‘Gedrevenheid is een rare afwijking’, verklaart Aimé Anthuenis zijn keuze voor Germinal Beerschot. De oud-bondscoach staat voor de uitdaging om de Antwerpse fusieclub in eerste te houden. ‘We gaan hard werken en hopen dat de wind keert.’

Tussenstand aan de winterstop. Standard imponeerde het meest, maar deed dat vooral in Europa, waardoor het niet staat waar het moet staan, zijnde aan kop. Anderlecht, Club Brugge en Racing Genk meldden zich meteen als kandidaten om van de kwakkelende wedstrijdmentaliteit van de Rouches te profiteren. Maar geen van die drie clubs speelde dit seizoen al als een landskampioen.

Westerlo en zeker Lokeren doen het beter dan verwacht, gelanceerd door de exotische prijsschutters Jaime Ruiz (Westerlo) en Ouwo Moussa Maazou (Lokeren). Negatieve uitschieters zijn AA Gent, dat zijn ambities voorlopig niet kan waarmaken, en zeker Germinal Beerschot, dat onverwacht een heel moeilijk seizoen beleeft.

Een straffe Chinees rekende GBA deze zomer al bij de degradatiekandidaten. Harm van Veldhoven zag dat zijn doel, een plek bij de subtop, niet te halen viel en nam ontslag. Waarna de pers woordgrapjes kon maken over Ratten die het zinkende schip verlaten. Oud-bondscoach Aimé Anthuenis nam over, één luttele week nadat hij in een interview had verteld dat het niet de bedoeling was dat hij ooit weer trainer zou worden.

‘Toen ik dat zei, meende ik dat echt’, vertelt de energieke éminence grise van het Belgische trainersgild. ‘Ik had niet gedacht dit nog te doen, maar als je het aanbod krijgt en je stelt vast dat je toch zin hebt, moet je het dan laten? Als je zo lang in het voetbal zit als ik, weet je dat het zo eigenlijk altijd gaat. Je kunt in dit beroep niets plannen. Als ik op voorhand had geweten welk parcours ik zou afleggen, had ik veel zaken niet gedaan en nog meer dingen niet gezegd.

‘Ik snap dat men zegt: waar begint Anthuenis nu weer aan? Maar voetbal is mijn leven en zal dat altijd blijven. Er bestaan twee soorten spelers: zij die zot zijn van het spelletje, alle namen van alle kernen vanbuiten kennen, ideeën hebben over de omkadering, de manier van voetballen… En dan heb je de jongens die zich daar allemaal niets van aantrekken. Wel, ik hoorde altijd al bij de eerste groep. Al van kindsbeen af. Die sport zit in mijn bloed.’

Jan Ceulemans, veertien jaar jonger dan u, zegt dat hij over twee seizoenen op een lager niveau aan de slag wil om het kalmer aan te doen.

AIMÉ ANTHUENIS: Ha, dat heb ik er al velen horen vertellen! Eric Gerets, in de tijd dat hij met Club en ik met Genk streed om de titel: maximum tot zijn vijftigste! Hoe oud is hij nu? (54, nvdr) Maar ik begrijp dat je zoiets zegt. Als trainer steek je zoveel energie in je vak dat er dagen zijn dat je snakt naar een ander leven. Om een ander voorbeeld te geven: ik ken een bedrijfsleider die zijn zaak verkocht om het rustig aan te kunnen doen, zoveel geld had dat hij en zijn kinderen het nooit op zouden krijgen, en toch begon die na zes maanden iets nieuws. Omdat hij het gewoon niet missen kon. Gedrevenheid is een rare afwijking.

Wanneer het echt zover is, wil ik nog wel eens zien of Ceulemans echt een stap terugzet. Als ik op een lager niveau zou coachen, zou ik mezelf evenveel druk opleggen als nu. Dat is gewoon de aard van het beestje. En ik denk dat Jan ook zo in elkaar zit. Ik zal ooit ook wel gezegd hebben: ‘Nu wil ik nooit meer op een voetbalveld staan.’ Soms zeg je dingen die achteraf dom blijken te zijn. Dat moet je plaatsen in de stress die deze job met zich brengt.

Houdt het dan nooit op? Twee jaar geleden stapte u bij Lokeren op met een burn-out.

ANTHUENIS: Daar praat ik liever niet te veel meer over. Het was een uitdaging waar ik niet klaar voor was. De druk die ik mezelf oplegde, was niet evenredig met de mogelijkheden van Lokeren op dat moment.

Hoe vermijdt u dat hier hetzelfde gebeurt?

ANTHUENIS: Lastige vraag. Ik ben niet naïef; als de resultaten niet komen, zal ik het op Germinal Beerschot moeilijk krijgen. Maar bang ben ik daar eigenlijk niet voor, want in mijn hoofd zit het hier nu heel anders dan toen bij Lokeren.

