Voor Allah én het avontuur

MOLENBEEK, 1 JUNI 2012 Moslimprediker Jean-Louis Denis spreekt de betogers toe. De avond voordien waren rellen uitgebroken nadat de politie een vrouw in nikab had gearresteerd omdat ze weigerde haar gezicht te tonen. © Belga

Op het grote terrorismeproces rond Sharia4Belgium dat volgende week van start gaat in Antwerpen staan 46 verdachten terecht. Waarom radicaliseren moslimjongeren in België meer dan in andere landen? Hoe groot is de wervingskracht van de Islamitische Staat (IS)? En hoe kunnen lokale overheden die radicalisering vroegtijdig opsporen en bekampen? ‘We moeten weten wat er leeft op elke straathoek.’

Officiële cijfers houden het erop dat er momenteel ongeveer 200 Belgische strijders bij de IS in Syrië vechten. Een tachtigtal Syriëstrijders zou zijn teruggekeerd, een veertigtal gesneuveld. Het gaat om schattingen. Niet iedereen loopt met zijn vertrek te koop. Soms is de enige zekerheid dát iemand is vertrokken. Of leren families pas dat iemand naar Syrië ging als het overlijdensbericht is aangekomen.

Het gaat veelal om jonge moslimmannen – maar niet alleen, er zijn ook relatief veel bekeerlingen onder de Syriëgangers – die nauwelijks Arabisch spreken en geen enkele militaire ervaring hebben. Dat laatste kan het hoge dodental verklaren. De meesten van hen hadden vooraf geen enkele band met Syrië. Ze zijn afkomstig uit stedelijk gebied en gemiddeld tussen 18 en 29 jaar oud, al zitten er ook nogal wat minderjarige tieners bij. Er vertrekken ook steeds meer vrouwen naar Syrië, om er zich bij hun vrienden of echtgenoten te vervoegen.

Belgische Syriëstrijders zijn vooral afkomstig uit de driehoek Antwerpen-Vilvoorde-Brussel. In Europese wandelgangen werd aanvankelijk lacherig gedaan over die Belgische ‘jihadsnelwegen.’ Feit is wel dat de Belgische instanties al vroeg alarm sloegen. Intussen zijn ook landen als Frankrijk, Nederland en Groot-Brittannië met het probleem geconfronteerd.

De strijd tegen de kleine maar groeiende groep geradicaliseerde jongeren die vertrekken uit onze steden en de veel grotere groep die met de jihad sympathiseert, is complex en moet op vele fronten tegelijk worden gevoerd. Syrië wordt gezien als een kweekvijver voor een nieuwe generatie terroristen. Denk hierbij aan de berichten over teruggekeerde Syriëstrijders die de voorbije maanden aanslagen in ons land zouden hebben beraamd, of aan de Fransman Mhedhi Nemmouche, die verdacht wordt van de aanslag op het Joods Museum in Brussel. Niet alle Syriëstrijders zullen als terroristen naar hun thuisland terugkeren, maar allemaal werden ze blootgesteld aan religieuze radicalisering en extreem geweld.

Generatieconflict

Ahmed El Khanouss (CDH) is schepen in Molenbeek, een straatarme Brusselse gemeente met een grote migrantenbevolking van vooral Marokkaanse afkomst. Voor hij politicus werd was hij jarenlang straathoekwerker en bezieler van een jeugdhuis. De minzame, sociaal bewogen El Khanouss kent zijn gemeente als zijn broekzak. Als man van het terrein nam hij deel aan een werkgroep over Syrië onder de vorige minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet. Gezeten op het terras van een volks café tegenover het politiekantoor van Molenbeek spreekt El Khanouss, zelf praktiserend moslim, zijn afschuw uit over de wreedheden die jonge Belgen in naam van de islam in Syrië begaan.

‘Onze gemeentelijke diensten zijn erg bezorgd’, vertelt hij. Uit heel het Brussels gewest vertrokken er naar schatting 70 jongeren, waarvan een groot aantal uit Molenbeek. Sommigen van hen kende El Khanouss persoonlijk. ‘Ik geef ook karateles. Een van mijn leerlingen is in de klauwen gevallen van Jean-Louis Denis, bijgenaamd Le Soumis. Hij veranderde van een levendige jongen die hield van feesten en sporten in een eenzaat die niet langer vakantiefoto’s op zijn Facebookpagina zette maar de IS-vlag en links naar radicale jihadpredikers.’

