‘Verandering is authentiek’

RENÉ JACOBS 'De eerste moeilijke beslissing die ik heb genomen was te stoppen als leraar Latijn om van mijn stem te gaan leven.' © Belga Image

Hij is internationaal een icoon van de oude muziek, maar hij draait er zijn hand niet voor om om een libretto van Mozart te moderniseren. Zanger-dirigent René Jacobs over zijn Prijs van de Vlaamse Gemeenschap, bourgeois toeschouwers, en de subversieve geest van een Gentse koorknaap.

Niets in zijn carrière was gepland, zegt dirigent René Jacobs. Maar tegelijk is ze te mooi verlopen om toeval te zijn. Ooit, als countertenor die barokrepertoire zong, was hij een vertegenwoordiger van de tweede generatie oudemuziekpioniers. Vandaag is hij een van de meest bejubelde dirigenten binnen de zogeheten ‘historisch geïnformeerde muziekpraktijk’. Het leverde hem zopas de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap op. Samen met zijn recente opname van Handels opera Orlando een uitstekende reden om hem op te zoeken in Parijs, waar hij – voorlopig nog – woont.

Uw opname van Orlando verschijnt op Archiv, het oudemuzieklabel van Deutsche Grammophon. En dat terwijl u een artiestenleven lang bij Harmonia Mundi onder dak was, het label dat u en uw beweging mee groot heeft gemaakt. Vanwaar die omslag?

RENÉ JACOBS: Ik had Harmonia Mundi deze Orlando éérst aangeboden, maar ze vonden dat ze recent te veel Handel opgenomen hadden. Daarom stelde Bejun Mehta (die de hoofdrol zingt, nvdr.) het project voor aan Deutsche Grammophon, uiteraard met het akkoord van HM.

Fijn dat het nog zo kan gaan. Nogal wat labels houden eerst een marktonderzoek, beslissen dan welk werk ze willen, en zoeken vervolgens een artiest.

JACOBS: De twee zijn mogelijk. Deutsche Grammophon praat momenteel vrij veel met mij: zij verkopen platen, en de mijne verkopen gelukkig goed. Ook al zijn de zangers niet altijd sterren. Maar goed, het was zoals gezegd Mehta die Orlando graag wilde opnemen. Ik zie op dit moment niemand die het beter zou kunnen.

Waarom hebt u precies Orlando opgenomen? Bij Handel heb je qua Italiaanse opera l’embarras du choix.

RENÉ JACOBS: Dat heeft te maken met de producent, de Munt. Directeur Peter De Caluwe en ik wilden eigenlijk Theodora doen. Ik vind de late, dramatische, Bijbelse oratoria van Handel ideaal voor de bühne. Destijds ensceneerde men ze niet. Ten eerste omdat zo’n verhaal brengen maatschappelijk niet kon (de heldin, de martelares Theodora, sterft uiteindelijk met haar minnaar Didymus, nvdr.). Ten tweede omdat men wel veel geld veil had voor sterzangers maar niet voor een koor, dat in dit soort werken heel belangrijk is.

Na 300 jaar kan het kennelijk nog niet.

JACOBS: Deels om dezelfde reden: te duur. Ik wilde namelijk een extern koor, Collegium Vocale. Dus zochten we een ander dramatisch werk, zonder koor, en dan kwamen we al snel bij de Italiaanse opera uit. Ik wist, aangezien Bejun Mehta de hoofdrol zou zingen, dat Orlando geknipt zou zijn – niet het minst door de geweldige waanzinscène die erin voorkomt. En ik vind het gewoon een van Handels betere stukken.

U kreeg net de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap. Ik dacht dat u al een bureau vol prijzen had, maar men zegt me dat we dit niet moeten overschatten. Voelt u zich genoeg gewaardeerd?

JACOBS: Het gebeurt bij momenten. Er zijn periodes waarin de ene op de andere prijs volgt, en dan weer lang niets. Maar een prijs als deze, voor je levenswerk… Zo zijn er niet veel, hè. Een héle tijd geleden kreeg ik van de Deutsche Schallplattenkritik al de prijs voor het levenswerk. (lacht). Ik dacht toen: ik ben toch van plan om nog een en ander uit te brengen. En dat zeg ik nu opnieuw.

Maar goed, een prijs als deze, die bovendien sterk gebonden is aan de regio waar ik vandaan kom, doet me plezier. Men kiest tenslotte iemand die het prestige van de Vlaamse kunst in het buitenland hoog houdt. Philippe Herreweghe en Sigiswald Kuijken hebben de prijs al gekregen, denk ik. Zij hebben natuurlijk hun ensembles in België opgericht. Zoiets heb ik niet gedaan.

In elk geval is het fijner om geëerd te worden in volle bloei, dan zoals Kuijken een carrièreprijs te krijgen een week nadat je subsidies geschrapt zijn.

JACOBS: Ik heb nooit subsidies gekregen, dus…

Oh, dan was de Vlaamse Gemeenschap u simpelweg nog iets verschuldigd?

