Met de Proximus Diamond Games, de opvolger van het ter ziele gegane ECC-toernooi, haalt ex-atleet Bob Verbeeck opnieuw toptennis naar het Antwerpse Sportpaleis. En natuurlijk zijn het niet langer de mannen, maar de vrouwen die de hoofdrol opeisen.

Een vier kilogram zwaar gouden racket met daarin verwerkt zo’n 1600 diamanten. Daarmee willen de organisatoren van de Proximus Diamond Games de roemruchte traditie van het ECC in ere herstellen. De speelster die het WTA-toernooi in een periode van vijf jaar drie keer wint, mag de trofee ter waarde van ongeveer 1 miljoen euro in haar bankkluis opbergen. Justine Henin, Serena Williams, Jelena Dokic en Amelie Mauresmo zijn de belangrijkste (toptien-)speelsters die voor de eerste editie naar het Antwerpse Sportpaleis afzakken. Kim Clijsters moet zoals bekend wegens een stressfractuur aan de bovenarm verstek laten gaan, maar ze komt wel met vriendje Lleyton Hewitt – de nummer 1 van het mannentennis – handtekeningen uitdelen en demonstraties geven.

De man achter het nieuwe toptoernooi is Bob Verbeeck. Atletiekliefhebbers met een sterk geheugen herinneren zich vast dat Verbeeck in de eerste helft van de jaren ’80 een van onze betere halvefondlopers was. In 1984 raakte Verbeeck tot op de Olympische Spelen in Los Angeles en één jaar later werd hij Europees indoorkampioen. Verbeeck combineerde in Amerika sport en studie aan de Iowa State University. Eerst studeerde hij zuivere economie. Daarna verdiepte hij zich in marktonderzoek en dergelijke.

Terug in België vond hij een gat in de markt op het vlak van sportsponsoring en -communicatie, en richtte ‘CIS, consultants in sport’ op. De jongste jaren is Octagon Cis (Verbeeck sloot intussen een samenwerkingsakkoord met marketing- en communicatiebedrijf Octagon) een vrij bekende organisator van evenementen geworden. In de atletiek zijn er de Cross Cup, de internationale indoormeeting in Gent en de Nacht van de Atletiek. In het wielrennen was er al de Grote Prijs Eddy Merckx en in mei knoopt Octagon Cis opnieuw aan met de traditie in de Ronde van België. Bob Verbeeck concentreert zich nu sedert ongeveer anderhalf jaar op het tennis. De Proximus Diamond Games zijn een zogenoemd Tier 2 toernooi met een prijzenpot van 585.000 dollar, maar Verbeeck wil in de toekomst doorstoten tot de absolute top, de Tier 1.

Zouden jullie zonder de successen van Kim Clijsters en Justine Henin aan de uitdaging begonnen zijn?

Verbeeck: We zouden er niet aan begonnen zijn als we niet de garantie hadden dat de twee speelsters achter ons evenement stonden. We hebben dus eerst met hen gesproken. Vergeet niet dat we financieel onze nek uitsteken. Met onze sponsoring zijn we rond, die is goed voor anderhalf miljoen euro. De rest komt uit de televisierechten, de arrangementen voor bedrijven en de gewone kaartjes.

De WTA, de Women’s Tennis Organisation, is natuurlijk blij dat België, met de twee topspeelsters, op de kalender staat. Maar improvisatie laten ze niet toe. Hun reglementenboek is 260 bladzijden dik. Alle mogelijke regeltjes over hotel, ontbijt, kamers, loting, de ondergrond, zelfs de opleiding van de fysiotherapeuten staan erin vermeld. We hebben dus wel goed nagedacht alvorens de stap te zetten.

We hebben de bedoeling om een toernooi uit te bouwen waarvan de mensen een jaarlijks rendez-vous maken. Natuurlijk is het dan prettig als de toppers van eigen bodem er zijn. Ik wil de vergelijking maken met de Memorial Van Damme. We hebben jaren gehad dat William Van Dijck won, Vincent Rousseau liep mee met de top. Dat gaf iets extra’s aan de meeting. Maar nu komen de mensen ook zonder Belgische vedetten. Vooral in de aanvangsfase is het belangrijk dat Kim en Justine er zijn. En ik hoop dat ze het jaren zullen volhouden. Maar topsport is belastend, een lichaam broos. We houden daar rekening mee. Anderzijds heeft het ECC achttien jaar lang zonder één Belgische vedette nationale én internationale uitstraling gehad.