El Khanouss ziet twee manieren waarop jongeren radicaliseren. ‘Sommigen veranderen totaal van houding. Ze worden ineens heel veeleisend tegenover de vrouwen in hun familie, zeker wat hun kledij betreft, en komen in opstand tegen hun ouders, die in hun ogen van de goddelijke waarheid zijn afgedwaald. Anderen vertonen tot de dag van hun vertrek geen enkel teken van radicalisering. Ze dragen merkkleding en gedragen zich zoals elke westerse jongere. Die stille radicalisering is nog veel verontrustender.’

El Khanouss krijgt geregeld wanhopige ouders over de vloer. ‘Hun zoon verdwijnt opeens en ze weten in eerste instantie niet waarheen.’

Ronselaars

De rol van de gemeente is volgens El Khanouss om samen met verenigingen, jeugdwerkers en moskeeën de vinger aan de pols te houden. ‘We moeten weten wat er leeft op elke straathoek.’ Volgens El Khanouss zijn er veel kleine initiatieven binnen de Marokkaanse gemeenschap met als doel de invloed van radicale ronselaars en jihadideologen te verminderen. ‘Maar het is niet makkelijk. Geradicaliseerde jongeren hebben een onvoorstelbaar simplistisch wereldbeeld. Ze denken dat al hun frustraties, hun mislukkingen op school, op de arbeidsmarkt en ga zo maar door, allemaal komen doordat ze moslim zijn.’ Zelf aarzelt El Khanouss ook niet om tegengas te geven. ‘Toen Sharia4Belgium hier de plaatselijke jeugd kwam opruien tegen de gemeentelijke overheid, ben ik dag en nacht de wijken ingetrokken om op de jongeren in te praten.’

Andere Brusselse migrantengemeenten worden met dezelfde problemen geconfronteerd. Rachid Zegzaoui is een blogger van Marokkaanse origine uit Sint-Joost-ten-Node. Hij schrijft over wat zich afspeelt binnen de gemeenschappen van etnische minderheden in Brussel. Hij was politiek actief bij Ecolo en bij een aantal kleine, inmiddels opgeheven moslimpartijtjes, die de strijd tegen het hoofddoekenverbod op scholen en in publieke functies als voornaamste programmapunt hadden. ‘Heel dom dat er door het Belgische establishment vaak zo hysterisch is gereageerd op islampartijen. Dat waren juist democratische uitlaatkleppen voor politiek bewuste moslims die vinden ze in België worden gediscrimineerd vanwege hun godsdienst.’

De Marokkaanse gemeenschap heeft op zijn minst ambivalente gevoelens ten opzichte van het kalifaat dat IS-leider Abu Bakr Al-Baghdadi enkele maanden geleden uitriep, aldus Rachid, zacht en bedachtzaam pratend terwijl hij in een plaatselijke snackbar van een blikje Fanta nipt. ‘Er is in elk geval geen antipathie’, zegt hij. ‘Het is voor moslims immers heel moeilijk om wat in Syrië en Irak gebeurt scherp te bekritiseren. Mensen die vechten voor Allah en voor de totstandkoming van een islamitische staat voeren in de ogen van heel veel moslims een legitieme strijd. Ik denk niet dat je vanuit de Brusselse moskeeën snel een oproep zult zien vertrekken voor een manifestatie ‘niet in onze naam’.’

Rachid ziet heel wat jongeren die de samenleving waarin ze zijn opgegroeid de rug toekeren. ‘Tweede- en derdegeneratiemigranten geloven niet dat het leven van studeren, werken, pensioen voor hen is weggelegd en beschouwen hun ouders als sukkels. Ze beschuldigen hen ervan slaven van het Westen en de ongelovigen te zijn. Het is dus ook een generatieconflict, een revolte tegen de familie. Ouders zijn doodongerust maar begrijpen hun kinderen niet meer. Ze weten niet waar die op het internet mee bezig zijn, de verscheurdheid in veel moslimgezinnen is compleet. Jongeren verwerpen deze samenleving waarin ze zijn opgegroeid. Godsdienst stuurt hun leven: dat is de zin van hun bestaan. Maar de islam zoals zij die opvatten, wordt hier in België niet gepraktiseerd. Democratie is voor hen ook anti-islamitisch. Hun droom van vrijheid en gelijkheid, is die islamitische staat. Het ergste wat hen kan overkomen, is sterven als een martelaar van Allah. Maar martelaren genieten onder moslims het grootste respect.’

