Voetbal is een sport van 56 minuten

De Rode Duivels waren na de achtste finales de tweede meest aanvallende ploeg van het WK. Het bombardement op de Amerikaanse keeper Tim Howard speelde daarin een grote rol. © Sergio Moraes/Reuters

En aan het eind wint de ploeg die het efficiëntste passt. Halen datamining, wiskunde en statistiek de gevestigde voetbalclichés onderuit?

U leerde bij dit WK al de heatmap, de pijlenkaarten met passlijnen en de Castrol Player Index kennen. Voetbalromantici als Jan Mulder betreuren het, maar de mathematisering van het voetbal neemt alsmaar indrukwekkendere vormen aan. De FIFA houdt voor het WK in Brazilië van werkelijk alles statistieken bij. In die cijfers staat ook de bizarre vaststelling uit de titel: op dit WK blijkt per wedstrijd amper 56 minuten en 54 seconden daadwerkelijk te worden gevoetbald. De rest van de tijd verkwanselt men aan hoekschopvoorbereidingen en blessurezorgen. De bijgetelde blessuretijd compenseert dat tijdverlies dus amper. En dan moet u weten dat de voetbaltijd ferm steeg sinds de achtste finales: in enkele matchen werd er 120 minuten ‘gespeeld’. De statistieken in dit artikel lopen trouwens tot aan de kwartfinales.

Het voetbal is in feite de laatste wereldsport die de wiskunde omarmt. De Amerikaanse sporten staan hier veel verder mee. Men gebruikt er de statistiek al om de sport zelf naar een hoger niveau te tillen. Bekend is het verhaal van honkbalmanager Billy Beane van de Oakland Athletics, een staartploeg die nooit schitterde omdat ze financieel niet op kon tegen de topclubs. Beane kwam tot het inzicht dat ‘lelijke’ spelers ondergewaardeerd zijn. Honkballers die mooi spelen, beroeren de harten van de analisten en de fans, maar worden daardoor duurder dan wat ze eigenlijk waard zijn. Beane zocht met statistische analyse naar goedkope, efficiënte honkballers die bij hun clubs nooit uitblinken maar wel veel ‘bang for a buck‘ bieden. De Oakland Athletics speelden één verbazingwekkend seizoen, een jaar later kopieerden alle teams hun aanpak. Beanes verhaal werd verfilmd als Moneyball, met Brad Pitt in de rol van honkbalmanager.

Castrol Player Index

Voornaamste les uit Moneyball: onze ogen bedriegen ons. Het maakt niet uit hoe mooi je het doet, wat telt, is hoe efficiënt je bent. En aan het eind van de dag spreken alleen de statistieken de waarheid. Alleen blijft de vraag: welke statistieken doen er echt toe in het voetbal? Het makkelijke antwoord is natuurlijk: de goals. Maar hoe komen goals tot stand en hoe bepaal je het aandeel van elke speler in het succes van het team?

‘Wat de data-analyse van voetbal lastig maakt, is dat het zo’n dynamische sport is, met veel interacties tussen de spelers’, vertelt onderzoeker Jan Van Haaren van het DTAI Sports Analytics Lab aan de KU Leuven. ‘Die dynamiek maakt het bijzonder moeilijk om sportieve prestaties te kwantificeren.’ Bovendien zijn er veel valse positieven in de cijfers, statistieken die in feite misleiden. ‘Centrale verdedigers die voortdurend de bal naar elkaar spelen, scoren bijvoorbeeld makkelijk een hoge pass completion rate (percentage geslaagde passes, nvdr.)’, zegt Van Haaren. ‘Maar een aanvaller die hetzelfde percentage haalt diep op de helft van de tegenstander, levert uiteraard een indrukwekkendere prestatie. Distilleren wat écht belangrijk is en wat schijn, is de uitdaging voor de komende jaren. Het bedrijf dat daarvoor de formule vindt, zal er veel geld aan verdienen. De sleutel zal er wellicht in bestaan een aantal getallen te combineren en daaruit een overkoepelende waarde puren, zoals de Castrol Player Index nu doet voor het WK voetbal.’

