Verrassing in het muzieklandschap van Vlaanderen: het Vlaams Radio Orkest en de Beethoven Academie hebben zich voorgenomen om te fuseren. Ze doen dit vrijwillig en lijken er allebei beter van te zullen worden.

Omtrent het Vlaams Radio Orkest en de Beethoven Academie ontstond dit voorjaar enige herrie. Toenmalig minister van Cultuur Bert Anciaux (Spirit) bevroor de subsidie voor onder andere het Vlaams Radio Orkest (VRO), terwijl dat juist méér geld had gevraagd. Het orkest dreigde in moeilijkheden te komen. Het was niet meer mogelijk om met een zelfde budget een orkest te runnen dat door de indexaanpassingen van de salarissen van de musici en de legale verplichtingen almaar duurder was geworden. Het Vlaams Radio Koor (VRK) dreigde te worden afgeschaft. Tijdens de zomer besliste de Beethoven Academie op haar beurt noodgedwongen om elf van zijn musici te ontslaan.

Het officiële muziekleven van Vlaanderen dreigde te verzanden. De minister werd met de vinger gewezen, er werd aangetoond dat alleen een voltallig orkest artistiek kon renderen. Naargelang van de norm werd de grootte van een orkest bepaald op 90 muzikanten of meer dan 100. Anciaux opperde in een onbewaakt moment dat het met 61 musici ook wel zou lukken.

Ook de projectorkesten roerden zich. Jos van Immerseel was beledigd toen zijn ensemble een telefoonorkest werd genoemd. Hij wilde dat zijn manier van werken – per project een aangepaste groep mensen samenbrengen – algemener zou worden toegepast. Twee meningen stonden tegenover elkaar. Maar er kwamen geen centen bij. Meer nog, na 11 september 2001 stortte ook de sponsoringmarkt in mekaar. Voor het VRO was dit niet essentieel, voor de Beethoven Academie was het rampzalig. Zij haalde tot een kwart van haar werkingsgeld uit sponsoring.

Het probleem dateert niet van gisteren. Telkens als moest worden bezuinigd, keek men naar de grote orkesten. Dat zijn ensembles met veel mensen, die dus veel kosten. Als men er één van zou kunnen laten verdwijnen, leek het dat alle problemen meteen zouden zijn opgelost. De RTBf bijvoorbeeld had zijn orkest al meer dan een decennium geleden afgeschaft.

Berichten over een fusie van het VRO (toen nog het Filharmonisch Orkest van de BRT) met het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen (nu deFilharmonie) staken geregeld de kop op. Men wilde van twee orkesten één maken. Maar bij nader inzien leek men bij een dergelijke operatie altijd meer te verliezen dan te winnen. Niet alleen kreeg men nog slechts de helft van de muziek van voordien, dergelijke bezuinigingsoperaties kosten ook geld. Het sociaal passief bij het opdoeken van een orkest is niet gering. De RTBf betaalt nog altijd her en der een muzikant om niets te doen. Bij de Vlaamse Opera zijn de rechtszaken na het opheffen van één van de twee operaorkesten nog altijd niet van de baan. De optie van een fusie leek dus geen goed scenario om financiële problemen op te lossen.

ERG AAN TOE

Groot was de verrassing toen zowel het VRO als de Beethoven Academie te kennen gaven dat ze wilden fuseren en beweerden dat ze er allebei beter van zouden worden. Er zijn geen zekerheden meer in deze wereld.

De orkesten zijn er op dit moment erg aan toe. ‘De Beethoven Academie is slechts halftijds bezig. Normaal spelen we met een bezetting van 42 musici’, zegt Jan Caeyers, dirigent van dit orkest. ‘Van die groep zijn er 25 contractuelen, de anderen worden per opdracht aangenomen. Maar door het gebrek aan geld waren we gedwongen om van die 25 mensen er 11 te ontslaan.’

‘Het VRO had, om de taak te kunnen vervullen die het zichzelf gesteld had, 97 musici nodig. Maar zover zijn we nooit geraakt. We hadden een vast kader voor 90 musici, van wie er 76 in het vast kader zitten en er 14 jaarcontracten gegeven waren’, zegt Dries Sel, de intendant van het VRO en het VRK.

Twee onvoldoende bezette orkesten dus, zonder geld en dus zonder hoop op een oplossing van hun probleem. De eerste vorm van bezuiniging was natuurlijk het schrappen van concerten. Zo schrapte het VRO twintig concerten, tien met het orkest en tien met het koor. De jaarcontracten werden vervangen door losse contracten. De twee orkesten zaten in een zelfde scenario. De twee intendanten waren niet meer in staat om hun artistiek project nog verder te realiseren. Jan Caeyers en Dries Sel hebben toen de koppen bij elkaar gestoken.

Sel: ‘Direct was duidelijk dat er geen taboe op tafel lag. We kregen snel het gevoel dat we, mits een paar fundamentele beslissingen, in staat zouden zijn om samen uit deze ellende te geraken. We moesten iets nieuws maken.’

BEHOEFTEN

De knuppel die Anciaux in het hoenderhok had gegooid, zette de verantwoordelijken aan het denken. Met marketingtechnieken werd een analyse gemaakt van de reële behoeften. In hoeverre heeft men wel een groot orkest nodig? En hoe vaak? Dat er geen voltijdse behoefte is aan een kamerorkest zoals de Beethoven Academie, was niet nieuw. Dat draaide al halftijds. Het VRO heeft dan weer behoefte aan grote podia. Vlaanderen telt er zowat vijf: Koningin Elisabethzaal, deSingel, Bijloke Gent, Concertgebouw Brugge, het Paleis voor Schone Kunsten. Het moet zijn programma altijd op die podia brengen.