JACOBS:(lacht) Nee, ik heb ze domweg nooit gevraagd. Zo blijf je heel onafhankelijk.

Weet u, terugkijkend op uw carrière, waarom alles zo goed gelukt is? De onafhankelijke weg is zelden de makkelijkste.

JACOBS: Ik had de evoluties in mijn leven nooit kunnen voorspellen. De eerste moeilijke beslissing was stoppen als leraar Latijn om van mijn stem te gaan leven. Mijn zangcarrière is heel bescheiden begonnen, maar ze kwam in een stroomversnelling dankzij de opnames voor Harmonia Mundi. Daar zijn kansen uit voortgekomen in onder meer Basel en Innsbruck, steden die me gelanceerd hebben. Die carrière is gegroeid, maar de eerste vijftien jaar zonder nog maar te dénken aan dirigeren.

En ook dat leven als dirigent had ik niet kunnen voorspellen. Ik wilde vooral met zangers werken: barokopera was mijn hoofdthema. Daarbij dacht ik niet aan latere opera, zelfs niet aan Mozart, waarvan ik wel veel hield maar waarmee ik als uitvoerder niets had gepland. Tot Harmonia Mundi met het voorstel kwam aanzetten om Cosi fan Tutte te dirigeren. Daarmee ging weer een nieuwe deur open. De laatste jaren dirigeer ik zelfs veel symfonische en andere instrumentale muziek.

Waarom alles lukt? In de eerste plaats omdat ik heel hard werk. En het leuke is dat ik me daarvoor niet hoef te forceren. Ik werk graag aan de dramaturgische voorbereiding van projecten. Zo bereid ik nu Die Entführung aus dem Serail van Mozart voor. Ik heb de gesproken dialogen een beetje omgeschreven, gemoderniseerd, volgens mij duidelijker gemaakt.

Voor iemand die uit de oude muziek komt, is dat niet gering: ‘de dialogen een beetje ómschrijven’. Dat betekent: veranderen! Dat mag niet van de stijlpolitie.

JACOBS:(grijnst) Maar veranderen ís authentiek! Men heeft destijds nooit slaafse kopieën gemaakt of zomaar gereproduceerd. Men was pragmatisch. Ik heb ontdekt dat er in een Singspiel, zoals Die Entführung er één is, ongelooflijk veel geïmproviseerd werd. Schikaneder (de librettist van Mozarts Die Zauberflöte, maar ook acteur, nvdr.) deed er vaak een schep bovenop. In die mate dat de andere acteurs niet meer konden repliceren. Het werd een soort improvisatie zoals in de commedia dell’arte, waarbij er geen teksten waren, alleen scenario’s.

Betekent het voor iemand zoals u, die op vele plaatsen thuis is, iets speciaals dat de thuisbasis u onderscheidt? Betekent dat woord nog iets voor u?

JACOBS: Natuurlijk. Vooral omdat de basis van mijn carrière toch thuis is gelegd, in België, in Vlaanderen. Ik ben begonnen als koorknaap in de Gentse Sint-Baafskathedraal, dus dit is een terugkeer naar mijn roots. Mijn kinderen vragen me soms waarom ik niet in Brussel kom wonen. We twijfelen soms wel of we hier in Parijs zullen blijven. Zuid-Frankrijk kan ook, of Berlijn, een zeer interessante stad waar ik vaak werk… Hoe dan ook, ik ben blij dat ik op een veilige afstand van de Belgische politiek woon. Wanneer ik erover hoor of lees, denk ik toch… (trekt de wenkbrauwen hoog op, zelfs naar zangersmaatstaven)

Een paar jaar geleden sprak ik hier om de hoek met dirigent Christoph von Dohnanyi, die nogal pessimistisch was over de toekomst van de klassieke muziek: ‘We zullen museaal worden’, zei hij. Wat denkt u?

JACOBS: Dat is zonder meer cynisch. Ik vind vaak een aandachtig publiek. Onlangs nog in Madrid, waar door de crisis geen operateksten meer worden afgedrukt. Ze stonden wel online, en bijna iedereen had ze uitgeprint en meegebracht! Dat is toch wat anders dan obligaat een museum binnenlopen. Maar goed, er zijn zeer verschillende ‘publieken’. En er moeten meer jongeren komen. Laatst was ik gechoqueerd in Gent, mijn geboortestad dan nog, door de reactie van een bourgeois publiek op Patricia Kopatsjinskaja, de prachtige Moldavische violiste. Na haar bis, een stuk van Bartók, kon er nauwelijks een beleefdheidsapplausje af. Reden: het feit dat ze op haar blote voeten op het podium staat en op het subversieve af grote risico’s neemt bij het spelen – wat ik me trouwens ook van Mozart goed kan voorstellen. Haar fantasie in Mozarts concerto’s vond ik formidabel. (ernstig) Misschien is het omdat ik ook zo’n subversieve geest ben.

DOOR RUDY TAMBUYSER IN PARIJS

‘Ik ben blij dat ik op een veilige afstand van de Belgische politiek woon.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content