Deze spelersranglijst probeert objectief te meten hoezeer voetballers bijdragen aan de prestaties van hun team en kent scores toe van 0 tot 10. Keepers of verdedigers kunnen er even hoog op scoren als steraanvallers. De index houdt ook rekening met de sterkte van de tegenstand om te bepalen hoeveel punten een prestatie waard is. Het beheer van de index is in handen van de FIFA, die de naam van de ranking liet sponsoren door oliebedrijf Castrol. Na de achtste finales leidde David Luiz (Brazilië) met een gemiddelde van 9,79 op 10, voor James Rodriguez (Colombia) en Karim Benzema (Frankrijk). Jan Vertonghen prijkte voor België op de vijfde plaats, net na Arjen Robben (Nederland) maar wel voor het Braziliaanse wonderkind Neymar (Brazilië). Hoe de ranking precies ineensteekt, is een goed bewaard geheim. Momenteel neemt de voetbalwereld de Castrol Player Index in ieder geval nog niet voor vol aan. David Luiz, de onbesuisde houwdegen die bij Chelsea nooit indruk maakte, de beste speler van het toernooi? Geen enkele voetbalfan zou het ooit beweren. Of is dat weer de perceptie die de bovenhand haalt op de feiten? En hebben de statistici het ook hier bij het rechte eind?

Economische spelbenadering

Sowieso vergelijken die statistieken elementen die moeilijk te vergelijken zijn, want iedere match is letterlijk anders. Het verzamelen van de statistieken ligt ook minder voor de hand dan je zou denken: hoekschoppen tellen kan iedereen, maar hoe bepaal je of een gemiste kans een fantastische redding is of een slecht schot? Zou je, als lakmoesproef, met de huidige FIFA-teamstatistieken kunnen voorspellen wie wereldkampioen wordt? Jan Van Haaren zegt dat we zover niet zijn: ‘Statistieken zijn pas voorspellers wanneer je ze koppelt aan de speelstijl en wanneer je dus kunt weergeven hoe goed een team die speelstijl uitvoert. Het percentage gelukte passes is bijvoorbeeld een interessante statistiek voor ploegen die zelf het initiatief nemen, maar zegt weinig over elftallen die een bus voor doel parkeren. Zonder een doorgedreven tactische analyse van de teams leren de statistieken ons niets.’ Onder de data-analisten leeft in elk geval de consensus dat de passing wellicht de belangrijkste succesfactor is. Wie daar faalt, moet al heel efficiënt omspringen met de kansen, of veel geluk hebben, om matchen te winnen.

En dan is het nu tijd voor een toegift aan de voetbalromantici à la Mulder. We schetsen een horrorscenario: de statistici kraken de code en ontdekken wat een match doet winnen. Dat zou zomaar tot een heel andere, economische spelbenadering kunnen leiden. Een voorbeeld. James Rodriguez scoorde tegen Uruguay het mooiste doelpunt van dit WK. De nummer tien van Colombia controleerde een enigszins verloren bal op de borst, wipte het leer op met een twistbeweging van zijn schouder en nam de bal vervolgens prachtig op de slof. Een wonderschot van op meer dan 25 meter, onstuitbaar in de winkelhaak. Fraai, maar we vinden het allemaal fraai net omdat we beseffen dat zelfs een supertalent als Rodriguez zo’n bal maar eens om de dertig pogingen in doel pegelt. Er stonden bij die fase twee Colombiaanse teammaats in scoringspositie; Rodriguez had hen met een simpele maar doeltreffende kopslag kunnen aanspelen. Met zijn wonderschot koos de Colombiaan voor de optie met de minste kans op succes. Moest Billy Beane een voetbalteam coachen, zou hij Rodriguez nog geen plaats op de bank gunnen.

DOOR JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content