JA

Hoe ziet u dat concreet?

Hoewel alle eerstejaarsstudenten een diploma secundair onderwijs hebben, slaagt in eerste bachelor maar ongeveer de helft. Die negatieve ervaring kunnen we hen besparen door ze op voorhand een oriënteringsproef te laten afleggen, waardoor ze beter zichzelf en hun mogelijkheden kunnen inschatten in vergelijking met leeftijdsgenoten. Zo’n proef zou resulteren in hogere slaagcijfers. Of studenten hem beter in het secundair afleggen of voor het begin van het academiejaar, laat ik in het midden. Ook hoe die proef er moet uitzien ligt nog niet vast. We kunnen iedereen dezelfde test laten afleggen met daarin onderdelen over verschillende vakdomeinen. Maar we zouden ook twee proeven kunnen voorleggen: een algemene en een richtingspecifieke die de studenten zelf kiezen. Men denkt soms dat het groeiende studentenaantal de drijfveer achter dit voorstel is, maar niets is minder waar. Minder eerstejaars betekent voor ons zelfs minder middelen.

Is zo’n proef, als extra drempel, niet antidemocratisch?

Het is geen toelatingsproef. Het resultaat van de test is niet bindend en zou men zelfs kunnen achterhouden voor de universiteit. Als iedereen in het secundair onderwijs de proef moet afleggen en studenten dus niet zelf hoeven te beslissen of ze dat willen of niet, creëren we geen extra drempel. Bovendien werkt ook nietsdoen de democratisering tegen. Lage slaagcijfers schrikken immers af. Jongeren uit lagere sociale klassen kiezen minder snel voor een moeilijke richting, omdat de kans dan groter is dat ze een jaar verliezen.

Welke timing stelt u voorop?

De politiek lijkt er niet happig op, maar binnen de twee à drie jaar zou zo’n proef toch realiteit moeten zijn. Ik wil met de minister van Onderwijs spreken. Samen moeten we een strategie uitdenken om ons gezamenlijke doel te bereiken: zoveel mogelijk studenten naar het hoger onderwijs loodsen, en hun slaagkansen zo groot mogelijk maken.

In het hoger onderwijs slaagt van het totale aantal eerstejaars nu maar grofweg de helft. Meer kennis van de opleidingen en meer zelfkennis zouden dat slaagpercentage kunnen doen stijgen.

Die zogeheten oriënteringsproef is niet zo onschuldig als hij lijkt. Het gevaar is dat de perceptie ontstaat dat die proef een toelatingsexamen is, dat sommige jongeren misschien zelfs denken dat er een numerus clausus bestaat. Zo creëert die test een extra drempel, een afschrikkend effect waardoor jongeren die misschien wel het talent hebben zich toch niet inschrijven. Vooral kinderen uit minder gegoede gezinnen dreigen uit de boot te vallen. Zij zijn vaak minder goed geïnformeerd, en bijkomende cursussen als voorbereiding op de test kosten ook extra geld.

Zo’n oriënteringsproef zal het slaagpercentage bij eerstejaars niet beïnvloeden, in geen van beide richtingen. Het enige wat dat cijfer kan opkrikken, is een betere voorbereiding in het secundair onderwijs.

Gebeurt dat nu te weinig?

Zeker. Laatstejaars kunnen in het middelbaar soms een of twee keer een les volgen aan de universiteit, maar ze zouden daartoe veel meer tijd moeten krijgen. Anderhalve maand, bijvoorbeeld, om vakken te volgen in de twee of drie richtingen die hen interesseren. Minder evidente studierichtingen zijn vaak onbekend, net als de beroepsmogelijkheden nadat ze een bepaald diploma hebben behaald. Ook daar moet het secundair onderwijs meer aandacht aan schenken.

Intussen wil Alain Verschoren, de voorzitter van de Vlaamse Interuniversitaire Raad, het idee aankaarten bij de minister van Onderwijs, uw partijgenoot Pascal Smet.

We vegen dit voorstel niet meteen van tafel. De SP.A wil eerst het finale rapport van de commissie-Monard afwachten over de hervorming van het secundair onderwijs. Dat verwachten we over enkele weken. Daarna praten we voort.

NEE

Hoe ziet u dat concreet?