Bij uw aanstelling werd op GBA gezegd: Anthuenis kent het huis en kan dus meteen voor de kentering zorgen. Over druk gesproken.

ANTHUENIS: Zo werkt het natuurlijk niet in het voetbal. Ik werk met dezelfde kern als Harm van Veldhoven, met dezelfde gebreken. Hoe hautain zou het zijn om te zeggen: ik ga het hier in een-twee-drie oplossen?

Zal deze club moeten vechten tegen degradatie?

ANTHUENIS: Dat kan niet anders. Door de reglementswijziging staat de hele rechterkolom onder druk. Zelfs de tiende kan nu nog gemakkelijk degraderen. Dat betekent dat wij honderd procent zeker in die strijd zullen zitten. Trouwens, het klassement liegt niet. Toen ik hier overnam, had men in de competitie één van de elf matchen gewonnen. Dat zegt alles. Na zes wedstrijden kun je toevallig onderaan staan, na elf niet. Dan vallen alle excuses weg.

Bepalend zal zijn wat de wintertransfers brengen. Ploegen die zich bedreigd voelen, weten dat degraderen enorm prijzig is en zullen grote kosten doen. Of dat verstandig is, blijkt altijd pas achteraf. Zelfs als je veel koopt, kan het nog tegenzitten. Kijk maar naar Sint-Truiden vorig jaar.

Wat voor spelers kunnen jullie het best gebruiken?

ANTHUENIS: We zullen eerst zien wie er weg kan. Er zitten te veel spelers in de kern die geen meerwaarde brengen. We zullen daar een balans van opmaken en bepaalde mensen laten gaan. Dat geeft ruimte om, hopelijk, in alle linies één versterking te halen: een polyvalente verdediger, een linksvoetige middenvelder en een spits met gestalte. Sowieso heb ik liever twee goeie transfers, dan zeven half geslaagde. Er is op Germinal Beerschot de laatste jaren al te veel binnen en buiten gegaan, en dat is ook niet goed.

Keert Hernán Losada terug, nu hij niet gelukkig is bij Anderlecht?

ANTHUENIS: Lijkt mij erg onwaarschijnlijk. Losada zit daar nog maar pas en is daarom allicht onhaalbaar. Nu, als die kans komt, zeg ik zeker niet nee. Iedereen weet hoe belangrijk Losada voor deze ploeg is geweest. Tegelijk moet iedereen beseffen dat je met één speler te halen geen wonderen verricht. Of het nu Losada is of een andere grote naam. Kijk maar naar onze huidige kern: grote namen genoeg, maar hun rendement bevredigt niet altijd.

Mist de ploeg niet nog meer Daniel Cruz, de leider op het veld, dan dat ze het vertrek van Losada voelt?

ANTHUENIS: Een type als Cruz wordt fel gemist, ja. Iemand die tussen de lijnen loopt, balvast is en rust in de ploeg brengt. Cruz kan dat invullen, maar het gevaar bestaat dat we nu te veel druk bij hem zullen leggen, alsof alles opgelost is als hij uit blessure komt.

Germinal Beerschot werd vorig jaar sterk gemaakt door zijn middenveld, en we moeten vaststellen dat daar nu niets meer van overschiet. Hernán Losada en Gustavo Colman zijn verkocht, Daniel Cruz is langdurig geblesseerd en Ederson Tormena sukkelt van de ene kwetsuur in de andere. Elke ploeg voelt het als ze zo in het hart geraakt wordt. Maar oké, ik wil me nergens achter verstoppen. We moeten het doen met de spelers die wél aanwezig zijn. En dan stel ik vast dat onze problemen zich vooral op de flanken situeren.

Germinal Beerschot heeft daar inderdaad nauwelijks opties. Het kan toch niet dat dat in de zomer al niet duidelijk was?

ANTHUENIS: Ja, maar hoe gebeurt zoiets? Men kon niet weten dat Cruz out zou zijn. Idem voor Henri Munyaneza, die is aangetrokken voor de linkerkant. En het vertrek van Losada is onvoldoende opgevangen, we moeten dat toegeven. Onze focus lag vooral op de centrale as.

Dan is het niet onlogisch dat de supporters het transferbeleid onder vuur nemen.

ANTHUENIS: Transfers zijn altijd vraagtekens. Dat is overal zo, zelfs met de grootste voetbalsterren. Meestal loopt Germinal Beerschot qua transfers een mooi parcours. Ze halen hier al jaren prijsschutters binnen om ze later voor goed geld te verkopen: Wesley Sonck, Moumouni Dagano, Tosin Dosunmu, François Sterchele… Dan doe je het toch niet slecht? Maar het kan eens een jaar tegenvallen.

