Peter Carey en Ian McEwan zijn volgens de bookmakers de belangrijkste kanshebbers op de Booker prize 2001. Maar als de jury lef heeft, geeft ze de 1,3 miljoen frank aan de jonge Brit David Mitchell.

Maar niet alleen het ontbreken van Fury leidde tot heel wat irrelevante persaandacht. Midden in de beraadslagingen trok een van de juryleden naar een journalist met de klacht dat er toch wel weinig vrouwen op de long- en shortlist stonden. Deze politiek overcorrecte klager of klaagster _ want hij of zij wou anoniem blijven _ zorgde voor een lawine van telefoontjes en een zenuwachtige juryvoorzitter die verklaarde dat deze zaak volgens hem tijdens de vergadering al opgelost was en dat er dus geen reden bestond voor enige heisa.

Wat hij er nog aan toevoegde, en wat in het geharrewar dreigde vergeten te raken, was dat de zes genomineerde romans niet op het geslacht van hun auteur beoordeeld waren, maar wel op hun literaire kwaliteiten en dat ze _ dat hoort zo’n voorzitter nu eenmaal te zeggen _ allemaal evenveel kans maakten om de Booker in de wacht te slepen. Maar literaire kwaliteiten en literaire kwaliteiten is natuurlijk twee.

Neem nu The Dark Room van debutante Rachel Seiffert. Geboren in Oxford uit een Engelse vader en een Duitse moeder werd ze in haar kinderjaren voortdurend voor nazi uitgescholden. Eenmaal volwassen ging ze van de weeromstuit in Berlijn wonen en schreef ze een roman waarin de verwerking van de oorlogsmisdaden door de derde generatie centraal staat. In feite bestaat het boek uit drie novellen die qua thematiek een geheel vormen.

In de eerste, en sterkste, novelle volgen we de gehandicapte Helmut die in de late jaren dertig in de leer gaat bij een Berlijnse fotograaf. Hij is een treinfreak en houdt ervan de in- en uitstappende mensenmassa’s op de gevoelige plaat vast te leggen. Zo merkt hij de verschuivingen in de bevolkingssamenstelling van de Duitse hoofdstad.

In de tweede novelle Lore zitten we bij de bevrijding. De moeder en vader van Lore waren nazi’s en worden na de oorlog opgepakt. Het meisje moet met haar vier jongere broertjes en zusjes vanuit Beieren een reis maken naar haar oma in Hamburg. In deze novelle bekijken we de oorlog door de ogen van de onschuldige getuigen. Voor de kinderen waren hun ouders geen nazi’s, maar wel een liefhebbende vader en moeder. Schuldvragen gaan hen te boven. Zij willen alleen een huis om opnieuw te beginnen. Dat zij op hun reis geholpen worden door Thomas, een ex-kampbewaker die de identiteit van een vermoorde jood heeft aangenomen, en dat Lore stilletjes verliefd wordt op hem maakt de zaak er natuurlijk niet eenvoudiger op.

Micha, de hoofdpersoon van de derde novelle, is een volwassen man, levend op het einde van de jaren negentig, die ontdekt dat zijn grootvader tijdens de oorlog bij de Waffen-SS diende en verantwoordelijk was voor het vermoorden van honderden Poolse joden. Zijn worsteling met deze kennis, de rest van de familie die dit verleden wil ontkennen en hij die zich er verantwoordelijk voor voelt, vinden een uitkomst in de geboorte van zijn dochtertje Dilan. Dit nieuwe leven laat hem het verleden uiteindelijk aanvaarden.

Seiffert springt op een frisse manier om met de misdaden van twee generaties eerder. De schuldvraag hoort volgens haar niet meer bij de jeugd van vandaag en zeker niet in de literatuur, en daar heeft ze gelijk in. Spijtig genoeg is haar boek wellicht juist omwille van de politieke boodschap en niet vanwege zijn literaire kracht op de shortlist beland. Seiffert schrijft immers een bijzonder adolescent taaltje, wat misschien wel bij het tweede deel van het boek past, maar vloekt met de rest. Bovendien kloppen de verhoudingen tussen de verschillende delen niet. Het tweede, met de eindeloos lijkende tocht van Beieren naar Hamburg, is veel te veel uitgesponnen _ een beetje Mahleriaans langweilig zelfs _ terwijl de delen een en drie veel meer schwung en pit hebben. Het resultaat is een dip in de spanning en een onevenwichtig boek; geen winnaar dus. En de vraag of de longlisters The Leto Bundle van Marina Warner, The Stone Carvers van Jane Urquehart of According to Queeney van Beryl Bainbridge geen gepaster plaatsje bij de laatste zes hadden verdiend, is dus zeker terecht.

