131 jaar geleden blies hij vredig zijn laatste adem uit, maar vandaag is Karl Marx weer springlevend. Knack dompelde zich gedurende een week onder in de wondere wereld van het marxisme. ‘Marxisten moeten elk soort verzet tegen deze maatschappij stimuleren.’

Het moet u al opgevallen zijn: Karl Marx is back in business. Sinds de wereldwijde economische crisis van 2008 grijpen economen weer gretig terug naar Het Kapitaal. Zelfs aan de top van de grootste businessbanken delen specialisten minstens gedeeltelijk zijn analyses over kapitalisme en economie. Ook politiek is het marxisme terug van weggeweest. Sinds de laatste verkiezingen heeft de marxistische Partij Van De Arbeid twee zetels in het parlement.

Ik heb besloten me een week lang onder te dompelen in de leer van het marxisme. Daarvoor heb ik me ingeschreven aan de Marxistische Zomeruniversiteit. Dat is een cursussenreeks van het Instituut voor Marxistische Studies, waarbij geïnteresseerden zich kunnen verdiepen in de marxistische blik op onze wereld. De meeste lesgevers zijn actieve PVDA-leden. De cursussen gaan niet alleen over economie, maar ook ecologie, fysica en zelfs neurowetenschappen komen aan bod.

Om een zo neutraal mogelijke inkijk te krijgen, heb ik me onder een valse naam ingeschreven. Ik heb mezelf niet vermomd, enkel een baard laten staan die ik – naargelang de ideologische wind waait – in de vorm van Lenin of Trotski kan scheren. Net als een groot deel van de cursisten logeer ik op het Internat de Berlaymont in Waterloo, een mastodont van een schoolgebouw op een steenworp van het Zoniënwoud. Acht dagen aan een stuk ben ik uitsluitend omringd door kameraden.

Dag 1

Rond halfzeven ’s avonds worden we welkom geheten in de grote refter van het Internat de Berlaymont. Met 390 inschrijvingen beleeft de Marxistische Zomeruniversiteit een absoluut recordjaar. Het publiek is divers: mannen met baarden en handen als kolenschoppen die tijdens mei 68 de barricaden bemanden, alternatief geklede jongeren in overmaatse gebreide truien en brede broeken, gepensioneerden op sportschoenen. Een groepje Congolezen staat luid te schateren bij de hapjes. Er zijn enkele ‘vaste waarden’: vooral zestigplussers die elkaar met ‘kameraad’ aanspreken en elkaar bij begroeting in de armen vallen. Nieuwkomers sloffen wat onwennig in het rond.

Terwijl iedereen tijdens de geïmproviseerde receptie wat onwennig om zich heen staart, wordt Kameraad Yang voorgesteld. Kameraad Yang is een schriel mannetje halverwege de dertig, met dikke brilglazen en een kreukloos ruitjeshemd. Kameraad Yang, zo krijgen we te horen, onderzoekt op welke manier de Chinezen hun manier van marxisme aanleren kunnen verbeteren. Die is immers ‘nogal academisch’. Probleem is dat Kameraad Yang Nederlands noch Frans spreekt. Zijn geschreven Engels is naar verluidt uitstekend, wat niet gezegd kan worden van zijn gesproken Engels.

Dag 2

‘Het Roemenië van Ceausescu, daar kunnen we vandaag nog een voorbeeld aan nemen.’ Moniek, ik schat haar ergens tussen de zestig en zeventig, heeft kort grijs haar en vriendelijke ogen. Ze heeft net haar pistolet met zuinige beetjes naar binnen gewerkt, en staart nu dromerig door het raam. ‘Iedereen doet nu alsof het de hel op aarde was. Dat was echt niet zo. Ik ben er in de jaren zeventig geweest, en Roemenië was toen een welvarend land. En iedereen was ontzettend vriendelijk.’ Ze erkent dat Ceausescu het in de jaren tachtig ‘een beetje verloor’, maar vindt dat we vandaag een veel te negatief beeld hebben over het Genie van de Karpaten.

