Verdreven uit de Seefhoek: de strijd tussen huurders en verhuurders in Antwerpen

© SASKIA VANDERSTICHELE
Stijn Tormans

In alle stilte verandert er iets in de veelkleurige Seefhoek in Antwerpen. Een projectontwikkelaar koopt er veel krotten op om ze te renoveren. ‘Dankzij ons’, zeggen ze, ‘wordt de multiculturele samenleving hersteld zoals ze zou moeten zijn.’ Maar niet iedereen is even blij.

Op het kruispunt van de Biekorfstraat en de Trapstraat staat een van de mooiste huizen van Antwerpen. Hier, tussen de moskeeën en de pitazaken, verzon Panamarenko zijn luchtschepen en zeppelins. Op het dak van zijn huis installeerde hij een helikopterplatform, voor het geval er ooit iets wonderlijks uit de hemel zou vallen. Voorlopig valt er weinig uit de kosmos, maar in deze veelkleurige buurt gebeuren wel vreemde dingen. Dat had Tijs Geerts me gemaild, wijkwerker en man van de Seefhoek.

Op een grijze donderdag wandel ik met hem door de Oranjestraat. Hij wijst naar een geel papier dat op een raam hangt. Bekendmaking beslissing omgevingsvergunning staat erop. ‘In veel straten in de Seefhoek hangt zo’n papier’, zegt Geerts. ‘Meestal staat er ook dezelfde naam op: de NV Winvest Holding.’ Een projectontwikkelaar die grootste plannen heeft in deze wijk. ‘Ze hebben hier recent veel huizen gekocht. Meestal kleine appartementsblokken die in slechte staat zijn. Ze gooien de huurders eruit en beginnen dan te renoveren – vaak in dezelfde industriële loftstijl. Altijd gaat dat verbazend snel vooruit. Soms herverdelen ze ook: van vier appartementen maken ze er vier plus een studio. In geen tijd verkopen ze de gerenoveerde panden weer.’

Ook Belgische huurders zien er soms onberispelijk uit, maar gedragen zich als zwijnen in hun appartement.

Elke dag ziet Geerts de straten van zijn Seefhoek veranderen, net als de prijzen. ‘De NV Winvest Holding wil winst maken en uiteraard is daar niets mis mee. Maar de manier waarop ze met de oude huurders omgaan, is niet altijd even koosjer. Ze maken reclame met de slogan: “Last met uw huurders? Geen probleem! Wij kopen uw pand op.” Zo zien ze huurders: als lastposten, die het best zo snel mogelijk ophoepelen.’

Na een wettelijke opzegtermijn van drie of zes maanden kan dat meestal ook. ‘Sommige huurders zeggen mij dat de elektriciteit of de verwarming tijdens die periode soms plots uitvalt. Alsof de projectontwikkelaars duidelijk willen maken dat ze ook vroeger mogen gaan. Maar pas dan beginnen de echte problemen. Onlangs zei een man me dat hij opvang zocht voor zijn vrouw en kinderen. Hij zou zijn plan wel trekken en op straat slapen. En hij is niet de enige. Veel huurders vinden hier moeilijk iets nieuws omdat projectontwikkelaars de prijzen opdrijven. Zo werken ze zich steeds dieper in de schulden en de armoede.’

‘Wat vertelt u dan aan zulke mensen?’ vraag ik.

‘Ik probeer hun goede raad te geven, maar ik kan niet mee zoeken naar een nieuw huurpand – anders staan ze morgen aan te schuiven tot het einde van de straat. Zo groot is de woningnood. Alleen in uitzonderlijke gevallen doe ik het toch en elke keer zie ik schrijnende toestanden. Het vastgoedkantoor laat meestal alle kandidaat-huurders tegelijkertijd komen. En dan kiezen ze voor de persoon met het hoogste loon en het kleinste aantal kinderen. Een huurder moet vandaag iets te bieden hebben, maar de meeste mensen hebben dat niet. Het vastgoedkantoor wil ook dat ze slechts een derde van hun loon aan huur besteden, maar sommigen verdienen 1200 euro en hebben drie kinderen. Zoek voor 400 euro maar eens een appartement met drie slaapkamers.’

Ik stap verder. Op de hoek van de Oranjestraat wijst Geerts naar een pand. ‘Vroeger beweerde Filip Dewinter (VB) dat daar jihadisten met lange zwarte baarden verscholen zaten.’