EEN REUS VAN EEN SCHULDCOMPLEX

In hetzelfde bedje ziek is Andrew Millers Oxygen, de derde roman van deze jonge Brit en meteen ook de conventioneelste van het hele stel. Alice is een oude vrouw die in haar huis in de West Country aan kanker sterft. Aan haar ziekbed zit haar zoon Alec, een literair vertaler, maar sociaal gezien een mislukkeling. Hij komt nergens aan de bak, heeft nooit een vrouw gevonden en de laatste keer dat hij seks had, was een jaar eerder, met het volstrekt afgelebberde Tatiana-geval. Nee, neem dan zijn broer Larry, een acteur in een Amerikaanse soap, gelukkig getrouwd en een dochtertje. Maar schijn bedriegt natuurlijk. Larry’s carrière zit in het slop, hij zit stevig aan de drugs, zijn huwelijk is een ramp en zijn dochtertje zit meer bij de psychiater dan bij haar vriendinnetjes. Ook hij komt naar het ouderlijke huis om zijn moeder nog een laatste keer te zien. Had Miller het hierbij gelaten, het had goed kunnen worden.

Alleen vond hij het nodig om dit kleinschalige privé-verhaal te completeren met een politiek equivalent. En die komt er met de Hongaarse, maar in Parijs wonende schrijver Làszlò. Alec vertaalt zijn toneelstuk Qxygène in het Engels en dat vormt de verbinding over het Kanaal heen. Deze politieke vluchteling van de opstand van ’56 denkt dat hij zijn toenmalige vriend Péter had kunnen redden als hij een paar Russen had doodgeschoten. Maar hij kon het niet en kweekte daardoor een reus van een schuldcomplex. Wanneer hij door Albanese verzetsstrijders gevraagd wordt een pakketje naar Budapest te smokkelen, bestemd voor het Kosovaarse verzet, ziet hij een manier om Péter alsnog _ zij het symbolisch _ te redden.

Miller is een kei van een schrijver die bijzonder grappig en teder uit de hoek weet te komen. Heel mooi is bijvoorbeeld het bezoek dat Alice brengt aan haar ouderlijke huis. De jonge upstarts die er nu wonen hebben het totaal verbouwd en pas wanneer ze de wilg in de tuin ziet, volgt er een moment van herkenning. Maar toch is Oxygen niet geslaagd in zijn opzet. De cruciale gedachte van het boek is dat ieder mens op een bepaald moment wel in opstand komt tegen zijn lot. Je kunt niet voor eeuwig een slappeling zijn, zoals Làszlò het formuleert. Miller wou dit echter te veel aantonen, en overdaad schaadt.

De grote kanshebber volgens de bookmakers is Peter Carey met True History of the Kelly Gang. Carey, in ’88 al winnaar met Oscar and Lucinda, laat in dit boek Ned Kelly aan het woord, de negentiende-eeuwse Australische veedief, bankrover en volksheld die uitgroeide tot een soort lokale Robin Hood. De boeken van Peter Carey zijn altijd al zoektochten geweest naar de identiteit van de Australiërs, wat hen aan het land bindt en wat hen ervan vervreemdt, de wilde, soms angstaanjagende natuur en de bekrompen stad. Zo ook in deze roman. Ned Kelly werd in 1855 voor galg en rad geboren in een gezin van straatarme Ierse immigranten. Er was geen andere mogelijkheid dan dat hij in de misdaad zou belanden, zo doet hij ons zijn verhaal, met een kindertijd vol vechtpartijen en alcoholmisbruik en de politie die keer op keer partij trok voor de anderen. Wanneer zijn moeder valselijk beschuldigd en gearresteerd wordt, denkt hij alleen nog aan wraak en samen met zijn bende maakt hij het land onveilig. Op zijn vijfentwintigste wordt Ned opgehangen in de gevangenis van Melbourne.