Ik been naar mijn ochtendles. Ik heb me ingeschreven voor de cursus Marx voor beginners. Die wordt gegeven door Sander Vandecapelle, een 27-jarige sociaal assistent die voor de Kamerverkiezingen PVDA-lijsttrekker was in Vlaams-Brabant. Onze les begint met een reeks wraakroepende statistieken. De 85 rijkste mensen op aarde bezitten evenveel als de 3,5 miljard armste. In Europa bezit 1 procent van de bevolking 40 procent van de rijkdom. De huidige situatie in de wereld is perfect toepasbaar op het marxisme, vindt Vandecapelle. ‘Marxisten moeten elk soort verzet tegen deze maatschappij stimuleren. We moeten het systeem bestuderen en van de fouten durven te leren. Het marxisme is geen kookboek waarin de te volgen stappen worden opgelijst.’

Dag 3

‘Wist je dat Peyo een marxist was?’ Pedro, een Spanjaard van een jaar of dertig met een gruwelijk Frans accent en een veelkleurige pofbroek, kijkt me triomfantelijk aan. Hij is een van de cursisten die van de Zomeruniversiteit ook een kampeertrip hebben gemaakt en de voorbije nacht hebben liggen rillen in een tentje. Maar dat lijkt zijn humeur niet te drukken. ‘Neem nu Gargamel, de slechterik die de Smurfen wil vangen om hen in goud te veranderen. Dat is een metafoor voor de patroon die zijn werkers uitbuit en enkel geobsedeerd is door winst. En zijn kat Azraël is een duidelijke stellingname tegen het zionisme.’

Ik tref het niet tijdens het ontbijt: na twee dagen kan ik enkel concluderen dat mijn cursusgenoten aangenaam gezelschap zijn. De meesten zijn lid van PVDA of vakbondsafgevaardigde, al zijn anderen – net als ik – gewoon nieuwsgierig. Ze hebben de meest diverse achtergronden, maar ze hebben ook iets gemeen: verontwaardiging. Ze zijn verontwaardigd over de huidige gang van zaken: de besparingen in het sociale systeem, de ‘jacht’ op de werklozen, de grote bedrijven die nauwelijks belastingen betalen, de stijgende werkloosheid, de langere loopbanen.

We leren vandaag over marxistische economie. Volgens Marx is elke transactie een ruil van arbeidstijd. Als een boer gemiddeld een dag moet werken voor tien kilo tomaten en een schrijnwerker een dag moet werken om een stoel te maken, dan is een stoel evenveel waard als tien kilo tomaten. ‘In het kapitalistische systeem bestaat dat basisprincipe echter niet meer’, doceert Vandecapelle. ‘De kapitalist koopt arbeidstijd van zijn werkers, maar laat hen niet delen in de meerwaarde die zij creëren.’ Volgens Marx is de kapitalist in se geen slechte mens. ‘Hij zit net als de werkers gevangen in het systeem. De jacht op de meerwaarde is de motor van het kapitalisme, en dus moet hij er alles aan doen om de werkers langer, harder en voor minder loon te laten werken.’

Conclusie: het kapitalisme is permanent in crisis. Want ofwel staan de werkers te sterk, waardoor de kapitalist te weinig winst maakt, failliet gaat en zijn werkers dus ook zonder inkomen vallen. Ofwel staan de bazen te sterk, waardoor de lonen te laag zijn en niemand nog de producten kan kopen en de baas ook failliet gaat.

Dag 4

Ik prijs me gelukkig dat ik mijn beroep niet onthuld heb. Mijn medestudenten zijn boos op van alles en nog wat, maar de grootste boeman is het journaille. ‘De media manipuleren alles’, bezweert Eva, een havenarbeidster van een jaar of 35 met een stevige Antwerpse tongval. ‘Het probleem is dat die journalisten voor grote mediabedrijven werken’, valt een medecursist haar bij. ‘Als een journalist iets schrijft wat de grote baas niet bevalt, gooit die hem er gewoon uit. De journalisten, dat is de Kerk van vroeger. Ze houden de mensen gewoon dom.’