Vandaag hangt er een spandoek aan de gevel met twee oude, blanke mannen met een lange, witte baard. ‘Gebouw met kosten? Geen probleem! Wij kopen je gebouw op.’

In de Carnotstraat hou ik halt voor een pand dat deze zomer opgekocht werd door de NV Winvest Holding. De hal is een puinhoop: overal liggen oude matrassen, plastic zakken met rommel en kartonnen dozen. Terwijl ik naar het water kijk dat uit het plafond druppelt, glipt in de trappenhal een rat weg.

Ooit heeft deze blok betere tijden gekend: beneden was een trouwwinkel en ook boven was het chic. O la la la uit de belle époque, maar veel blijft daar niet van over. Tot vorige zomer woonde Natasja Oyen daar met haar vriend op de eerste verdieping. Het werd al jaren niet meer onderhouden, zegt ze. ‘Er was een probleem met de leidingen. Soms stond de keuken onder water, soms liep het bad vol zwart water met haren van de buren.’ Overdag zag ze kakkerlakken lopen, ’s nachts hoorde ze muizen kruipen tussen de muren.

‘De verhuurders lagen daar niet wakker van, zolang we maar onze huur betaalden.’ Het verloop in het gebouw was bijzonder groot: iedereen vertrok. ‘Er waren zo veel mankementen dat ze het wel moesten verkopen.’

Dat gebeurde ook. Op 16 juli 2020 werd de NV Winvest Holding eigenaar van het pand. Twee weken later kregen Natasja en haar vriend een brief in de bus: ‘ Geachte, we stellen u in kennis dat wij overeenkomstig artikel 3 lid 3 van de huurwet van plan zijn veranderingen aan te brengen aan bovenvermeld pand dat u huurt en waarvan wij nu eigenaar zijn. (…) Hierdoor beëindigen wij uw huurcontract met inachtname van een opzegtermijn van zes maanden.’

De hal van een blok in de Carnotstraat. 'Dat is de je-m'en-fous-mentaliteit van veel mensen.'
De hal van een blok in de Carnotstraat. ‘Dat is de je-m’en-fous-mentaliteit van veel mensen.’© SASKIA VANDERSTICHELE

Sindsdien werd de gang niet meer schoongemaakt, zegt Natasja. ‘Terwijl we daar wel voor betaalden. “Dat contract hebben wij niet overgenomen”, zeiden ze bij de NV Winvest Holding. Even viel ook de elektriciteit uit in de gang, maar dat werd snel opgelost.’ Toch was het voor Natasja en haar vriend duidelijk: ze konden maar beter ophoepelen. ‘Gelukkig vonden we snel iets anders.’ Na een maand waren ze weg. Terwijl ze hun koffers door de gang sjouwden, hoorden ze de stemmen van de achterblijvers die minder geluk en middelen hadden.

Natasja vraagt zich vandaag vooral af wat er met die negentigjarige mevrouw gebeurd is die er al heel haar leven woonde. ‘Soms zocht ik mee naar haar post, want dat kon ze niet meer. Ze beefde en wist niet waarnaartoe. Dat ze het huurcontract van zulke mensen in coronatijd opzeggen, vind ik verschrikkelijk.’

Ik steek de Carnotstraat over en wandel naar het zuiden. Niet op alle gele papieren staat NV Winvest Holding, soms staat er ook een naam op van een andere projectontwikkelaar. In de Tweelingenstraat huurde Bart Osaer een tijd geleden een appartement. Ook zijn huisbaas verkocht het en ook hij kreeg zijn opzeg. Het werden niet de beste zes maanden uit Osaers leven. ‘De projectontwikkelaar begon al tijdens onze opzegtermijn aan de renovatie van de gang’, zegt hij. ‘Oekraïense werkmannen wandelden het gebouw binnen. Niet alleen het geluid van hun drilboren was ondraaglijk, ook het stof dat ze maakten. Al gauw vertrokken de huurders van de benedenverdieping, zodat ze ook daar konden beginnen te werken.’

Osaer en zijn medehuurders belden naar de projectontwikkelaar. ‘Maar die lachte ons vierkant uit, hij had zelfs het lef om te vragen wanneer ik nu eindelijk zou vertrekken. Je kunt voor zulke dingen naar de vrederechter stappen. Maar mijn moeder was toen ziek – mijn hoofd stond er niet naar.’