Carey laat er geen twijfel over bestaan aan welke kant hij staat. Wat het boek echter tot een heel bijzondere leeservaring maakt, is de ruwe, authentieke stem die de schrijver zijn hoofdpersonage meegeeft. Ned Kelly doet zijn verhaal immers in een ongestudeerde, maar daardoor ook oprechte taal, ontdaan van opsmuk en leestekens. De eerste zin, en daarmee ook meteen de eerste paragraaf van het boek luidt bijvoorbeeld: ‘ I lost my own father at 12 yr. of age and know what it is to be raised on lies and silences my dear daughter you are presently too young to understand a word I write but this history is for you and will contain no single lie may I burn in Hell if I speak false.‘ Maar dit vormt meteen ook het grote probleem van deze roman: na verloop van tijd dreigt de gimmick zich tegen zichzelf te keren en verliest Neds taaltje zijn sprankelende originaliteit.

HALLUCINANTE LECTUUR

Dat deze Booker-jury, onder voorzitterschap van Thatchers minister van Onderwijs en bloemlezer Kenneth Baker en bestaande uit Daily Telegraph-boekenchef Kate Summerscale, literatuurprofessor Rory Watson en de schrijvers Philip Hensher en Michèle Roberts, gekozen heeft voor boeken die de grenzen van de romankunst aftasten, mag onder meer blijken uit de nominatie van Ali Smiths Hotel World. Deze Schotse schrijfster, met hetzelfde boek trouwens ook al genomineerd voor de Orange Prize eerder dit jaar, houdt er immers van in de hoofden van haar personages te kruipen en dat levert soms vrij hallucinante en vooral ook moeilijke lectuur op.

Hotel World begint met de dood van de 19 jaar oude Sara. Tijdens haar eerste werkdag in het luxueuze Global Hotel was ze voor de grap in een niet meer gebruikte etenslift gekropen. De kabel had het begeven en Sara was zes verdiepingen naar beneden gestort. Ieder deel van het boek is vanuit de geest van een ander personage geschreven en wat hen verbindt, is het hotel, en de rondspokende Sara natuurlijk. Zo maken we kennis met de dakloze Else, die zit te bedelen op de stoep voor het hotel en een kaper op de kust herkent in het jonge meisje dat net hetzelfde doet aan de overkant van de straat. Lise is dan weer de receptioniste die Else binnenroept uit de avondlijke vrieskou en haar een gratis kamer aanbiedt, wat uitloopt in een overstroomde badkamer en een schaamtelijk ontslag.

Smith weet zich bijzonder goed in te leven in de gedachten van haar personages, van de wat naïeve World on Sunday-journaliste Penny die in het begin niet doorheeft dat Else geen gerespecteerde gaste is van het hotel en een instructieve wandeling door de achterbuurten van Londen maakt met haar, tot de verwarde monoloog die Sara’s zusje Clare opdreunt, over hoe goed haar zusje kon zwemmen, de tijd die ze niet met elkaar doorbrachten en _ de onuitgesproken rode draad door haar stream of consciousness-verhaal _ hoezeer ze, nu het te laat is, beseft dat ze haar mist. Of dit boek echter een Booker kan winnen, is een andere vraag. Daarvoor is de taal wellicht te weinig beeldend en de vorm veel te experimenteel.

En dat is wat David Mitchell wellicht ook van de overwinning zal houden. Deze in Hiroshima lesgevende Engelsman laat in number9dream de Japanse Eiji Miyake op zoek gaan naar zijn vader in het hedendaagse Tokio. Dat we wel degelijk in het jaar 2001 zijn, is aanvankelijk moeilijk te geloven. Deuren gaan open nadat er een scan van de iris genomen is, vingerafdrukken gelden als handtekening en er wordt nogal wat met verschrikkelijk destructieve wapens over en weer geschoten. Of zoals Akiko Kato, de vrouw die meer informatie over Eiji’s vader zou kunnen verstrekken, het zegt: You never watchedBladerunner? Of hoorden we daar haar bioborg-kopie? Het boek stikt van de alternatieve versies van zichzelf en Eiji zit ze allemaal te verzinnen aan een cafétafeltje. Wellicht, zo krijg je na verloop van tijd als lezer de indruk, is dit boek dat het midden houdt tussen cyberpunk, stationsromannetje en klassieke detective zelfs niet meer dan een droom. Want waarom komt bijvoorbeeld John Lennon, schrijver van de song #9dream zo opeens door het plaatje lopen?

