De Gazastrook is militair ontruimd, maar vrij zijn de Palestijnen nog lang niet. De aanhoudende controle van Israël over de bezette gebieden verhindert dat ze zich economisch kunnen ontwikkelen. Een reportage.

‘Met zijn zessen waren ze. Orthodoxe joden die met hun families in één grote religieuze gemeenschap wilden samenleven’, vertelt architect en stadsplanner Thomas Leitersdorf in zijn kantoor in Tel Aviv. ‘Ze zaten rond deze tafel. Ze hadden pen en papier bij, en eigendomsbewijzen van enkele lappen Palestijnse grond ten oosten van Kalkiliya. Teken ons een nederzetting, vroegen ze. De oppervlakte die ze ter beschikking hadden, was net groot genoeg voor de bouw van een school. Zes maanden later kwamen ze terug: ze hadden nieuwe gronden verworven. Hun budget was beperkt, zegden ze, en ik moest voor hen een zo voordelig mogelijke wijk voor 1000 wooneenheden uitwerken. Zo ontstond Emmanuel, een religieuze nederzetting.’

Het was in de jaren 1970. De eerste nederzettingen waren niet meer dan stacaravans die in de heuvels waren neergepoot. De komst van Gush Emoniem, de ‘bond der getrouwen’, een nationaal-religieuze pressiegroep die de Westelijke Jordaanoever volledig in haar bezit wou nemen, zou daar verandering in brengen.

Ook de regering begon in die periode met de systematische planning van nederzettingen in de bezette gebieden. De leidraad was het plan-Allon, genoemd naar de gelijknamige minister Yigal Allon: volgens dat plan zou Israël op de Westelijke Jordaanoever zones ontwikkelen om ze later bij hun land aan te hechten.

‘”Tussen Jeruzalem en de Dode Zee moet een stad gebouwd worden”, luidde de opdracht van de minister voor Huisvesting, Gideon Patt (Likoed). We waren geselecteerd uit achttien kandidaat-stadsplanners en mochten een masterplan uitwerken voor de bouw van Ma’le Adumim. Veel voorwaarden stelde de regering niet. Ma’le Adumim moest oprijzen aan de oostelijke rand van de Westelijke Jordaanoever, net ten westen van de Arabische stad Jericho. De politieke voorwaarde was dat ze zover mogelijk van Israël weg zou liggen – in de hoop dat de stad ooit bij het land zou worden aangehecht. En ze moest potentieel plaats bieden aan 50.000 inwoners.’

‘Ik ging de site verkennen. Een verlaten plek, midden in de woestijn. Het klimaat was verstikkend. Voor mij was het de slechtst denkbare plaats om een stad neer te zetten. Daarom diende ik een tweede voorstel in, met de nederzetting Ma’le Adumim kilometers dichter bij Jeruzalem. Een jaar later stonden hijskranen te draaien op die plaats die ik had aangekruist. De tijd zou me gelijk geven: als Ma’le Adumim gebouwd was waar de regering het had gewild, zou ze misschien nooit een deel van Israël worden’, zegt Thomas Leitersdorf. Nu wordt de muur er rond gebouwd en zal dat hoogstwaarschijnlijk wél zo zijn.

Ma’le Adumim liep vrij snel vol. De eerste kolonisten werden over de streep gehaald met zware overheidssubsidies, en zo ging de bal aan het rollen. Ma’le Adumim groeide uit tot een van de grootste nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Het werd een soort van randstad van Jeruzalem, die zelfs een rechtstreekse tunnelverbinding kreeg – alléén voor Israëli’s – met het centrum van de Heilige Stad. Vandaag wordt de nederzetting nog steeds uitgebreid.

