Eén miljoen kinderen zit sinds maandag weer op de schoolbanken. Wordt het een jaar vol onrust zoals de twee jongste schooljaren? Vakbondsman Romain Maes: ‘Geef me een minister met wie ik kan praten.’

Vlak voor het schooljaar maken de verschillende vakbonden en koepels hun plannen bekend. En iedereen is ontevreden. Overal komen de oude eisen opnieuw ter tafel. Leerkrachten die vroeger willen uitstappen, meer geld voor het onderwijs. Het oude liedje?

‘Maar met minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten (VLD) is ook niets veranderd’, zegt Romain Maes (55), algemeen secretaris van het Christelijk Onderwijzersverbond. Met 40.000 leden is dat COV de meest strijdbare onderwijsvakbond.

Wordt het opnieuw een actiejaar?

Romain Maes: Die stakingen van vorige schooljaren waren in de eerste plaats een signaal. In sommige media werden ze belachelijk gemaakt, maar niemand vertelde erbij dat onze leden die dag hun loon kwijtraakten. Ik ook, want ik ben onderwijzer.

Sinds Daniël Coens (CVP) in de jaren tachtig minister van Onderwijs was, horen we telkens dat ‘we’ iets gaan doen voor het basisonderwijs. Ondertussen is de wedde van kleuterleiders en onderwijzers opgetrokken, dat klopt. Maar de planlast, de paperassen zijn altijd maar toegenomen. Elke nieuwe minister wil het onderwijs hervormen. Elk jaar komen daar verschillende vernieuwingen en veranderingen bij.

Denk je dat onderwijzers graag staken? Geloof maar dat die ervoor zorgen dat die uren worden ingehaald. Want hun kinderen zijn het belangrijkste. We willen geen Waalse onderwijstoestanden.

U stelt wel de uitstap op 55 jaar opnieuw aan de orde.

Maes: We hebben die nieuwe regeling ook niet goedgekeurd. Lesgeven aan een basisschool, weet je wat dat wil zeggen? Die leerkracht vertrekt bij de start van het schooljaar met zijn hele klas en begint een berg te beklimmen. Die kinderen hangen aan zijn armen en handen en hij trekt ze omhoog. Omdat hij wil dat ze sámen de top bereiken. Allemaal. Maar als je die onderwijzer onderweg telkens opnieuw zwaarder belast, dan kan die niet meer omhoog. En de kinderen ook niet.

Ik vraag niet dat iedereen op 55 jaar opstapt. Maar wie óp is, moet eervol en zonder financieel verlies weg kunnen. Veel van onze mensen zijn op. Er is niets erger dan een leerkracht die voelt dat hij zijn taak niet meer aankan. Die voortdurend kritiek krijgt. Het gros van de onderwijzers wil het beste voor de kinderen. Dat lijkt een romantisch verhaal, maar het is de realiteit.

De vakbonden eisen dit jaar meer loon, minder planlast, betere werkomstandigheden. Ook al geen nieuwe eisen.

Maes: We willen eindelijk kleinere klassen, meer tijd voor de leerlingen. En zeker een vermindering van al die papieren planlast. Dat was ons beloofd, maar de laatste richtlijnen voegen daar gewoon nog een pak aan toe. Een nieuw systeem voor afwezigheid van leerlingen. Nog wat méér kruisjes zetten, nog wat méér formulieren invullen.

Het gelijkekansenbeleid waarbij moet worden nagegaan welke leerlingen welke extra zorgen nodig hebben: wéér meer papieren, wéér meer formulieren. Laat dergelijke grote onderzoeken toch doen door buitenstaanders. Wij hebben daar geen mensen voor.

En dan de autonomie van de school. Prachtig, maar dan niet alleen voor de werkgever, voor de organisatoren van scholen en de directeurs. De leerkracht moet een tegenwicht vormen. In ons systeem organiseer je dat via vakbonden. Maar het is veel leuker voor de minister om die geen inspraak te geven. Een niet-vakbondslid als vertegenwoordiger zorgt niet voor heibel. Die heeft immers geen informatie en vooral geen slagkracht.

Ik wil autonomie voor scholen om zich pedagogisch-didactisch uit te leven. Een onderwijzer die enthousiast lesgeeft, gaat los van de regels en leert de kinderen iets. Nu wil autonomie zeggen dat de scholen alle ellende zelf moeten oplossen met een beperkte financiële enveloppe. De minister grijpt ook niet in als sommige directeurs en koepels de paperasserij opdrijven, want er is zogezegd autonomie. Maar als het háár uitkomt, dan komen er wel extra regels.

Dat kon u toch kwijt op de rondetafelconferentie.

Maes: Ik droomde van een echt gesprek, waarin we als volwassen mensen zouden praten over de taak van het onderwijs. Waarin de vragen – wat willen we, wat kunnen we, wat vraagt de maatschappij? – centraal zouden staan. Pas als dáár een consensus over is, zouden we het over het kostenplaatje moeten hebben. Hoeveel geld heeft Vlaanderen over voor goed onderwijs?

Vijf procent van het bruto regionaal product.

Maes: Ik ben blij dat er geld bijkomt, maar het lijkt wel of we alleen maar over geld spreken. Meer geld leidt niet automatisch tot meer efficiëntie. Het waarborgt niet dat leerkrachten zich goed voelen.