Een voor een vertrokken zijn medehuurders, tot Osaer als laatste overbleef in de blok. ‘Het werd winter, bitter koud. Na een kort telefoongesprek met de projectontwikkelaar besliste ik om geen huur meer te betalen. Zijn agressieve strategie loonde uiteindelijk wel: de gerenoveerde appartementen waren direct verkocht aan investeerders om verder te verhuren. Het gerucht deed de ronde dat het zelfs mensen uit de buurt waren.’ Sindsdien is Osaer nooit meer in de Tweelingenstraat geweest.

Ik wandel voort naar de andere kant van de stad, om naar de andere kant van het verhaal te luisteren. Aan de Scheldekaaien huist het ene vastgoedbedrijf na het andere. Op nummer 25 bel ik aan bij de projectontwikkelaar NV Winvest Holding. In een modieus kantoor word ik ontvangen door manager Matthias Demeyer en cfo Hans Verboven. Ik vlij me neer in een van hun hippe stoelen. ‘Die wijkwerker had ons beter gemaild’, zeggen ze. ‘We hadden graag eerst met hem gesproken. Maar wilt u iets drinken?’

Terwijl ik van een glas spuitwater nip, zegt Verboven: ‘Wij beginnen nooit te renoveren tijdens de opzegtermijn van huurders. We zullen ook nooit de elektriciteit en de verwarming uitzetten.’

Bij hen geen praktijken zoals in de Tweelingenstraat, zegt hij. Er kan altijd iets gebeuren zonder kwaad opzet, maar in dat geval lossen wij het direct op.’

‘En toch, heren, ‘ opper ik, ‘ik ben in de hal geweest van het pand in de Carnotstraat, dat jullie vorige zomer kochten. Wat een puinhoop was dat. Er woonde zelfs een rat.’

‘Denkt u nu echt dat wij die rat daar gezet hebben?’ reageert Verboven. ‘Maar u hebt gelijk: dat gebouw is in een bijzonder slechte staat. Net daarom hebben we het gekocht, om er weer iets moois van te maken.’

‘Toen wij het deze zomer kochten, kregen alle huurders een wettelijke opzegtermijn van drie of zes maanden’, vertelt Demeyer. ‘Ze moesten hun huurbedrag voortaan aan ons betalen. Weet u wat veel mensen zeiden? “Ik betaal mijn huur niet, want mijn buurman doet dat ook niet.” En vindt u dat normaal, vroeg ik dan. Ja, antwoordden ze.’

‘Wij drijven die conflicten niet op de spits’, gaat Verboven voort. ‘Wij zouden naar de rechter kunnen stappen, maar dat doen we niet. Omdat ze wellicht problemen genoeg hebben. En ook omdat dat alleen maar voor vertraging zorgt. Zand erover, zeggen we, maar maak dat je hier zo snel mogelijk weg bent.’

‘Uiteraard moeten ze dan de sleutel nog komen afgeven’, zegt Demeyer. ‘Omdat wij niet elke keer kunnen gaan kijken, sturen ze ons een filmpje. Hun appartement is inderdaad leeg op dat filmpje. Maar dan blijkt dat ze al hun rommel in de gang hebben achtergelaten. De chaos in de Carnotstraat die u zag: dat is de je-m’en-fous-mentaliteit van veel mensen.’

De Oranje-straat. 'Vroeger beweerde Filip Dewinter dat er jihadisten met lange, zwarte baarden in dat gebouw zaten.' Nu hangen er twee mannen met lange, witte baarden.
De Oranje-straat. ‘Vroeger beweerde Filip Dewinter dat er jihadisten met lange, zwarte baarden in dat gebouw zaten.’ Nu hangen er twee mannen met lange, witte baarden.© SASKIA VANDERSTICHELE

‘Misschien zijn ze boos omdat jullie hen in de problemen brengen’, zeg ik.

‘Zitten ze dan nu al niet in de problemen?’ vraagt Verboven. ‘Ze leven daar in erbarmelijke omstandigheden. Ze hebben meestal huisdieren, ja… Kakkerlakken. Elk jaar kopen wij ongeveer honderd gebouwen: voornamelijk krotten en panden met problemen. We strippen die gebouwen volledig. Daarna installeren we een nieuwe badkamer, een nieuwe keuken, nieuwe leidingen, noem maar op. Dat zouden wij nooit kunnen doen als de bewoners er nog in zitten. Daarom moeten we hun contracten opzeggen. Met pijn in het hart, maar er is geen andere optie. Dat is het risico van huren. Alleen als eigenaar ben je bijna zeker dat je nooit uit je huis gezet wordt.’

