De Zweed Per Holmer schreef een indrukwekkende roman over de nasleep van de Eerste Wereldoorlog.

Kon er dan niets onbesmeurd blijven?” Herschel Meier, veteraan van de Eerste Wereldoorlog, vraagt het zich af op een dadabijeenkomst in Berlijn. De stad kreunt onder de inflatie: van geld (“Al die nullen, ik kan het niet bijhouden.”), maar ook van waarden: “De heren (…) aarzelden vaak of ze de bankbiljetten in hun borstzak nu als fooi zouden achterlaten of in de kaarsvlammen op tafel zouden houden om er hun voortdurend uitdovende sigaren weer mee aan te steken.” God en de waarheid waren kopje onder gegaan in de bagger van Passchendale en Verdun. Dan blijkt dat ook de kunst haar taak – de wanhopige mens troosten – niet meer ter harte kan of wil nemen. Rest alleen de almaar lelijker wordende werkelijkheid. Wanneer die zich door de machten van het geld en de blinde haat laat sturen, is het einde zoek. Of juist zeer nabij.

De dadabijeenkomst is slechts een momentopname in het indrukwekkende, Duizeling genaamde fresco waarop de Zweed Per Holmer de wirwar van ontwikkelingen op het vlak van politiek, kunst en moraal in het Duitsland van tussen de twee oorlogen doet herleven. Sergeant Herschel Meier is aan het front gewond geraakt aan een been maar ook in de kop. Als esperantist koesterde hij illusies van vrede en algemeen welbehagen. Het wereldcongres van esperantisten in Parijs waarop hij is uitgenodigd valt echter samen met de in een euforische stemming verlopende mobilisatie. De 17-jarige Duitse jood Meier komt – zeer filmisch – in het gedrang terecht. “Als ik me omdraai, is de gendarme verdwenen. Het vijfpuntige esperantospeldje schittert in het zonlicht, het ligt in de goot.” Meier vlucht naar België, neemt als vrijwilliger de wapens op, overleeft en probeert in zijn verslagen vaderland als acteur een leven op te bouwen. Hij ondergaat steeds gelatener de strubbelingen die gepaard gaan met het opvullen van het politieke vacuüm en die uiteindelijk zullen leiden tot de rassenhaat waarvan hij, oorlogsveteraan of niet, een van de talloze slachtoffers wordt.

Nee, ook Herschel Meier weet het tij niet te keren. Hij is een laffe antiheld. Er zijn in Duitsland zeer veel Herschel Meiers geweest. Dáár gaat Duizeling over: Per Holmer zoekt een antwoord op de vraag hoe het mogelijk is geweest dat dit volk zich vrijwillig heeft laten knechten en zo heeft bijgedragen tot de ultieme misdaad. En dat doet deze debuterende Zweed op zo’n indringende manier dat hij meteen ook, tussen de regels, de gelijkenissen aangeeft tussen onze zogenaamd vrije, democratische en beschaafde samenleving en het prenazistische Duitsland. Ook toen, zo blijkt onder meer, was er geen tijd voor herinneringen. We weten intussen dat vergetelheid monsters baart. Of neem de strijd om de gunsten van de massa die Holmer de filmster Ferragus, de zich “Wahrheit” noemende waarzegger en de theatrale dictator (“Braunau”), laat uitvechten. Wij weten wie het in het Duitsland van de jaren dertig heeft gehaald. Maar wij weten óók dat ook onze samenleving gebukt gaat onder geil amusement, pseudo-spiritualiteit en de dwingende aanspraken van het dictatoriale economisme.

ANONIEME LOOSERS

Helemaal op het eind vernemen we dat het Esperanto, in plaats van bij te dragen tot de wereldvrede, anno 1943 wordt gebruikt om vijandige codes te ontcijferen. Herschel gooit op zijn beurt zijn Esperantoster in de goot: een late echo van het gebaar van de Franse gendarme.

Het is niet het enige beklijvende beeld.

Holmers roman is een politieke kroniek – de Spartakus-opstand, de moord op Rosa Luxemburg, de opmars van de bruine en zwarte stoottroepen en hun onderlinge machtsstrijd, de brand van de Reichstag, enzovoort – maar ook een overzicht van de razendsnelle ontwikkelingen op het gebied van literatuur, schilderkunst, theater en film: geen tijd voor herinneringen! Door deze wirwar wriemelen tientallen personages, historische maar ook anonieme loosers van de tweede garnituur. En ondertussen bestookt Holmer de verblufte lezer met een spervuur van vlotte dialogen en stilistische hoogstandjes en laat hij meerdere parallelle verhaallijnen in elkaar overvloeien. Hij houdt zo virtuoos zijn overvloedige materiaal in de hand dat je hem de truc die hij voor dat laatste gebruikt, de “toevallige” ontmoeting in het nochtans hectische Berlijn, niet kwalijk neemt: over een stuurloze wereld regeert nu eenmaal het toeval.

De lezer heeft alleen reden tot ergernis wanneer af en toe de spanning lijdt onder wijdlopigheid. Ook het feit dat de auteur zijn historische figuren een andere naam meegeeft, werkt op de zenuwen. Paul van Ostaijen wordt Hendrik Engelen, Marinus van der Lubbe heet hier Frans van Haandel, dada wordt POPO, enzovoort. Je vraagt je af waar het goed voor is.

Alleen Herschel Meier blijft Herschel Meier: een anonieme Duitser (“Ik ben Niemand, dat snap je toch wel?”), die niet kan verhinderen dat de toekomst nog somberder zal zijn dan de gruwel die hij al heeft doorstaan. Dat is meteen ook de reden waarom deze roman ook actueel mag worden genoemd. Zolang echter de kunst in staat is tot prestaties als deze, blijft hoop gerechtvaardigd.

Per Holmer, “Duizeling”, Meulenhoff, Amsterdam, 446 blz., 998 fr.

Pascal Cornet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content