Zeguendi Khalil, de hoofdredacteur van het op de Marokkaanse gemeenschap gerichte tijdschriftje Le Maroxellois, is erbij komen zitten. Khalil heeft gedurende anderhalve maand zijn oor te luisteren gelegd bij een twintigtal Brusselse moskeeën in verband met de Syriëkwestie. Zijn conclusie is dat Brusselse imams jonge gelovigen in hun vrijdagpreken wel degelijk en nadrukkelijk waarschuwen tegen de jihad-ideologie, en de terreur van de IS scherp veroordelen. ‘Maar’, zegt hij, ‘uit onze rondvraag blijkt ook dat in tegenstelling tot enkele jaren geleden de rekrutering voor de jihad niet meer in de eerste plaats op straat of in de buurt van islamitische geloofshuizen gebeurt, maar hoofdzakelijk via het internet.’

De importimams uit Marokko en Turkije in Brussel begrijpen de jongeren niet, legt Khalil uit. Ze spreken hun taal niet, kennen hun cultuur niet en hebben geen flauw benul van Facebook of Whatsapp. ‘De imams falen. En dus sprokkelen jonge moslims op zoek naar zingeving een eigen islam bij elkaar op jihadistische websites.’

Wat we nodig hebben, weet Khalil nog, zijn positieve rolmodellen. Moslimjongeren die het op de een of andere manier gemaakt hebben, moeten extra in de verf worden gezet.

Jihadbroederschap

In haar kale kantoor zit de jonge islamoloog Jessika Soors ons op te wachten. Soors is sinds enkele maanden aan de slag als deradicaliseringsambtenaar in Vilvoorde. Ze coördineert er stedelijke initiatieven in verband met het detecteren van geradicaliseerde jongeren en potentiële Syriëgangers en het opnieuw in de samenleving integreren van teruggekeerde jihadstrijders. Uit Vilvoorde, inmiddels in heel Europa bekend als ‘hofleverancier van de Syriëstrijders’ zijn circa dertig jongeren naar Syrië vertrokken. Waar heeft Vilvoorde die dubieuze onderscheiding aan te danken? ‘Dat heeft te maken met de demografische evolutie’, legt Soors uit. ‘De bevolking is hier in korte tijd sterk toegenomen. Het gaat veelal om migranten uit Brussel die de taal niet spreken en nauwelijks geïntegreerd zijn. De jeugdwerkloosheid is hoog. Ook Sharia4Belgium, dat hier heel actief was, heeft een kwalijke rol gespeeld. Vilvoorde is tevens een kleine samenleving, waarin al die jongeren elkaar kennen.’ De mond-tot-mondreclame in verband met Syrië was in Vilvoorde daarom bijzonder effectief.

Syriëstrijders rechtvaardigen hun vertrek weliswaar met het ideaal van de heilige oorlog, maar velen hadden tot kort voor hun radicalisering nauwelijks kaas gegeten van de islam en de Koran. ‘Het zijn niet zelden religieuze analfabeten’, zegt Soors.

Voor het overige is het volgens Soors erg lastig om een robotfoto te maken van de typische Syriëstrijder. ‘De redenen van vertrek verschillen sterk. Een persoonlijke crisis is soms de druppel, net zoals een groot gevoel van onbehagen of de zoektocht naar een zinvol leven.’ Sommige jongeren halen wel degelijk hun inspiratie uit de Koran en uit morele verontwaardiging over de internationale politiek. ‘Maar zodra je dat laagje ideologie eraf krabt, komen er toch vaak heel andere problemen aan het licht. Daar speelt de IS ook op in. Ze bieden kwetsbare jongeren een gevoel van eigenwaarde en een allesomvattende identiteit.’

De radicalisering van jonge mannen valt vaak samen met de pubertijd. ‘Als je op zoek bent naar een manier om te rebelleren of om de aandacht op je te vestigen, dan is de Islamitische Staat vandaag de dag een goede optie’, aldus Soors.

Groepsdruk speelt bij beïnvloedbare jongeren ook een grote rol, vervolgt ze. ‘Strijders in Syrië vertellen via allerlei digitale platforms over hun leven daar en roepen hun vrienden en familie op om mee te komen vechten.’

Jongeren die zich hier vervelen en tekort gedaan voelen, gaan daar op zoek naar avontuur. IS-rekruteringsfilmpjes spelen daar handig op in. Naast bloeddorstige onthoofdingsfilmpjes zijn er ook heel wat pr-filmpjes die het opwindende leven in de nieuwe, internationale jihadbroederschap benadrukken: strijders die een duik in het zwembad nemen, die jonge katjes strelen, of die gebruind en gespierd poseren met kalasjnikovs en bommenriemen in exotische landschappen. De filmpjes tonen een slimme combinatie van mannelijke kameraadschap, spannende ervaringen, en de belofte dat wie in het Westen een loser is, het daar tot superheld kan schoppen – en dat allemaal in de naam van Allah.