Zou ze ooit ontruimd kunnen worden? De kans is vrijwel onbestaande. Ma’le Adumim ligt bijzonder strategisch. Zodra de bouw van de muur rond die nederzetting is afgerond, zal hij de Westelijke Jordaanoever in tweeën klieven. De omcirkeling van Oost-Jeruzalem is dan rond. Palestijnen zullen vanaf dat moment niet meer vanuit Jeruzalem naar de Westelijke Jordaanoever kunnen. Hun handels- en bewegingsvrijheid zal nog méér worden beperkt. Oost-Jeruzalem is nochtans het politieke hart en het economische centrum van de Palestijnen. Samen met het omliggende Bethlehem en Ramallah is het goed voor 30 tot 40 procent van de Palestijnse economie. Maar de muur, de honderden checkpoints en wegblokkades, en de beperkte toegang tot het wegennet – sommige wegen zijn alleen toegankelijk voor Israëli’s – hebben de economie de jongste vier jaar zwaar aangetast. De voortzetting van de versnipperingspolitiek van de Israëlische premier Ariel Sharon op de Westelijke Jordaanoever laat sporen na. Ze slaat diepe wonden in de Palestijnse maatschappij. Het is een strategie die de vorming van een leefbare Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad nu bijna onmogelijk maakt, zeggen Palestijnen. En daar tikt de Palestijnse tijdbom al jarenlang.

Zoveel mogelijk land

Is er dan geen uitzicht op een toenadering, nu Israël de nederzettingen in de Gazastrook heeft ontruimd? Is dat geen doorslaggevende stap in de geschiedenis? De internationale gemeenschap, met de Verenigde Staten op kop, juicht het gebaar van Sharon alvast toe. Maar aan Palestijnse kant en bij een deel van de linkse intellectuelen is het cynisme troef. Sharon heeft met de terugtrekking uit Gaza een rookgordijn opgetrokken, klinkt het. Hij bouwt de nederzettingen in Gaza af om zijn greep op de Westelijke Jordaanoever te verstevigen. In ruil voor de terugtrekking van 8500 kolonisten plant hij woongelegenheden op de Westelijke Jordaanoever voor 30.000 nieuwe settlers, voornamelijk in en rond Jeruzalem. Hij geeft een minuscuul deel van het territorium op – 6 procent van de totale bezette gebieden. Maar daarmee stoot hij ook 1,4 miljoen Palestijnen af – dat is bijna 40 procent van de totale Palestijnse bevolking in de bezette gebieden.

Voor een officiële vertegenwoordiger van de Palestijnse Autoriteit, die anoniem wil blijven, is het zeer duidelijk: ‘Alles wat Israël doet, wordt geleid door slechts één strategie: zoveel mogelijk land inpalmen met zo weinig mogelijk Palestijnen. En dat hoeft niet te verbazen’, betoogt hij. ‘Toen Israël werd opgericht, als een joodse staat, was de meerderheid van de bewoners niet-joods. Het land willen ze wel behouden, maar het Palestijnse volk niet.’ Het demografische overwicht van de Palestijnen is ook voor hem een van de belangrijkste redenen van de terugtrekking. De demografische tijdbom – zoals Israëli’s het hoge geboortecijfer van de Palestijnen noemen – willen ze in de mate van het mogelijke onschadelijk maken.

Heeft Sharon met de Gazastrook nu een strategisch gebied moeten prijsgeven? Amper. Het levert hem zelfs een besparing op aan mankracht – sinds het begin van de tweede intifada kost alleen al de beveiliging van de nederzettingen voor de (totale) bezette gebieden jaarlijks niet minder dan 4 miljard sjekel (716 miljoen euro). Tel daarbij nog de ettelijke miljoenen die opgaan aan infrastructuur, onderwijs en noem maar op. De regering van Sharon kan een besparing op de begroting best wel gebruiken.

De Gazastrook heeft bovendien ook niet de aantrekkelijkste bevolkingssamenstelling. Ze telt zowat de hoogste bevolkingsdichtheid ter wereld (meer dan 4000 mensen per vierkante kilometer). ‘Bovendien is naar schatting 80 procent van hen vluchteling, vaak van een derde of een vierde generatie. De samenstelling van de bevolking is er vrij extreem, in veel grotere mate dan op de Westelijke Jordaanoever’, zegt Jan De Jong, een Nederlandse onafhankelijke consulent voor de Palestijnse overheidsdienst en de civil society. Hij maakte een studie van het economische potentieel in de Gazastrook. ‘Sommigen van de bewoners zijn afkomstig van boeren, maar als vluchtelingen hebben ze nauwelijks nog bezittingen of middelen om te investeren. Ze behoren tot wat men noemt het arbeidersproletariaat.’

