Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De crisiscoördinatie tussen het federale niveau en de provincies kan blijkbaar nog efficiënter.

Dirk Draulans

‘Wij zijn geen brandblussers’, stelt adviseur-generaal en directeur Jérôme Glorie van het Crisis- en Coördinatiecentrum van de Regering (CGCCR). ‘De actie zal grotendeels elders worden georganiseerd. Wij proberen wel een zo goed mogelijke coördinatie tussen de verschillende diensten te garanderen.’

Het soort ‘crisissen’ dat het CGCCR beheert, varieert enorm. Het centrum volgde zelfs de volksverhuizing naar de zonsverduistering van augustus 1999. De aanleiding tot zijn oprichting, in 1986, was een reeks incidenten zoals het Heizeldrama, de ramp met de gekapseisde Herald of Free Enterprise en de ontploffing in de kerncentrale van Tsjernobyl.

Politici stelden toen vast dat het land niet over een burgerlijke permanente bewakingsdienst beschikte, noch over een permanente infrastructuur voor crisisbeheer. Momenteel telt het centrum, dat van het ministerie van Binnenlandse Zaken afhangt, meer dan veertig medewerkers, waarvan er 26 ‘permanenties’ van 24 uur draaien.

Vorig jaar opereerde het CGCCR op volle toeren, met de invoering van de euro, het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie, de dreigende mond-en-klauwzeercrisis en uiteraard de weerslag van de terroristische aanslagen van 11 september als hoogtepunten. ‘Wij kweekten sterke automatismen in de activatie van ons systeem, maar uiteraard niet in wat we beslissen’, benadrukt Glorie. ‘Belangrijk in crisisbeheersing is dat alle geesten en alle deuren openblijven: de scenario’s moeten voortdurend bijgestuurd worden.’

Er worden constant lessen getrokken uit nieuwe ervaringen. Zo werden na 11 september de nucleaire noodplannen aangepast. De brandweer van Beveren, die problemen met de kerncentrale van Doel moet bestrijden, heeft meer middelen ter beschikking gekregen om zware kerosinebranden (zoals veroorzaakt door inslaande vliegtuigen) te blussen. De civiele bescherming paste de nucleaire noodplannen zo aan dat ze niet beperkt blijven tot de omgeving van kerncentrales. Het concept van de ‘vuile bom’ (een conventioneel explosief volgestouwd met radioactief materiaal) maakt dat er ook elders radioactieve vervuiling kan optreden.

‘Voor elke crisis zullen we in functie van de ernst een comité van coördinatie oprichten, dat wordt voorgezeten door een minister of zijn afgevaardigde’, legt Glorie uit. ‘Dat comité zal op basis van evaluaties door experts en van eventuele metingen een actieplan goedkeuren, dat in principe voor uitvoering naar de provincies gaat.’

De verantwoordelijkheden zijn echter niet altijd goed afgelijnd. Gouverneur Herman Balthazar van de provincie Oost-Vlaanderen vindt het niet opportuun dat de coördinatie van de activiteiten bij een crisis per definitie gebeurt door mensen die de situatie te velde niet kennen: ‘Het is natuurlijk logisch dat er een nationaal niveau van coördinatie is voor een grote ramp, maar ik vind dat er tot dusver te veel eenrichtingsverkeer is in de communicatie tussen het crisiscentrum en de lokale niveaus. Soms zien wij dat de activiteiten vlotter kunnen als ze anders zouden verlopen dan wat Brussel beslist. Ik ken alle zonechefs van politie, brandweer en rode kruis persoonlijk, wat voorkomt dat je in een soort bureaucratische waanzin vervalt.’

Balthazar wijst er, bijvoorbeeld, op dat een deel van de mensen die nodig zijn bij een ramp Vlaamse, en geen federale ambtenaren zijn. ‘Wij hebben ontzettend veel werk om dat federale en dat Vlaamse niveau efficiënt in elkaar te puzzelen. Het koninkrijk België is niet van die aard geweest dat er sterke federale structuren zijn uitgebouwd, en de federale administratie was nooit de meest dynamische. Een gouverneur speelt hier werkelijk een sleutelrol, omdat hij voor zowel de Vlaamse als de federale regering commissaris is.’

Concreet inzake de kerncentrale van Doel verwijst Balthazar naar het nucleair noodplan van Oost-Vlaanderen dat in april 2000 bij Koninklijk Besluit werd goedgekeurd voor een periode van vijf jaar. Op 23 november eerstkomend zal het voor de eerste keer in een simulatieoefening grondig worden getest. Bij het vrijkomen van radioactief materiaal zal de Oost-Vlaamse bevolking via de expressweg Antwerpen-Zelzate, die dan tot een eenrichtingsbaan richting kust omgevormd wordt, naar het provinciaal domein Puyenbroeck in Wachtebeke geëvacueerd worden.

Tot dusver werden oefeningen voor een nucleaire ramp rond Doel altijd zo geconcipieerd dat ze niet te ingewikkeld waren. De windrichting werd steevast zo gekozen dat Antwerpen en de haven niet bij de tests betrokken hoefden te worden. In ons land waait de wind evenwel meestal uit het westen, vanuit Doel richting Antwerpen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content