De Association of Tennis Professionals (ATP) bij de mannen moet het volgend jaar grotendeels alleen zien te rooien na het failliet van een vroegere concurrent van jullie, ISL (International Sports and Leisure). Mercedes heeft ook afgehaakt als sponsor van de Master Series. Bij de vrouwen houdt de Amerikaanse Nasdaq het voor bekeken. Is er sprake van een crisis bij de sportorganisatoren?

Verbeeck: Twee jaar geleden was alle redelijkheid zoek. Er zijn maar een paar grote spelers op het vlak van de sportmarketing. IMG (International Management Group, nvdr.) blijft nummer 1, wij zijn nummer 2 geworden na het wegvallen van ISL. Vivendi is er nu bij gekomen. Vijf jaar geleden is het grote opbod begonnen. ISL won altijd. Niemand begreep hoe ze de beloofde massa geld konden genereren voor onder andere de atletiek, het tennis, het voetbal, het zwemmen zonder zelf zwaar verliesgevend te zijn.

Neem het tennis. ISL garandeerde de ATP Tour voor tien jaar één miljard dollar inkomsten. Ze zijn nooit verder geraakt dan 360 miljoen dollar, waarvan een groot gedeelte dan nog van Mercedes kwam dat snel heeft afgehaakt. Ze zaten met een waanzinnige put van 640 miljoen dollar. Als wij de berekening maakten, wisten we dat ze dat niet konden volhouden. Ze zijn dus ten onder gegaan. Ik vind het niet slecht dat de wereldvoetbalbond FIFA, na het debacle met ISL, de marketing in eigen handen neemt. En agentschappen zoals het onze zullen daar ook een rol in kunnen spelen. De federaties blijven op ons een beroep doen om te kijken wat er met hun geld gebeurt en hoe dat het best gebruikt wordt.

Wat het vrouwentennis betreft, denk ik dat het financieel op een goed niveau zit. De prijzengelden zijn realistisch. Wij gaan voor ons toernooi uit van ongeveer veertigduizend toeschouwers om niet verliesgevend te zijn. Ik volg Lei Clijsters ook in zijn redenering dat de mensen zich blindstaren op de inkomsten van de topspeelsters. Ze zijn zelfstandigen die voor de lonen, de vliegtickets en dergelijke van hun entourage zorgen, die belastingen betalen op de aangekondigde bruto bedragen. Er komt nu wel een beweging op gang om voor de toptoernooien nog meer prijzengeld uit te trekken. De rol van de televisie is daarin belangrijk. Behalve op de vier Grand Slams wordt nog niet echt hoog geboden voor de televisierechten. Daar is nog ruimte voor een verhoging. De lokale omroepen zijn meestal wel aanwezig, maar daar houdt het mee op. Alleen Eurosport speelt in Europa verder mee, dus moeten we de televisierechten nog meer kunnen verspreiden en valoriseren.

Op de website van Octagon lezen we dat de sponsoringbedragen tussen 1995 en 1999 verdubbeld zijn. Maar overal hoor je dat bedrijven veel zorgvuldiger omspringen met hun geld. Cultuur zou meer krijgen, sport minder. Is dat ook jullie ervaring ?

Verbeeck: Ik weet niet waar die cijfers vandaan komen. Na 11 september 2001 zijn bedrijven inderdaad voorzichtiger geworden. In de huidige economische context zie ik de bedragen voor sportsponsoring niet meteen stijgen. Bedrijven kijken nauwkeuriger toe als ze investeren, ze willen goed weten en meten wat ze terugkrijgen voor het geïnvesteerde bedrag.

Ik vind wel dat sport een wezenlijk bedrag moet krijgen van het communicatiebudget. En de meeste bedrijven redeneren ook wel zo. Ze weten dat de mensen bezig zijn met sport, muziek, cultuur, en beseffen dus dat ze het best via die kanalen met hen blijven communiceren. Ik denk dat de positie die sport, topsport in het communicatiebeleid verworven heeft, in de toekomst niet bedreigd is.