‘Oké,’ opper ik, ‘maar die mensen hebben het geld niet om te kopen.’

‘Soms zoeken we naar oplossingen’, zegt Verboven. ‘Het is al gebeurd dat iemand twee maanden langer mocht blijven, of dat we in ons bestand gingen kijken of we een alternatief huurappartement hadden. Het probleem is: ze betalen nu een bijzonder lage huurprijs. Voor die prijs zullen ze nergens nog iets vinden, want dat zijn geen marktconforme prijzen.’

‘Wij willen vooral iets goeds doen voor de Seefhoek’, zegt Verboven. ‘De vorige burgemeester, Patrick Janssens (SP.A), heeft de dienst Krot-Op opgestart. Daar werkten negen mensen die actief naar krotten zochten waar huurders in mensonterende omstandigheden woonden. Het huidige bestuur heeft die dienst afgebouwd. Geregeld zeggen wij: ga daar of daar eens kijken. Helaas wordt daar niets mee gedaan. De stad Antwerpen zoekt vandaag niet meer actief naar huisjesmelkers, en dat is bijzonder jammer. (Het stadsbestuur bevestigt dat Krot-Op inderdaad afgebouwd is, maar zegt dat het meer dan ooit intensief zoekt naar huisjesmelkers. Toen Knack vroeg hoeveel pv’s er de voorbije jaren tegen hen uitgeschreven zijn, kregen we geen antwoord, nvdr) Wij proberen alle eigenaars een correcte prijs te geven voor hun eigendom’, zegt Verboven. ‘Helaas worden wij vaak overboden door eigenaars met minder goede bedoelingen. Ze doen niets aan de erbarmelijke staat van die panden en verhuren ze gewoon verder. Dat is pas een schande.’

‘Maar jullie willen toch ook vooral winst maken’, zeg ik.

‘Uiteraard, zoals elk bedrijf’, zegt Verboven. ‘Hoe slechter de staat van het pand, hoe meer meerwaarde we kunnen creëren – want we hebben ook een aannemersbedrijf. Maar in tegenstelling tot die malafide eigenaars willen wij de wijk ook opwaarderen. Die krotten worden dankzij ons weer in ere hersteld. Meer dan 90 procent van de mensen die onze appartementen in de Seefhoek kopen, zijn jonge Belgen – al verkopen we uiteraard met evenveel plezier aan mensen met andere etnische achtergronden. Het zijn vooral actieve dertigers. Een fantastische zaak, want jammer genoeg is er nog veel criminaliteit in de Seefhoek. Het samenleven daar is ontwricht. Daarom is het goed dat anderen zich aan die nieuwe mensen kunnen spiegelen. Noem het een omgekeerd mattheuseffect (met het oorspronkelijke mattheuseffect wordt bedoeld dat arm armer wordt, en rijk rijker nvdr). Zo wordt dankzij ons de multiculturele samenleving hersteld zoals ze zou moeten zijn.’

‘Maar dankzij jullie stijgen de prijzen ook.’

‘We zijn misschien wel de grootste speler die krotten opkoopt, maar niet de enige. Weet u waarom de prijzen vooral stijgen? Vandaag verblijven er vooral jongeren en ouderen, die hun villa in de rand verkocht hebben. Anderhalf jaar geleden zei het stadsbestuur dat er meer gezinnen met kinderen in de stad moeten komen wonen. Daar ben ik het mee eens, maar niet met de manier waarop ze dat doel willen bereiken. Ze hebben beslist dat een nieuw appartement met één slaapkamer minstens 60 vierkante meter groot moet zijn, een appartement met twee slaapkamers minstens 80 vierkante meter. Tja, voor een groter appartement betaal je nu eenmaal meer. De intenties van het stadsbestuur zijn dus goed, alleen stijgen de prijzen door het beleid wel.’

‘Hoe vinden jullie die panden?’ vraag ik.