Van een sereen debat is weinig overgebleven. Hoe kun je nog ernstig praten als er ondertussen een aantal zaken per decreet geregeld wordt? Als er geruzied wordt over vergrijzing van leerkrachten? Als het katholiek onderwijs elitarisme verweten wordt? Waarom zaten we te praten over een hertekenen van het onderwijslandschap als ondertussen het gemeentelijk onderwijs wordt onderuitgehaald omdat enkele burgemeesters vinden dat het te duur is? Als het buitengewoon onderwijs wordt aangepakt?

Ik wil een ander onderwijslandschap. Ik ben voorstander van twee initiatieven: een vrij en een officieel. Dat officiële initiatief is voor de basisscholen een zaak van de gemeenten. Ze worden bestuurd door verkozen mandatarissen en die staan dicht bij de burgers. De ervaring leert dat gemeentescholen goed functioneren, welke partij dat ook organiseert. Kinderen kunnen vlak bij hun huis naar een school waar iedereen terechtkan. Dat moet je koesteren.

Daarnaast is er het vrije initiatief dat levensbeschouwelijk onderwijs kan organiseren. Die scholen hebben een bepaalde manier van werken en die is duidelijk voor de mensen die daar hun kinderen naartoe sturen. Duidelijkheid is belangrijk.

Dat geeft overigens niet het recht elitescholen op te richten of scholen te sluiten voor migranten. Het geeft ons de plicht om de zorg voor de maatschappij mee te organiseren.

Die rondetafel is volgens u een gemiste kans. Is dat de schuld van de minister?

Maes: Wie debatten organiseert, bepaalt wie er aan tafel zit. Volgens mij is geprobeerd om onder meer het gewicht van de vakbonden af te zwakken. Het verloop werd te veel gestuurd en de verslagen waren – op zijn minst – gefilterd. Ik heb de indruk dat daar vooral in stond wat de minister aanstond. Hetzelfde geldt voor haar schoolbezoeken.

Natuurlijk zijn de vakbonden niet gelukkig met een minister die zelf gaat horen wat de leerkrachten vinden.

Maes: Dat is wel positief. Maar een minister mag geen beleid bouwen op indrukken. Minister Vanderpoorten loopt veel rond en zegt dat ze luistert naar de basis. Waarom neemt ze dan beslissingen over de hoofden heen? Zijn die schoolbezoeken een alibi om compleet haar zin te doen?

Waarom worden wij niet gehoord? Wij zijn dat fameuze middenveld en daar zijn we fier op. Wij willen een consensus met zoveel mogelijk mensen. Als je begint met de onderwijzers, directeurs, inspecteurs, leerlingen op te delen, tegen de vakbonden in die solidariteit vragen, dan roep je om moeilijkheden. Marleen Vanderpoorten is minister van Onderwijsconflicten.

Aan die conflicten hebben ook de vakbonden bijgedragen.

Maes: Dat vind ik grof. Lees eens in het regeerprogramma van ’99 wat er met het onderwijs ging gebeuren. Bepalen van de kerntaak. Minder planlast. Aandacht voor alle kinderen. Wat is daarvan verwezenlijkt? Veel aanzetten, maar geen oplossingen.

En drie procent meer loon voor iedereen.

Maes: Door die drie procent is de achterstand op de privésector niet groter geworden. Het verschil mag niet opnieuw toenemen. Hoe denk je dat onderwijzers zich voelen als ze horen hoeveel hun leeftijdgenoten elders verdienen?

Ik blijf gekant tegen een gedifferentieerde loonsverhoging. Je kunt geen school hebben waarin onderwijzers met twee snelheden verdienen. Meer geld voor extra diploma’s: ja. Maar verder? Uit alle studies blijkt dat geld maar even motiveert. Een minister zou maatregelen moeten treffen waardoor mensen opnieuw graag voor de klas staan. Dat kan: kleinere klassen, minder papier. En rust. Ons onderwijs verdient dit voortdurende wantrouwen en die conflicten niet. Er wordt hard gewerkt, maar we krijgen geen respect.

De christelijke onderwijsbonden werken weer samen, de ‘Guimardstraat’ wil meer werkings- en investeringsmiddelen. Een katholiek front tegen een liberale minister?

Maes: Ik ben blij dat de Christelijke Onderwijscentrale (COC – vakbond voor middelbaar en hoger onderwijs) en het COV weer gaan samenwerken. Ik hoop ook dat het ( socialistische) ACOD opnieuw bij ons komt. Bij verdeeldheid verliezen alle onderwijsmensen.

Maar dat heeft niets te maken met een katholiek front. Welke partij in de meerderheid of de minderheid zegt duidelijk: ‘Kinderen zijn belangrijk, daar moet je goede leerkrachten voor hebben. Wij hebben die, breng daar respect voor op’?

Deze minister verdedigt haar onderwijsmensen niet. Dat moet veranderen. En als ze dat niet doet, dan is haar plaats niet in deze regering. Ik wil altijd onderhandelen, maar geef me dan een minister met wie ik kan praten.

Patrick Martens Misjoe Verleyen

‘Een minister mag geen beleid bouwen op indrukken’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content