Dat er bij de zaalsporten, zelfs het voetbal en wielrennen toch problemen zijn, komt vooral omdat het product niet op de juiste manier wordt voorgesteld aan de bedrijfsleiders en de marketingmensen. Vaak zijn dossiers ook beperkt tot een paar velletjes papier, de logo’s die het bedrijf krijgt in een brochure of op een reclamepaneel en wat het moet kosten. Samen met het bedrijf nadenken over de aanpak, het medium en dergelijke gebeurt nauwelijks. En dan happen de bedrijven niet toe. Da’s logisch. Wij hebben de jongste jaren bedrijven uit echt totaal verschillende sectoren naar de sport gebracht omdat onze aanpak doordacht was.

Managementbureaus zoals IMG en Octagon halen veel geld uit hun contracten met de atleten die ze vertegenwoordigen. Waarom zijn jullie niet op die markt actief?

Verbeeck: We steunen op twee pijlers: de organisatie van evenementen en vooral, de begeleiding van bedrijven die willen investeren in sport. Wij leiden bijvoorbeeld vanuit Beringen het wereldwijde budget van autoconstructeur Hyundai. Dan spreken we over 33 miljoen dollar. Wij plannen hoe Hyundai als sponsor van het WK voetbal in 185 landen omspringt met de miljoenen.

Met atletenrepresentatie houden we ons in de Benelux niet bezig, gewoon om economische redenen. Er zijn om te beginnen al niet te veel atleten met een grote internationale uitstraling in ons land. De meeste agenten rekenen een commissie aan tussen 7 en 10 procent. Neem een atleet die 1 miljoen euro per jaar verdient, dan spreek je over een commissie van maximaal 100.000 euro. Als je in je bedrijf dan één of twee mensen vrij moet maken voor één atleet en je rekent wat ze je kosten aan lonen en onkosten, dan is het meteen duidelijk dat we daar niets aan overhouden. In Amerika ligt dat anders. Als je werkt met Tiger Woods of Serena Williams, met vedetten uit de NBA (basketbal) of de NFL (American football), dan spreek je over totaal andere bedragen. In België doet alleen SEM aan atletenbegeleiding, met dan vooral het accent op voetbal en in mindere mate wielrennen. Andere atleten, zoals triatlonspecialist Luc Van Lierde, zijn voor hen vooral een uithangbord. We sluiten niet uit dat we in de toekomst ook op die poot willen gaan steunen, maar voorlopig doen we het dus niet.

Is die atletenvertegenwoordiging op het internationale vlak niet vaak ook schaamteloze geldklopperij? Anna Kournikova, bij Octagon, is al jaren meer bezig met promotionele activiteiten dan met tennis. Octagon vaart er wel bij. Toen Xavier Malisse tekende bij IMG stond in het contract vermeld dat een plaats in de top-100 meteen goed was voor twee en een half miljoen euro in drie jaar. In vele takken van sport worden kinderen van tien jaar zelfs door de managementbureaus aan de mouw getrokken met waanzinnige bedragen als lokmiddel.

Verbeeck : Ik kan het er alleen mee eens zijn. Ik ben voor topsport. Maar kinderen erg jong zwaar doen trainen, en vooral hen weghalen uit hun eigen sociale context, vind ik ongeoorloofd. Managementbureaus moeten daar erg voorzichtig mee zijn – maar overigens: waar zitten de ouders? Zijn zij niet mee verantwoordelijk tot hun kinderen volwassen zijn, gaan zij niet mee in de fout? Je mag de rol van de managementbureaus ook niet overdrijven. Het grote geldgewin komt pas op latere leeftijd. Ik ken niet meteen twaalfjarigen waaraan de bureaus geld verdienen. In een bredere context vind ik kinderarbeid en mensenhandel minstens even wraakroepend.

Dirk Gerlo

‘Twee jaar geleden was alle redelijkheid zoek. Niemand kon begrijpen hoe ISL de beloofde massa geld kon genereren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content