Voor het overige verlopen de lessen best wel aangenaam. Geen oekazes, partijlijnen of dwangmatige hersenspoeling: er is ruimte voor debat. Vandaag gaan we voor een portie marxistische filosofie. We verdiepen ons in het dialectisch materialisme, de methode waarmee marxisten de wereld benaderen. Uitdagend wordt het wanneer we de wet van de tegenstrijdigheid aanvatten. Volgens Marx draagt elk object immers ook zijn eigen tegenstrijdigheid in zich. Voor een kippenei geldt bijvoorbeeld dat het zowel een kiem bevat waaruit een kuiken kan groeien, als een kracht die het ei wil bestendigen.

‘Geldt dat ook voor mijn balpen?’ wil ik weten. De docent bevestigt. Ik dring aan: welke krachten zitten er dan in mijn balpen? Een eerste medestudent suggereert dat de balpen ook het concept van de niet-balpen in zich draagt. Een ander vermoedt dat in de balpen krachten zitten die de balpen proberen te ontbinden. Een deel van de klas heeft ondertussen de slappe lach. We besluiten dat de marxistische filosofie wel degelijk óók toepasbaar moet zijn op de balpen, maar dat er wellicht betere voorbeelden te vinden zijn.

Na de middagpauze behandelen we de geschiedschrijving. We vernemen dat de klassenstrijd de motor is van de geschiedenis, en dat de uitkomst van die geschiedenis bepaald wordt door de massa’s. De opkomst van een figuur als Adolf Hitler is volgens Marx dus geen toevalligheid, maar een gevolg van de richting die de massa’s aangeven. Hier stuit de marxistische leer op enige tegenstand. ‘Onzin! De Russische Revolutie heeft enkel kunnen plaatsgrijpen omdat Lenin met zijn speeches de massa heeft bespeeld’, betoogt Els, een dame van in de zestig met een wandelstok.

Die nacht droom ik dat ik voor het Winterpaleis naar Lenin sta te luisteren. Door het geroezemoes en het gebrek aan geluidsversterking verstaat niemand een woord van wat de grote roerganger zegt. Schouderophalend gaan de massa’s naar huis, twijfelend over de richting waarin ze de geschiedenis moeten sturen.

Dag 5

Ik heb me vandaag ingeschreven voor de cursus Klassenjustitie. Die wordt gegeven door Enrico de Simone en Ivo Flachet, twee advocaten van Progress Lawyers Network, een praktijk waarin progressieve advocaten zich verenigd hebben. Als justitiespecialist en secretaris van de voorzitter is Flachet goed ingevoerd in de PVDA. Beiden scheppen een redelijk apocalyptisch beeld van de Belgische rechtsstaat. Volgens de marxisten staat het gerechtelijk apparaat ten dienste van de kapitalistische klasse. Wetteksten worden expres in onbegrijpelijk taalgebruik opgesteld zodat niemand er nog aan uit kan. Door de veel te nauwe band tussen de mainstream politici en de grote bedrijven behartigt de politieke klasse enkel de belangen van het grootkapitaal. Megafraudezaken als Omega Diamonds en Bois Sauvage worden via de afkoopwet in der minne geregeld. De gerechtelijke wereld wordt voorgesteld als een exclusief ons-kent-ons-clubje.

Terwijl de groten gevrijwaard worden, worden de kleintjes harder aangepakt, betoogt Flachet. ‘Jan met de pet heeft amper toegang tot Justitie. Voor mensen met een modaal loon zijn advocaten gewoon te duur. Bovendien wil de regering de pro-Deoregeling beperken, zodat het nog moeilijker wordt om aan een advocaat te raken.’ Ook de GAS-boetes zijn volgens hem een stok waarmee de bourgeoisie de werkende klasse slaat. ‘Ik wil niet beweren dat we vandaag al in een politiestaat leven, maar we zijn goed onderweg.’