‘O, op verschillende manieren. Door Antwerpse vastgoedmakelaars, door zelf te zoeken. Daarnaast loopt ook onze advertentiecampagne…’

'De stad Antwerpen zoekt niet meer actief naar huisjesmelkers.'
‘De stad Antwerpen zoekt niet meer actief naar huisjesmelkers.’© SASKIA VANDERSTICHELE

‘Die is intussen wel beroemd’, zeg ik. ‘Overal in Antwerpen hangen affiches waarop twee heren met een lange, witte baard staan. Soms staat erop: ‘ Problemen met uw gebouw? Wij kopen het op.‘ En vorig jaar zag ik er ook een paar met: ‘Last met uw huurders? Wij kopen uw gebouw op.’ Is dat niet stigmatiserend?’

‘Helemaal niet’, antwoordt Verboven. ‘Huiseigenaar zijn is niet altijd rozengeur en maneschijn. Je hebt uiteraard goede huurders, maar zo zijn ze lang niet allemaal. Wij krijgen hier geregeld huiseigenaars over de vloer die zeggen: ‘Hadden we maar in aandelen belegd.’ En hoe slechter de kwaliteit van het pand, hoe slechter de huurder. Dat geldt voor alle leeftijden en huidskleuren. We kennen ook Belgische huurders die er onberispelijk uitzien, maar zich in hun huurappartement als een zwijn gedragen. Achter de muren van deze stad spelen zich soms vieze dingen af. Elke keer als ik over de Meir wandel, vraag ik me af: waar wonen die mensen? En hoe gedragen die zich achter hun muren? De marginaliteit van onze samenleving is veel groter dan u denkt.’

Ik wandel voort. Onderweg op de Frankrijklei zie ik die affiche met die twee heren met hun lange baard opnieuw. Het zijn twee gedetineerden uit een ver land, hadden ze me verteld bij NV Winvest Holding.

Aan de andere kant van de Leien, in de Solvynsstraat, bel ik aan bij het Vlaams Huurdersplatform. Coördinator Joy Verstichele maakt open. ‘Hebt u dat duo al zien hangen?’ vraag ik.

‘Ja, en ik werd er niet echt vrolijk van’, zegt hij. ‘Uiteraard hebben sommige verhuurders een probleem met hun huurder, maar nu lijkt het alsof alle huurders hun pand niet kunnen onderhouden. Het tegendeel is waar. Uit onderzoek blijkt dat negen op de tien verhuurders tevreden zijn met hun huurder.’

‘Om welke redenen kan een verhuurder een huurcontract vroegtijdig opzeggen?’ pols ik.

‘Als hij er zelf in gaat wonen’, zegt Verstichele. ‘Het kan ook zonder motief, maar tegen een serieuze schadevergoeding, of omdat hij het wil renoveren. Op zich is het begrijpelijk dat die laatste mogelijkheid bestaat, want we willen allemaal in een goede woning wonen. Het is ook niet verwonderlijk dat sommige projectontwikkelaars zich specialiseren in dat soort renovaties. Sommigen doen dat op een duurzame manier, anderen op een laakbare. Die investeerders is het vaak louter om de winst te doen, terwijl het voor bewoners wel over een basisrecht gaat.’

‘Is er ook een oplossing, meneer Verstichele?’ vraag ik.

‘De ideale oplossing bestaat niet, al kan een sociaal verhuurkantoor soelaas bieden. Die huren woningen op de private huurmarkt om ze daarna te verhuren aan mensen die in acute woonnood verkeren. Dat heeft zowel voor de huurder als voor de verhuurder voordelen. De huurder is zeker dat zijn of haar appartement in orde is. En de verhuurder krijgt de garantie dat de huurprijs altijd op tijd betaald wordt. Maar ook een sociaal verhuurkantoor heeft natuurlijk maar een beperkt aantal woningen.’

Ik sjok weer naar mijn huurappartement langs de straten van de Seefhoek. Onderweg denk ik aan een stripprent uit Het Eiland Amoras van ons beroemdste stripduo. Suske die luid roept: ‘SEEFHOEK VOORUIT.’

Toen Willy Vandersteen Het Eiland Amoras in 1946 tekende, dacht hij ook aan deze buurt. Het Eiland Amoras was een spiegel van de stad en de Seefhoek. Sinds 1946 is de wijk onherkenbaar veranderd. Maar een ding is gebleven zoals in Het Eiland Amoras: nog altijd vechten hier de Mageren tegen de Vetten, in naam van de vooruitgang.

