorlog in Congo, waarbij inmiddels ook een half dozijn andere Afrikaanse landen zijn betrokken, speelt daarin een cruciale rol.

Het initiatief van Holbrooke is ambitieus. Het brengt de staatshoofden van de zeven belangrijkste betrokken landen bijeen, waardoor het de vergelijking kan doorstaan met de bijeenkomst in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka in juli vorig jaar, waar een vredesakkoord over Congo werd ondertekend. Maar met de uitvoering van dat akkoord gaat het flink mis, zodat deze week in New York eigenlijk een ‘Lusaka-plus’ moet volgen in de vorm van een gemeenschappelijke verklaring van de aanwezige presidenten.

Zo’n verklaring is niet zomaar een diplomatieke formaliteit. Ze moet de goede wil van de betrokken partijen bevestigen en hen dus engageren om wel degelijk werk te maken van een regeling. Bovendien moeten ze hun trouw aan de principes van het Lusaka-akkoord bevestigen. Dat alles is ook nodig om de VN een context te verschaffen waarbinnen ze, samen met de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid, hun noodzakelijke bijdrage tot het vredesproces concreet kunnen maken.

MOEILIJK GAAT OOK

Van vrede in Centraal-Afrika kan geen sprake zijn wanneer daarbij ook niet de Congolese, door Rwanda en Uganda gesteunde rebellenbewegingen worden betrokken. Al zijn ze onderling sterk verdeeld, samen met troepen van hun buitenlandse sponsors bezetten ze wel tenminste een derde van het Congolese territorium. Maar de VN verenigen alleen staten, wat betekent dat de rebellen niet formeel hun zeg kunnen doen in de Veiligheidsraad. Geen nood: de Amerikanen zorgden ervoor dat ook zij wel degelijk zijn vertegenwoordigd en informeel worden geconsulteerd. “New York is een grote stad”, zegt een diplomatieke bron.

Ook de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) spoedde zich, samen met staatssecretaris Eddy Boutmans (Agalev) van Ontwikkelingssamenwerking, naar New York. Michel ziet de VN-vergadering als een geschikt forum om gestalte te geven aan zijn Afrikaanse voluntarisme, waarvan tot nu toe weinig terechtkwam, net omdat er nauwelijks sprake is van enige voortgang in het vredesproces. Voor deze ochtend, woensdag 26 januari, heeft hij alvast een afspraak met president Kabila in zijn agenda genoteerd. En bovendien hoeft niet alles aan de Amerikanen te worden overgelaten. Daarom meldden onder anderen ook de Franse minister voor Ontwikkelingssamenwerking Charles Josselin (die twee weken geleden in Rwanda op bezoek was) en de Britse staatssecretaris voor Afrikaanse Zaken Peter Hain zich present.

Aanvankelijk had Kabila er lang twijfel over laten bestaan of hij wel naar New York zou gaan. Een goede week geleden nog vroeg hij zich in een interview met de Zuid-Afrikaanse krant The Johannesburg Star af wat hij daar wel kon gaan doen. Hij heeft tenslotte het minst te winnen bij het Lusaka-akkoord, want dat bevriest voorlopig alleen de militaire machtsverhoudingen en herstelt dus niet zijn autoriteit over het hele grondgebied. Het verplicht hem ook tot een interne politieke dialoog die ongetwijfeld tot een machtsdeling moet leiden, en daarin heeft hij niet veel zin. Hij acht het nu eenmaal vanzelfsprekend dat de Rwandese en Ugandese troepen van de Congolese bodem verdwijnen.

In die context was het voor de VN niet eenvoudig om hun part in het vredesakkoord uit te voeren. Van de 90 VN-verbindingsofficieren die het wapenbestand te velde moeten gaan controleren, zijn er nog maar 79 ter plekke; onder meer vier Belgen kregen van Kinshasa geen inreisvisum. In een volgende fase willen de VN 500 waarnemers uitsturen, begeleid door 3400 soldaten die verantwoordelijk zijn voor logistiek en bescherming. Dat lijkt wat minnetjes, in vergelijking met eerdere suggesties voor een grootschalige vredesmacht die tot 25.000 blauwhelmen zou omvatten. Maar dat niemand in de VN zo’n omvangrijke operatie zou willen helpen bemannen en financieren, stond al van tevoren vast.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content