Tijdens het avondeten raak ik aan de praat met Sonja. Ze zit in het bestuur van de socialistische vakbond in de Antwerpse haven. Ze spreekt met ogen vol vuur, maar haar gelaatstrekken staan droevig. Ze vertelt dat ze de havenvakbonden overal in Europa heeft zien platwalsen. ‘Stap voor stap hebben de werkgevers de rechten van de havenarbeiders uitgehold’, zegt ze. ‘In de haven van het Griekse Piraeus werken enkel nog Chinezen in levensgevaarlijke omstandigheden voor een hongerloon. In Spanje en Portugal zijn de vakbonden gebroken.’ Toch is ze strijdbaar. ‘De socialistische vakbond heeft het allang opgegeven.’ Dat ze bij de PVDA zit, durft ze niet aan de grote klok te hangen. ‘Daar krijg ik alleen maar problemen mee.’

Dag 6

De speeltijd is voorbij. Ik heb me ingeschreven voor de cursus Staat en democratie, een gevorderde cursus waarin de rol van de staat als onderdrukkingsvehikel van de kapitalistische macht wordt uitgelegd. Lesgever van dienst is Dirk De Block, PVDA-gemeenteraadslid in Molenbeek. We leren dat de staat opgericht is om het bezit van het patronaat te verdedigen. ‘Elke sociale toegeving die de staat toestaat, is enkel in het belang van de bezittende klasse, om erger te voorkomen’, doceert hij. ‘Sociale strijd is de enige motor van verandering. Het zal de komende jaren essentieel zijn om de massa’s in hun eigen kracht te doen geloven. We staan voor een periode van harde confrontaties. Ik ben ervan overtuigd dat de staat de komende tien jaar steeds repressiever zal optreden.’

De namiddag besteden we volledig aan de lezing van het eerste hoofdstuk van Lenins Staat en Revolutie, een nogal plechtstatig opgesteld manifest uit 1917 waarin hij uitvaart tegen ‘de bourgeoisie en de opportunisten in de arbeidersbeweging’. Die ‘verdoezelen en verminken’ immers de ‘revolutionaire geest’ van het marxisme. Socialisten die de strijd met de bourgeoisie via de onderhandelingstafel willen voeren, verraden de principes van Marx en Engels, vindt Lenin. De tegenstellingen tussen de klassen zijn immers onverzoenlijk.

Tijdens het avondeten ga ik uit nieuwsgierigheid bij Kameraad Yang zitten. Ik vraag hem of zijn onderzoek een beetje wil vlotten. Hij stopt me een papiertje toe waarop zijn onderzoeksvragen in steriel Engels afgedrukt staan. Op welke manier biedt het marxisme een meerwaarde in uw maatschappij? a) in grote mate b) in zekere mate c) nauwelijks d) ander.

Dag 7

We lezen dat Lenin net als Marx en Engels een broertje dood heeft aan zogenaamde reformisten die via het parlement de revolutie af hopen te dwingen. Dat ook de Partij van de Arbeid nu parlementariërs heeft, betekent niet dat de partij capituleert, bezweert De Block. ‘Het is een illusie te denken dat we via de parlementaire weg de strijd voeren. De partij gebruikt haar parlementariërs enkel als spreekbuizen om de strijd te ontwikkelen.’ De staat die de werkers onderdrukt kan volgens de marxisten immers pas afsterven na een gewelddadige revolutie. Ik zie mijn medestudenten nerveus op hun stoel schuiven. ‘De geschiedenis leert ons dat het niet anders kan’, vervolgt De Block. ‘En ja, daarin zullen ongetwijfeld fouten gemaakt worden. In een revolutie maken ook de goeden fouten. Het komt erop aan van die fouten te leren.’

Tijdens de middagpauze raak ik aan de praat met Patrick, een 57-jarige Antwerpenaar met een baard waarop zelfs Marx jaloers was geweest. Hij is technieker in de haven, tot hij drie maanden geleden na 37 jaar dienst werkloos werd. ‘Ik was twee weken ziek geweest, en toen ik terug op het werk kwam, kreeg ik mijn C4.’ Hij verwacht niet meer aan de bak te zullen komen. Hij ziet in de hele situatie één voordeel: hij heeft nu genoeg tijd om de Zomeruniversiteit te volgen.