De club is het slachtoffer van zijn vorige succesvolle seizoen. Dat is een ijzeren wet die elke Belgische ploeg moet ondergaan: als het te goed loopt, komen de scouts, kopen je ploeg leeg, en dan moet je ze het jaar nadien weer bouwen. Ik maakte het mee op Anderlecht, na die Europese campagne waarin we Manchester United, Lazio en PSV klopten. Standard zal er nu ook aan moeten geloven: van die ploeg schiet na volgende zomer niet veel meer over, wees daar maar zeker van. Je hebt dan wel groot geld, maar een ploeg bouwen kost óók iets hè.

Nu u toch over Standard begint, daar werd deze zomer een nieuwe trainer gezocht, blijkbaar dacht men niet aan u. Met alle respect voor Germinal Beerschot, maar iemand met uw erelijst, moet die niet de top trainen?

ANTHUENIS: Dat is het verleden, en het verleden telt in deze job niet. Bovendien is België een klein land. En Walter Meeuws zit zonder werk, Hugo Broos heeft heel lang moeten wachten… zij zijn ook trainers met een mooie erelijst. Wie zou ik dan zijn om te zeggen: ik moet per se Club Brugge, Anderlecht of Standard trainen? En dan heb ik het nog niet over al die getalenteerde trainers uit de lagere klassen die de kans niet krijgen om zich in eerste te bewijzen. Ik heb destijds het geluk gehad om bij Lokeren, in eigen stad, hoofdtrainer te kunnen worden in eerste nationale. Dat heeft mij gelanceerd. Maar waar had ik anders gezeten?

Hoe sterk is het vak sindsdien veranderd?

ANTHUENIS: Enorm. Niet altijd ten goede. Ik stoor mij aan… (pauzeert even) Begrijp mij niet verkeerd, een wetenschappelijke benadering is nuttig en nodig. Maar het gevaar bestaat dat men via de wetenschap te veel betuttelt en de aard van het spel zelf miskent. Een trainer zonder diploma kan blijkbaar geen goeie trainer meer zijn. Johan Cruijff heeft nochtans nooit een diploma gehad, begrijp je? Maar hij was wel een wereldspeler én een wereldtrainer. De praktijk blijft voor mij het belangrijkste. Een voetballer die in zijn carrière tien toptrainers meemaakt, heeft een basis die een diploma maar moeilijk kan vervangen.

Tegelijk moet je erkennen dat het vak van voetbaltrainer vandaag anders ingevuld wordt dan twintig jaar geleden. Robert Waseige noemt dat altijd gereren, naar het Franse gérer, wat besturen of beheren betekent. Een trainer moet zijn spelers gereren, zijn technische staf, zijn contacten met de media, de supporters, het bestuur, de sponsors. De hoofdtaak blijft goed voetbal brengen, maar die andere facetten mag je zeker niet vergeten, want op een of andere manier hebben ze een invloed op je ploeg. De job is oneindig veel complexer geworden.

De trainer werd een manager.

ANTHUENIS: Niet mee eens. Want als je manager zegt, dan denken de mensen dat je over alles de eindverantwoordelijkheid hebt. Zo werkt het bij de meeste clubs niet. De mensen met het geld beslissen, wat ik trouwens begrijpelijk vind. Een trainer kan maar proberen zich zo goed mogelijk te weren in omstandigheden waarover hij meestal geen controle heeft. De job is moeilijker dan die van een manager. Voor een bestuur is het altijd verstandig om zich goed te omringen met mensen uit het voetbal, als een soort verbindingsman tussen beleid en praktijk. Zoals Fi Vanhoof doet bij KV Mechelen of Michel Preud’homme vroeger bij Standard.

Tot voor de zomer was dat ook uw functie op Germinal Beerschot. Tussen de regels laat men verstaan dat uw passage als technisch directeur geen succes was.

ANTHUENIS: Ik begrijp dat men dat zegt, want je kunt mijn inbreng en prestaties van de afgelopen jaren moeilijk afbakenen. Nochtans heeft de club in die tijd niet slecht geboerd en tegelijk een aantal spelers voor mooie sommen van de hand kunnen doen. Wat was daarin mijn verdienste? Moeilijk te zeggen. Ik kan hier meer over vertellen, maar ik zie het nut er niet van in om die deuren te openen.

Op een zeker moment vond ik zelf dat mijn meerwaarde te gering was en heb ik die functie opgegeven. Vooral omdat het bestuur veel van wat ik wou betekenen zelf deed. En goed deed, zeg ik er meteen bij. Ik kon mij vinden in de meeste sportieve beslissingen die het nam, anders zou ik ook niet zijn teruggekeerd, maar ik had niet langer het gevoel dat ik mij in die functie nuttig maakte.

Nu staat u voor een groep die u zelf mee gekneed heeft.