Het werkloosheidscijfer is er dan ook bijzonder groot. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) loopt het op tot gemiddeld 28 procent, en 40 procent bij jongeren. Sinds de oprichting van de Palestijnse Autoriteit in 1994 zijn er wel een aantal ontwikkelingsprojecten opgestart, hoofdzakelijk in de dienstensector. Maar omdat Gaza door de talloze blokkades en hindernissen niet op haar achterland is aangesloten – ironisch genoeg een voortvloeisel uit het Oslo-vredesproces 1993 – komt de economische activiteit niet van de grond.

‘Hun fruit en groenten zouden ze kunnen verkopen op de Westelijke Jordaanoever’, zegt De Jong. ‘Maar ze kunnen er nauwelijks bij. Bovendien zijn de landbouwproducten eerder schaars: er is een probleem met de waterverdeling. Als ze dan al vervoerd kunnen worden, zijn de transportkosten door de afsluitingen bijzonder hoog.’

‘Israël ziet nauwkeurig toe op het transport van goederen door Palestijnen. Op de Westelijke Jordaanoever bijvoorbeeld moeten ze herhaaldelijk van de ene truck op de andere worden overgeladen. Bakjes fruit die bijvoorbeeld van Hebron in het zuiden naar Nabloes worden vervoerd, moeten zeven keer van voertuig wisselen. Dat vermenigvuldigt de transportkosten en de tijd die nodig is om de bestemming te bereiken, exponentieel. Israël heeft laten weten dat het dit controlesysteem in de toekomst structureel zal toepassen. De Israëlische producenten ontsnappen eraan. Ze zijn van dat soort oponthoud vrijgesteld. Het resultaat is dat de tomaten en de uien uit Israël veel goedkoper zijn: 70 tot 80 procent van de voedingsmiddelen is afkomstig uit Israël. Alweer een klap voor de Palestijnse economie.’

Het is naakte armoede. Tweederde van de bewoners in Gaza moet het stellen met 2,25 dollar per dag. Alleen de familienetwerken houden hen overeind. De Jong: ‘Heel wat Palestijnen zijn daarom genoodzaakt om te werken in Israël en in de nederzettingen. Het loonniveau ligt daar voor hen trouwens bijzonder hoog.’

Voor de intifada verdienden Palestijnen (uit zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever) in Israël jaarlijks ongeveer 1 miljoen dollar. ‘Maar sinds 2002 worden de Palestijnen systematisch vervangen door nog goedkopere arbeidskrachten uit het Verre Oosten. De regering zette nu zelfs een meedogenloze stap: vanaf 2008 is het voor Palestijnen verboden te werken in Israël. Voor velen van hen is dat een ramp.’

Ze zijn aangewezen op voedselhulp van buiten uit. Berekend per hoofd van de bevolking kunnen ze rekenen op de grootste steun wereldwijd. De grootste donor is trouwens de Europese Unie. Sinds het Oslo-vredesproces in 1993 pompte de EU ongeveer 1 miljard euro in de Palestijnse zaak.

Onder de grond

Veel uitzicht op verandering is er niet. De Israëli’s blijven de controle uitoefenen over het verkeer van goederen en van mensen, in en naar de Gazastrook (zie kaderstuk). De Palestijnen kampen bovendien met een onmogelijke infrastructuur die hen door Israël wordt opgedrongen. Er is de muur, die vanuit Israëlisch perspectief in de eerste plaats is opgetrokken om veiligheidsredenen, maar die heel wat Palestijnen van hun landbouwgronden afsluit. Er zijn de checkpoints, die Israël naar verluidt geleidelijk aan begint af te bouwen. Maar die vervangt het geleidelijk aan door een ingenieus wegennet. De Jong: ‘Israël kent een systeem van een dubbel wegennet: er zijn de Israëlische hoofdwegen en er is het meer bescheiden Palestijnse wegennet. De twee sluiten niet op elkaar aan.’