De oplossing van de problemen lijkt van wiskundige aard. In een orkest kunnen de blazers, de fluiten, de hobo’s, de fagotten… samen zitten per twee, per drie en per vier. Hoe meer blazers, hoe groter ook het volume strijkers dat daartegenover staat. Concreet betekent dit dat voor Mozart er per twee samen gezeten wordt, voor Brahms per drie en voor Mahler per vier. In de loop der tijden is het orkest alsmaar groter geworden. Een ontwikkeling die gestopt is rond 1920. Er bestaat dan ook een verlangen om een modern orkest volgens dat laatste formaat uit te rusten, om met gemak de meest veeleisende stukken uit te kunnen voeren. Alleen wilde de politiek nooit mee. Een orkest van dit formaat heeft in Vlaanderen nooit bestaan.

Door de Beethoven Academie met het VRO samen te voegen, kon Jan Caeyers zijn ontslagen musici opnieuw in dienst nemen. Meer nog: hij kan ze nu voor 60 procent engageren. ‘Nu hebben ze hun hoofdopdracht bij de Beethoven Academie’, zegt Caeyers. ‘Dat is belangrijk, want dat betekent dat ze nu loyaal aan ons zullen zijn, in plaats van aan een andere werkgever.’

Met die mensen kan de Beethoven Academie zestig concerten spelen. Ze blijven de Beethoven Academie heten, ze blijven hun eigen artistiek profiel houden en ze houden ook hun eigen specifieke dirigenten. Het orkest blijft in residentie in deSingel in Antwerpen, het zal zijn Beethoven-project in Mechelen blijven realiseren en het zal muziek voor het theater blijven maken. Het zal zich ook blijven specialiseren in de muziek uit de laat-18e, vroeg-19e en laat-20e eeuw. Maar er ontstaat bij die Beethoven Academie ook een overschot aan diensten. Die zullen worden ingezet bij het groot orkest.

Welk orkest? Dries Sel droomt van een groot filharmonisch orkest, om daarmee enkele keren per jaar het grote repertoire van de 20e eeuw, Gustav Mahler, Richard Strauss of Dimitri Sjostakovitsj, te spelen. De musici die tijd over hebben bij de Beethoven Academie worden bij die van het VRO gevoegd, om voor acht producties per jaar een superorkest (met blazers per vier) te vormen. Een heel nieuw orkest, met een nieuwe naam, met misschien een nieuwe standplaats, een nieuwe lay-out, maar waar de huidige chef-dirigent van het VRO, de Mahler-specialist Yoel Levi wel de dirigent van zou zijn. Dit orkest moet een duidelijk eigen profiel krijgen om te vermijden dat men van het grote VRO en het kleine VRO zou spreken.

Het VRO zelf, met blazers per drie, blijft in Leuven, en plooit zich een weinig terug. De 19e eeuw werd totnogtoe aan deFilharmonie overgelaten. ‘Nu gaat het VRO ook muziek van Brahms en Dvorak aan zijn repertoire toevoegen. Het blijft voort muziek van de 20e eeuw spelen en het zal zich – het orkest is zijn afkomst niet vergeten – blijven specialiseren in de Vlaamse muziek. En we zijn nu op zoek naar een nieuwe chef-dirigent’, legt Dries Sel uit.

LICHTE MUZIEK

Daarmee zijn nog niet alle musici van het VRO optimaal ingezet. Er blijven nog voldoende diensten over om een paar maal per jaar een orkest voor lichte muziek in te zetten. Dit blijft evenwel een beetje onduidelijk. Het VRO heeft enkele ervaringen in die richting gehad. In de openingsweek van Brugge 2002 speelde het samen met Raymond van het Groenewoud in het Concertgebouw van Brugge. En onlangs heeft het een tournee gedaan, tot in Portugal, met de groep Madredeus. Geen onplezierige ervaringen. Bovendien brengt zoiets geld in het laatje. Maar de vraag kan worden gesteld of een symfonisch orkest zich met zoiets moet bezighouden.

‘Het moet een ensemble worden dat zich profileert als een orkest dat bezig is met cross-over, met pop en rock en wereldmuziek. Maar het mag zeker geen symfonisch begeleidingsorkest worden, om achter grote sterren te staan. Daarvoor moeten we nieuwe componisten aantrekken, die een eigen genre moeten ontwikkelen. Neen, er staat me op dit moment geen enkel model ergens ter wereld voor ogen. Het moet een eigen genre worden.’

Dit mooie project gaat – als alle lichten op groen staan – van start in september 2003. De bedoeling is al onmiddellijk break-even te draaien, waarbij het passief van de Beethoven Academie moet worden gesaneerd en de conditio sine qua non is dat het orkest de garantie krijgt dat het in de toekomst aan zijn wettelijke verplichtingen kan voldoen zonder dat het daarvoor moet afbouwen.

Ook Jan Caeyers ziet de toekomst rooskleurig in: ‘Ik ben verheugd dat na vijftien jaar pionierswerk een eigenzinnig idee een institutioneel kader krijgt.’

Lukas Huybrechts

In hoeverre heeft men een groot orkest nodig? En hoe vaak?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content