Het werk van Jessika Soors bestaat onder meer uit het ‘wakker schudden’ van stadsdiensten, scholen, verenigingen en sportclubs, zodat die alerter reageren op tekenen van radicalisering. ‘Stel dat een jongen op school komt met een T-shirt waarop de zwarte IS-vlag is afgedrukt. Dat kan natuurlijk gewoon baldadigheid zijn, maar zoiets laten we niet meer zomaar passeren.’

Samenwerken met de moskee en de plaatselijke moslimgemeenschap is ook heel belangrijk om geradicaliseerde jongeren te identificeren. Heeft Soors zo’n jongere eenmaal in het vizier, dan wordt, naast politie en psychologen, ook ‘heel het sociale netwerk’ rondom die persoon ingeschakeld om te proberen hem of haar voor stommiteiten te behoeden.

Buitenlandse ervaringen laten zien dat vooral de familie en met name de moeders van geradicaliseerde jongeren een fundamentele rol kunnen spelen in zo’n ‘rehab-proces’. Dit veronderstelt wel dat de familie wil meewerken, dat de geradicaliseerde jongeren hiervoor openstaan, en dat er een zekere graad van familiale cohesie aanwezig is, wat vaak niet het geval is in de gezinnen van Syriëvechters.

‘Je ziet vaak dat een jongere in een sociaal isolement verzeild is geraakt. Daarop volgt dan een snelle radicalisering via het internet, en daarna een nog groter sociaal isolement. Dat maakt het heel moeilijk om radicalisering op tijd te detecteren. Het is dikwijls een dubbeltje op zijn kant’, stelt Soors.

Politici en goedbedoelende ambtenaren moeten er ook voor uitkijken dat ze de moslimgemeenschap niet nog extra gaan stigmatiseren door van elke mug een olifant te maken. Niet iedere jongere die zijn baard laat groeien of niet elk meisje dat een hoofddoek begint te dragen, is geïndoctrineerd. Heel vaak, aldus Soors, zie je ook pas achteraf, als het te laat is, wat precies de voortekenen van een vertrek naar Syrië waren.

De coalitie van westerse landen tegen de IS baart plaatselijke beleidsmakers en politiediensten zorgen. Een en ander zal de radicalisering en het binaire wereldbeeld van die jongeren, die het conflict zien als een oorlog tussen het ongelovige Westen en de islam, nog versterken. En de kans op wraakacties in de landen die aan die coalitie deelnemen, doen stijgen.

Het aantal vertrekkers in Vilvoorde is op dit moment gestabiliseerd, maar de groep die sympathiseert met de jihad en het kalifaat blijft gestaag groeien, zegt Soors, die vooral heil ziet in het massaal inzetten op preventie, veeleer dan op straffen en repressie. Nationale inlichtingendiensten lopen immers al snel op hun tandvlees. Ze kunnen maar een beperkt aantal teruggekeerde Syriëgangers in de gaten houden. Daarom zijn antiradicalisering- en reïntegratieprogramma’s, hoe lastig ook, een noodzakelijke aanvulling hierop.

Bezorgde vader

Het onderschatten en overschatten van radicalisering, het zijn twee valkuilen waar je niet mag intrappen. Niet als overheid en niet als ouder. De Molenbeekse schepen Ahmed El Khanouss worstelt zelf ook met dat dilemma. ‘De reële bedreiging die uitgaat van geradicaliseerde jongeren mag niet tot een psychose leiden. Maar ik heb zelf ook een zoon van 21, die moeilijkheden heeft gehad op school en die nu voor de centrale examencommissie zijn diploma middelbaar onderwijs probeert te halen. Hij heeft een lastige periode achter de rug. Met alles wat er gaande is, houd ik hem nu heel nauwlettend in de gaten. Je wilt het als bezorgde vader toch niet op je geweten hebben dat je iets over het hoofd zou hebben gezien.’

DOOR HAN RENARD

‘De IS-filmpjes zijn een slimme combinatie van kameraadschap, avontuur en de belofte dat wie hier een loser is daar een superheld kan worden.’

‘Ze beschuldigen hun ouders ervan slaven van het Westen en de ongelovigen te zijn. Het is dus ook een generatieconflict.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content