De Israëlische hoofdwegen verbinden de nederzettingen met elkaar, en ook met Israël. Maar ze gaan in een grote boog om de Palestijnse dorpen heen, die ze soms van elkaar en ook van hun landbouwgronden scheiden, omdat er gewoon geen doorgang is. De achterliggende gedachte is de veiligheid van de kolonisten, maar in de feiten versnipperen ze de Westelijke Jordaanoever in geisoleerde Bantoestans.

‘De Palestijnen vragen aan Israël een territoriale verbondenheid. Maar Sharon heeft die eis omgebogen in een verbinding via het transport’, zegt Fouad Hallak, een adviseur van de Palestijnse bevrijdingsorganisatie PLO. ‘Israël plant de bouw van 24 tunnels op de Westelijke Jordaanoever om de Palestijnse dorpen met elkaar te verbinden. De Palestijnen moeten onder de grond blijven’, zegt hij cynisch. ‘Bovendien is het een zeer minimalistische vorm van verbondenheid: de wegen zijn bijzonder smal.’

‘Noem het apartheid’, zegt een vertegenwoordiger van de Palestijnse Autoriteit. ‘Er is één staat voor alle praktische doelstellingen. We gebruiken hetzelfde water, dezelfde externe grenzen, hetzelfde luchtruim, principieel dezelfde wegeninfrastructuur. Maar voor de christenen en de moslims is er één set van regels en beperkingen. Voor de joodse bevolking is er een andere, meer geprivilegieerde set.’

De toestand is schrijnend. En toch kijkt de internationale gemeenschap – gestuurd door de Verenigde Staten en hun sterkste lobby’s – werkloos toe. Ook de Palestijnen zelf, meer bepaald de Palestijnse Autoriteit, ondernemen bijzonder weinig om het tij te doen keren. Een hooggeplaatste waarnemer: ‘Ze zijn niet in democratieën opgegroeid. Ze handelen nog steeds naar goede Arabische gewoonte. Wie de juiste man op de juiste plaats kent, zal geholpen worden. Vandaar dat ze de persoonlijke steun zoeken van president George W. Bush en zijn buitenlandminister Condoleezza Rice. Maar ook zij zijn beperkt in hun handelen.’

Kunnen de verkiezingen van januari 2005 een uitkomst bieden? Hamas staat in elk geval bijzonder sterk, en ze lijken betere marketeers dan de Palestijnse Autoriteit. Al kampen ze met hun fundamentalistische imago, en worden ze door buitenlandse fondsen gesponsord. Toch hebben ze volgens sommige Palestijnen intussen een zekere geloofwaardigheid opgebouwd. Ze zouden zelfs bij de christenen rekruteren. De vraag is uiteraard hoe ze zich daadwerkelijk in het politieke leven zouden integreren. En hoe zij zich zouden opstellen tegenover de leiders van de joodse staat.

De strijd tussen de twee volkeren is nog lang niet beslecht. Het vredesproces verloopt even moeizaam als voorheen.

‘Als je erover nadenkt, over joden en Palestijnen, niet afzonderlijk, maar als deel van een symfonie, heeft het iets verhevens en indrukwekkends’, zegde de Amerikaans-Palestijnse intellectueel Edward Said in 2000 heel poëtisch in een interview met Ha’aretz Magazine. ‘Het is een zeer rijke, ook heel tragische, en in vele opzichten hopeloze geschiedenis van extremen. Waar we voorstaan, is een soort van sublieme grandeur van een reeks tragedies, verliezen, offers, en pijn, die de geest van een Bach nodig zouden hebben om ze te begrijpen. Maar de mensen die met dit gigantische schilderij geconfronteerd worden, zijn “quick fix” Clinton, Arafat, Barak, die alleen in staat zijn om te zeggen, laten we het doek een beetje opschuiven – laten we het in de hoek zetten. Zo zie ik het vredesproces.’ Zou dat onder Sharon anders zijn?

Door Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content