ANTHUENIS: Niet echt. De nieuwe jongens, en dat zijn er velen, kwamen na mijn vertrek. Ik ken iedereen, dat is iets anders, maar dit voelt niet aan als mijn groep.

U bent close met Harm van Veldhoven, de vorige trainer van GBA.

ANTHUENIS: ‘Close’ is overdreven. We gaan niet samen met vakantie of zo. Maar dat het altijd goed geklikt heeft tussen ons, is geen geheim. In mijn tijd als technisch directeur zaten wij erg vaak op dezelfde golflengte. Harm heeft hier fantastische dingen gerealiseerd, maar moest dit seizoen de rekening betalen voor de afgelopen transferperiode. Hij heeft die zaken moeten ondergaan, ik zeg niet klakkeloos, maar het ging niet anders en dat wist hij. Harm is er desondanks met volle overtuiging ingevlogen, misschien tegen beter weten in. Geen enkele club zegt: ‘Het mag dit seizoen een beetje minder zijn.’ Een ambitieuze jonge trainer legt zichzelf trouwens sowieso die druk op. Ik denk dat Harm daar uiteindelijk aan ten onder is gegaan. Men vroeg iets wat niet te verwezenlijken was.

Wat zult u anders doen dan hij?

ANTHUENIS: Moeilijk te zeggen. Ik zal eigen accenten leggen, bijvoorbeeld in de manier van trainen, maar daar ligt niet de kern van het probleem. De groep mist vertrouwen, en vertrouwen komt er pas met overwinningen. Terwijl overwinningen vaak uit vertrouwen volgen. Die vicieuze cirkel moet je doorbreken. Hoe? Door hard te werken en te hopen dat de wind keert.

Ik begrijp de mensen die zeggen: ‘Germinal Beerschot heeft die en die grote naam, hoe kunnen zij nu zo laag staan?’ Maar een grote naam heeft niet altijd een groot rendement. En dat hier nog niet iedereen zijn hoogste rendement haalt, is duidelijk. Ik ga niet vertellen wie ik nu bedoel.

Hoe schat u als oud-bondscoach de heropleving van de nationale ploeg in? U hebt er zelf de magere jaren meegemaakt, mogen we het zo zeggen? De generaties van de jaren negentig en die van nu hebben meer mogelijkheden dan wat u ter beschikking had.

ANTHUENIS: Dat is juist. Toch zie ik mijn periode als bondscoach nog steeds als een succes, zelfs al hebben we ons twee keer niet gekwalificeerd. In mijn eerste campagne misten we het EK met één punt. De ploeg draaide toen rond wat de pers de Gouden Driehoek noemde: Thomas Buffel, Wesley Sonck en Emile Mpenza. In mijn tweede campagne speelden die drie jammer genoeg niet veel, wegens bijna altijd gekwetst of op de bank bij hun club. Aanvallend konden wij dat niet opvangen. Daarbij komt nog dat in onze kwalificatiepoule twee tegenstanders zaten die duidelijk sterker waren dan wij: Spanje en een in die tijd erg gevaarlijk Servië. Dan wordt het moeilijk.

René Vandereycken heeft een paar keer, weinig collegiaal, gezegd dat hij een ploeg erfde waaraan lang niet meer gebouwd was.

ANTHUENIS: Tja, dan moeten ze toch maar eens kijken wie ik in mijn tijd opgeroepen heb. Vincent Kompany, Jelle Van Damme en zelfs een piepjonge Anthony Vanden Borre waren er bij mij al bij. Moussa Dembélé of de lichting van Standard nog niet, maar waar zaten die jongens in 2005? Wat wel klopt, is dat mijn opvolger in zijn eerste campagne de problemen erfde die ik al had, maar dat is logisch. Nu komt stilaan de kentering, nu er zich weer een paar jonge toppers beginnen aan te dienen. Dat Wesley Sonck zijn tweede adem vindt, is ook niet onbelangrijk. Ik weet wat Vandereycken gezegd heeft, maar ik denk dat hij zich vergist. Ik heb met hem geen probleem. Als hij er wel een heeft met mij, heb ik daar alleszins geen last van.

Denkt u dat de Rode Duivels zich plaatsen voor de wereldbeker in Zuid-Afrika?

ANTHUENIS: Het zal heel moeilijk worden. Spanje heeft meer wapens en valt wellicht nu al niet meer in te halen voor groepswinst. Plaats twee kan volgens mij, maar dan moet je afwachten of we in de barrage een haalbare kaart loten. Vandereycken moet vooral hopen dat Dembélé fit raakt. Die jongen kan wedijveren met de Europese top. Hij gaat voor de Rode Duivels het verschil maken.

DOOR JEF VAN BAELEN/FOTO’S FILIP NAUDTS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content