HOOGLERAAR STEDENBOUW REAGEERT:

‘WE WETEN NIETS OVER DE MENSEN DIE UIT DE BOOT VALLEN’

‘Steden vinden het helemaal niet erg dat de vastgoedprijzen stijgen,’ zegt professor Pascal De Decker, ‘want zo verdienen zij ook meer. Ze concurreren met elkaar om de hoogste inkomens aan te trekken.’

Overal in Antwerpen stijgen de vastgoedprijzen. Dat komt vooral door het beleid van het stadsbestuur, zegt projectontwikkelaar NV Winvest Holding. ‘Zij hebben beslist dat een nieuw appartement minstens 60 of 80 vierkante meter groot moet zijn. En voor een groter appartement betaal je nu eenmaal meer.’

‘Dat zijn helemaal geen riante oppervlaktes’, reageert Michael Lescroart, woordvoerder van schepen van Wonen Fons Duchateau (N-VA). ‘Wel zorgen we er zo voor dat mensen kwalitatief kunnen wonen. Tijdens de coronacrisis werd nog eens duidelijk hoe belangrijk dat is. Ik begrijp wel dat projectontwikkelaars het moeilijk hebben met die regel: er valt meer geld te verdienen door mensen steeds kleiner te huisvesten in zeer drukbevolkte wijken. Maar dat heeft uiteraard negatieve gevolgen voor de leefbaarheid van die wijken. In die logica van “steeds kleiner” stappen wij niet mee.’

Gentrificatie

Hoogleraar stedenbouw Pascal De Decker (KU Leuven) oppert dat stadsbesturen het helemaal niet erg vinden dat de vastgoedprijzen stijgen. ‘Antwerpen en andere steden zijn daar altijd eerlijk in geweest: ze willen gentrificatie. Dat komt vooral omdat de helft van hun middelen afhangt van de belasting op inkomens en vastgoed. Daarom concurreren ze met elkaar om de betere inkomens aan te trekken. Hoe hoger de prijzen van het vastgoed, hoe meer zij verdienen. Vanmorgen ging ik met een paar studenten naar een nieuw appartementsblok kijken in de Oude Dokken in Gent, op oude havengrond. Voor een budgetappartement dat het stadsontwikkelingsbedrijf aanbiedt, betaal je 285.000 euro zonder kosten. Dan heb je een bescheiden appartement zonder uitzicht op het water. De duurste appartementen kosten minstens drie keer zoveel.’

Die prijzen zouden nog te verantwoorden zijn als een stadsbestuur daarnaast ook met sociaal beleid bezig zou zijn, zegt De Decker. ‘Maar dat valt tegen. Het aantal sociale huurwoningen daalt in Gent nu al twee legislaturen na elkaar, en in andere steden is het niet veel beter. Je hebt een structureel tekort aan betaalbare woningen en dat wordt niet aangepakt. Dan moet je niet verbaasd zijn dat er aan de onderkant van de samenleving ernstige problemen ontstaan. Elk jaar worden er mensen uit hun huis gezet – zelfs uit de sociale huisvesting.’

Waar gaan die mensen dan naartoe?

Pascal De Decker: Daarover tasten we in het duister. Het enige wat we daarover weten, komt uit verhalen van journalisten en welzijnswerkers. Wetenschappelijk onderzoek naar de onderkant van de woningmarkt is tegenwoordig niet populair. Vroeger hield professor Henk Meert zich daarmee bezig. Henk is overleden en ook het onderzoek over de materie is verdwenen. In ons boek Wonen aan de Onderkant uit 2011 staat nog informatie over mensen die in garages en caravans wonen, maar ook daar weten we nu zo goed als niets meer over. Zelfs over huisjesmelkerij is er geen structurele informatie beschikbaar. Dat is allemaal bijzonder jammer, want anders hadden we aan beleidsmakers kunnen zeggen: doe er iets aan. Als je met rapporten in de hand voortdurend op de zere plekken duwt, wordt het op den duur ambetant voor hen.

Waarom zijn ze daar nu niet in geïnteresseerd?

De Decker: Het gaat over sukkelaars, hè. Ook in de rest van de samenleving is er weinig empathie voor hen. Iedereen vindt dat het hun eigen schuld is. Politici zijn liever bezig met abstracte appartementen op ’t Eilandje in Antwerpen en de Oude Dokken in Gent te plannen. Hun belangstelling voor de woonnoden van mensen aan de onderkant van de samenleving is beperkt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content