Mitchells roman overstelpt de lezer met informatie en geeft zo een schokkend, claustrofobisch beeld van Tokio, wellicht het echte hoofdpersonage van dit boek. Het is de stad van hotelcapsules, videogamehallen, roze seksbars en een almachtige Yakuza, de stad van ratten en kakkerlakken, en de stad ook van de pianiste met de mooiste hals die Eiji ooit heeft gezien. Opperste extase en gruwelijke pijn liggen hier niet ver van elkaar en alles houdt verband met alles. Als deze Booker-jury haar op de tanden heeft, geeft ze die £21.000 aan Mitchell, maar ik vrees dat hij met de troostprijs van £1.000 tevreden zal moeten zijn. De Booker gaat immers steeds naar goed in de markt liggende, vrij conventionele romans en de laatste van de genomineerden, Ian McEwan heeft er zo eentje geschreven.

REVANCHE VOOR MCEWAN

Drie jaar geleden won McEwan de Booker met het teleurstellende Amsterdam. Spijtig voor de schrijver en spijtig voor de Booker was de algemene repliek. Dit jaar neemt hij revanche met Atonement, een roman die unaniem als zijn beste boek wordt aangezien. In een extreem gedetailleerd, bijna maniëristische taal krijgen we het verhaal van Briony te horen. In de jaren dertig ziet dit 13-jarige meisje hoe haar zus Cecilia zich aan de rand van de fontein uitkleedt en onder de verbaasde blikken van de zoon van de poetsvrouw in het water springt. Even later komt ze weer tevoorschijn en wandelt ze naar het grote landhuis van haar ouders. De jongen, Robbie, is een soort aangenomen kind van de familie geworden. Hij heeft op kosten van Cecilia’s vader Engels mogen studeren en wil nu geneeskunde aanvatten. En hij is gek op Cecilia natuurlijk. Wanneer hij Briony vraagt een liefdesbrief aan haar oudere zus te geven, loopt alles fout. Robbie heeft namelijk het verkeerde blad papier in de envelop geschoven. Briony, die zich door het gebeurde gemachtigd voelt de brief te lezen, scheurt de envelop open en er valt een obsceen, pornografisch vodje papier uit. Briony overhandigt het aan Cecilia die het leest, rood kleurt en wonder boven wonder voor de avances van Robbie valt. Tijdens de daaropvolgende vrijscène in de bibliotheek stoot Briony onverwacht op het verliefde koppel. Alleen lijkt het haar geen liefde, maar wel geweld. Wanneer diezelfde avond in het park van het landhuis een op bezoek zijnd nichtje verkracht wordt en Briony iemand ziet wegvluchten, is haar oordeel meteen geveld. De snoodaard was Robbie. Einde van een veelbelovende carrière en liefde, want de jongeman vliegt de gevangenis in. Maar met de jaren gaat Briony haar fout inzien, alleen kan ze ze niet rechtzetten. Haar leven wordt daarop een lange boetedoening.

Maar Atonement is meer dan een pakkend verhaal over schuld en boete. De roman maakt ook een paar intrigerende opmerkingen over de schrijfkunst zelf. Zo is het boek, leren we op het einde, in feite van de hand van Briony en groeide het uit een Woolfiaans kortverhaal dat ze in het begin van haar loopbaan naar het literaire tijdschrift van Cyril Connolly stuurde. Deze criticus stuurde haar een uitgebreid antwoord _ wat hij in realiteit nooit gedaan zou hebben _ met daarin een heel aantal raadgevingen over stijl en meer doordeweekse zaken als een Ming-vaas die toch maar beter eentje van Sèvres zou kunnen zijn. In het boek, zo moet de lezer zich dan maar herinneren, zijn die fouten inderdaad verbeterd. Zo zit deze roman vol guitige doorkijkjes naar onder- of bovenliggende niveaus.

Dat Atonement de Booker krijgt, ligt na het lezen van de zes romans in feite voor de hand. Stilistisch steekt dit boek immers ver boven de concurrenten uit. Maar voor een jonge, onbesuisde hond als Mitchell zou die prijs wellicht meer betekenen. Op woensdag 17 oktober valt het doek en wordt de winnaar bekendgemaakt.

Marnix Verplancke

Peter Carey, True History of the Kelly Gang, Faber and Faber, Londen, 357 p., £9.99

Ian McEwan, Atonement, Jonathan Cape, Londen, 375 p., £16.99

Andrew Miller, Oxygen, Sceptre, Londen, 325 p., £14.99

David Mitchell, number9dream, Sceptre, Londen, 419 p., £10.00

Rachel Seiffert, The Dark Room, Heinemann, Londen, 391 p., £12.99

Rachel Seiffert, De donkere kamer, Arbeiderspers, Amsterdam, 264 p.

Ali Smith, Hotel World, Hamish Hamilton, Londen, 238 p., £10.99

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content