Hoewel alle eerstejaarsstudenten een diploma secundair onderwijs hebben, slaagt in eerste bachelor maar ongeveer de helft. Die negatieve ervaring kunnen we hen besparen door ze op voorhand een oriënteringsproef te laten afleggen, waardoor ze beter zichzelf en hun mogelijkheden kunnen inschatten in vergelijking met leeftijdsgenoten. Zo’n proef zou resulteren in hogere slaagcijfers. Of studenten hem beter in het secundair afleggen of voor het begin van het academiejaar, laat ik in het midden. Ook hoe die proef er moet uitzien ligt nog niet vast. We kunnen iedereen dezelfde test laten afleggen met daarin onderdelen over verschillende vakdomeinen. Maar we zouden ook twee proeven kunnen voorleggen: een algemene en een richtingspecifieke die de studenten zelf kiezen. Men denkt soms dat het groeiende studentenaantal de drijfveer achter dit voorstel is, maar niets is minder waar. Minder eerstejaars betekent voor ons zelfs minder middelen.

Is zo’n proef, als extra drempel, niet antidemocratisch?

Het is geen toelatingsproef. Het resultaat van de test is niet bindend en zou men zelfs kunnen achterhouden voor de universiteit. Als iedereen in het secundair onderwijs de proef moet afleggen en studenten dus niet zelf hoeven te beslissen of ze dat willen of niet, creëren we geen extra drempel. Bovendien werkt ook nietsdoen de democratisering tegen. Lage slaagcijfers schrikken immers af. Jongeren uit lagere sociale klassen kiezen minder snel voor een moeilijke richting, omdat de kans dan groter is dat ze een jaar verliezen.

Welke timing stelt u voorop?

De politiek lijkt er niet happig op, maar binnen de twee à drie jaar zou zo’n proef toch realiteit moeten zijn. Ik wil met de minister van Onderwijs spreken. Samen moeten we een strategie uitdenken om ons gezamenlijke doel te bereiken: zoveel mogelijk studenten naar het hoger onderwijs loodsen, en hun slaagkansen zo groot mogelijk maken.

In het hoger onderwijs slaagt van het totale aantal eerstejaars nu maar grofweg de helft. Meer kennis van de opleidingen en meer zelfkennis zouden dat slaagpercentage kunnen doen stijgen.

Die zogeheten oriënteringsproef is niet zo onschuldig als hij lijkt. Het gevaar is dat de perceptie ontstaat dat die proef een toelatingsexamen is, dat sommige jongeren misschien zelfs denken dat er een numerus clausus bestaat. Zo creëert die test een extra drempel, een afschrikkend effect waardoor jongeren die misschien wel het talent hebben zich toch niet inschrijven. Vooral kinderen uit minder gegoede gezinnen dreigen uit de boot te vallen. Zij zijn vaak minder goed geïnformeerd, en bijkomende cursussen als voorbereiding op de test kosten ook extra geld.

Zo’n oriënteringsproef zal het slaagpercentage bij eerstejaars niet beïnvloeden, in geen van beide richtingen. Het enige wat dat cijfer kan opkrikken, is een betere voorbereiding in het secundair onderwijs.

Gebeurt dat nu te weinig?

Zeker. Laatstejaars kunnen in het middelbaar soms een of twee keer een les volgen aan de universiteit, maar ze zouden daartoe veel meer tijd moeten krijgen. Anderhalve maand, bijvoorbeeld, om vakken te volgen in de twee of drie richtingen die hen interesseren. Minder evidente studierichtingen zijn vaak onbekend, net als de beroepsmogelijkheden nadat ze een bepaald diploma hebben behaald. Ook daar moet het secundair onderwijs meer aandacht aan schenken.

Intussen wil Alain Verschoren, de voorzitter van de Vlaamse Interuniversitaire Raad, het idee aankaarten bij de minister van Onderwijs, uw partijgenoot Pascal Smet.

We vegen dit voorstel niet meteen van tafel. De SP.A wil eerst het finale rapport van de commissie-Monard afwachten over de hervorming van het secundair onderwijs. Dat verwachten we over enkele weken. Daarna praten we voort.

‘Ik wil met de minister van Onderwijs spreken.’

‘We vegen dit voorstel niet meteen van tafel.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content