Dag 8

Waarom heb je in de Verenigde Staten nooit een staatsgreep? Omdat er geen VS-ambassade is. Het is een klassieke mop in veel Latijns-Amerikaanse landen, maar ook marxisten kunnen er blijkbaar om lachen. In het vak met de ronkende naam Soevereiniteit en Solidariteit: principes van een progressief Buitenlands Beleid bestuderen we hoe een staat een progressief buitenlandbeleid kan ontwikkelen. We leren dat het Amerikaanse imperialisme de oorzaak is van ongeveer elke oorlog die de afgelopen eeuw gevochten werd. Zowat alle Latijns-Amerikaanse militaire coups – en dat zijn er wat – passeren de revue. Een lang verhaal van CIA-complotten die het Amerikaanse grootkapitaal moeten voederen.

In het praktische gedeelte proberen we concrete verbeteringen in het Belgische buitenlandbeleid aan te brengen. De conclusies zijn ambitieus: België moet onmiddellijk uit de NAVO, moet zijn wapenindustrie via reconversie voor vreedzame doeleinden inzetten en moet – naar het voorbeeld van Cuba – opnieuw de legerdienst invoeren, zodat het beroepsleger kan worden afgeschaft.

Tijdens de pauze loop ik een vriend tegen het lijf. We kijken elkaar verbaasd aan. Omdat hij mijn echte naam en beroep kent, smeek ik hem om discretie. Hij glimlacht. Hij vertelt me dat hij net voor de verkiezingen lid is geworden van de PVDA. Hij is ervan overtuigd dat het huidige systeem niet meer werkt en dat enkel de PVDA nog een politiek alternatief biedt. ‘Natuurlijk ga ik niet met alles akkoord. Beweren dat Cuba een democratie is, is echt onzin.’

Het is opvallend dat de lesgevers vooral Cuba aanhalen als lichtend voorbeeld: het enige land met een hoge levensstandaard en een duurzame ecologische voetafdruk, waar de participatieve democratie ‘échte inspraak’ van de bevolking garandeert.

Steunbetuigingen aan aangebrande regimes als Noord-Korea en Wit-Rusland zijn nergens te bespeuren. Over de Sovjet-Unie klinkt het steevast dat de massadeportaties en terreur van Stalin niet goed te praten zijn, maar dat het regime ’toch ook zijn verdiensten heeft’: gratis onderwijs, alfabetisering, industrialisatie. Ook het boekenaanbod in de refter is aangezuiverd. Bij de solden zijn nog enkele gedateerde propagandistische fotoboekjes te vinden en een enkele biografie van Sovjetleider Leonid Breznjev. Geen Trotski, geen Chroesjtsjov, geen vadertje Stalin.

Dag 9

Op de voorpagina’s van de kranten zie ik de federale regeringsformateurs achter microfoons staan. ‘Inspanningen’ van de bevolking, ‘hervormingen’ in de sociale sector, ‘modernisering’ van het stakingsrecht, minimale dienstverlening: het is alles waar een marxist van gruwt. Terwijl ik door de gegoede verkavelingen van Waterloo naar het station wandel, betrap ik mezelf erop dat ik de villa’s als een accumulatie van kapitaal begin te zien. Ik vraag me af wat er tijdens de beloofde revolutie met de opritten en gekortwiekte hagen zal gebeuren.

Ik denk aan mijn medestudenten. Aan Patrick, die binnenkort weer werkloos thuis zal zitten. Aan Sonja, die binnenkort weer de strijd aanbindt met de havenbazen. Aan Kameraad Yang, die weldra de Belgische methode van marxistisch onderwijs aan zijn landgenoten kenbaar zal maken.

Nee, de revolutie is nog niet voor morgen.

Alle cursisten hebben in het artikel een andere naam gekregen.

DOOR JEROEN ZUALLAERT

Een lesgever: ‘Het is een illusie te denken dat we via de parlementaire weg de strijd voeren.’

Een lesgever: ‘Jan met de pet heeft amper toegang tot Justitie. Voor mensen met een modaal loon zijn advocaten gewoon te duur.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content