In Vilvoorde worden deze week de MIA’s uitgereikt, prijzen voor Belgische artiesten die zich het voorbije jaar volgens pers en publiek extra verdienstelijk hebben gemaakt. De Belgische popscene stelt het prima, maar dat was niet altijd zo. Een gesprek met de pioniers uit de jaren zestig en zeventig.

Néén, dames en heren, de vaderlandse rock is niet begonnen bij dEUS, zélfs niet bij TC Matic. Mensen met een geheugen herinneren zich misschien nog dat Burt Blanca, Jess & James en Ferre Grignard al tijdens de jaren zestig de podia bestegen. Nog populairder waren de Antwerpse Pebbles, aangevoerd door Fred Bekky en Bob Baelemans, het Brusselse Wallace Collection, waarvan Sylvain Vanholme verreweg het bekendste lid was, en het Aalsterse Irish Coffee. William Souffreau, frontman van de laatstgenoemde hardrockband, wil trouwens van geen ophouden weten. Hij treedt nog altijd solo op en nam in 2008 een cd op met The Moonlovers.

De protagonisten van toen zijn nu allemaal een eind in de zestig, maar ooit waagden ze zich op een terrein waar hen in Vlaanderen niemand was voorgegaan. We brachten hen samen in een Antwerps café voor een gesprek over de periode toen de Belgische popmuziek nog moest worden uitgevonden.

Jullie zijn vast allemaal begonnen in covergroepjes.

WILLIAM SOUFFREAU: Ik leerde de stiel in balorkestjes, onder meer bij Rocco Granata.

FRED BEKKY: Halverwege de sixties kwamen de populairste popgroepen uit het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten, maar die traden nooit op in ons land. Wij dienden dus als surrogaat. We stonden vijf à zes uur per avond op het podium. De hits van The Rolling Stones en The Easybeats speelden we zo getrouw na dat je ze amper van de originelen kon onderscheiden.

Als je zoveel bekende nummers speelt, krijg je gauw inzicht in hoe ze zijn opgebouwd. Een prima leerschool?

BEKKY: Zeker. Maar als je daarna met een eigen repertoire begint, is het moeilijk om je eigen stem te vinden omdat je al zoveel stijlen hebt gespeeld. Een individuele stijl ontstaat vaak door een gebrek aan kennis of vaardigheid. Er waren destijds wel meer bandjes die de top tien naspeelden. Alleen, bij hen herkende je amper het origineel. ‘Wij doen het op ónze manier’, riepen ze dan. Pfft. Een argument om te verbergen dat ze niet de techniek in huis hadden om die liedjes te spelen zoals het hoorde.

Vandaag hebben zalen goede PA’s en geluidstechnici. Dat was in de gloriejaren van The Pebbles en Wallace Collection wel anders.

BEKKY: Maar of het nu ook beter is? Onlangs werden we door de VRT uitgenodigd in De Eregalerij. Ik had voordien de klankman gebrieft, en tijdens de generale repetitie klonk alles perfect. Maar ’s avonds, voor een volle zaal, liep alles in het honderd. Zoveel amateurisme jaagt me echt de gordijnen in. Tijdens Golden Years in het Sportpaleis was het ook al van dat. Liveshows, ik heb er onderhand mijn buik van vol.

Weet je, de geluidsapparatuur mag er dan op vooruit zijn gegaan, ze dient alleen nog om het publiek omver te blazen. Waarom moet het allemaal zo luid? Geen wonder dat zoveel muzikanten en geluidstechnici dezer dagen potdoof zijn. In 1967 speelden we in Parijs in het voorprogramma van Jimi Hendrix. Die gebruikte ook een muur van Marshallversterkers en tijdens de soundcheck bezorgde hij de poetsploeg van de Olympia bijna een hartaanval. Maar ík genoot, want wat hij deed klonk nog altijd als muziek. Vandaag is alles lawaai geworden.

Werden jullie tijdens de jaren zestig als popmuzikanten ernstig genomen?

BEKKY: Oh, dat hield ons niet bezig. We waren sowieso buitenbeentjes: ik reed rond in een Mercedes, droeg een roze jasje met bloemetjesmotief en al de rest kon me gestolen worden. Toen we geld begonnen te verdienen, vroeg mijn belastingcontroleur me wél wat ik deed voor de kost. Popmuzikant? De mensen begrepen dat niet. Het was geen beroep.

SYLVAIN VANHOLME: In die dagen keek vooral de oudere generatie muzikanten op ons neer. Mensen als Freddy Sunder beschouwden ons als quantité négligeable, want wat wij speelden was geen variété en geen jazz. Toen die kerels merkten dat onze muziek almaar populairder werd, lieten ze duidelijk merken dat die ontwikkeling hen niet zinde. Ze voelden zich buitengesloten.

Op zekere dag begonnen jullie eigen nummers te schrijven. Om jullie te meten met de groten uit het buitenland?

BEKKY: Helemaal niet, we vonden het juist leuk om covers te spelen. Alleen, zonder eigen songs kon je geen platen opnemen.

VANHOLME: Ik weet niet meer hoe ambitieus we juist waren, maar het gaf ons tenminste een doel.

SOUFFREAU: Ik schreef al een tijdje, maar dan alleen voor mezelf. Bij Irish Coffee begon het pas te kriebelen toen er een elpee van ons werd verwacht. Voordien speelden we nauwelijks eigen werk.

BEKKY: Wij hadden al heel vroeg sin-gles uit, maar die speelden we nooit op het podium. Niemand kende ze, want ze werden niet op de radio gedraaid. Tot mensen als Mike Verdrengh programma’s begonnen te maken die wat meer pop minded waren. Zodra we airplay kregen, stonden we binnen de kortste keren op nummer één.

VANHOLME: De singles van Wallace Collection werden verstuurd vanuit Londen. Ze werden grijsgedraaid omdat alle dj’s dachten dat we Britten waren.

Zowel The Pebbles als Wallace Collection werden vroeg in hun carrière naar befaamde Londense opnamestudio’s gestuurd. Waren platenbonzen toen sneller bereid in Belgische bands te investeren?

BEKKY: In die tijd had je in Vlaanderen nauwelijks opnamefaciliteiten, laat staan degelijke vinylperserijen. Onze eerste single blikten we in met Norman Petty, de producer van Buddy Holly, en die stuurde ons achteraf een Amerikaanse persing van het plaatje op. Ze klonk twee keer luider en dynamischer dan de versie die bij ons in de winkel lag. Een Belgische groep die werd gedraaid tussen The Beatles en The Stones klonk zo mak als een lammetje. Dat was natuurlijk een handicap: om een hit te scoren moest je er net uitspringen op de radio.

VANHOLME: Toen Wallace Collection een auditie hield voor vier verschillende producers spraken we onderling af dat we maar in zee zouden gaan met degene die bereid was ons in het Verenigd Koninkrijk te laten opnemen. Nooit gedacht dat het ons zou lukken, maar zo is het gegaan. In België was het amateurisme troef: wat hier gemaakt werd, klonk voor geen meter.

BOB BAELEMANS: Wie professioneel wilde meedraaien, moest wel naar Londen in die dagen. Maar alles hing af van de kansen die je kreeg. Als muzikanten hadden we nog alles te leren over de business. Ons lot lag dus in handen van mensen die er meer verstand van hadden dan wij.

Een voor een sloten jullie buitenlandse platendeals: Wallace Collection met EMI Londen, The Pebbles met Barclay in Fran-krijk en daarna met United Artists in het Verenigd Koninkrijk. De debuutelpee van Irish Coffee kwam er dan weer op initiatief van het Amerikaanse Parrot Records.

BEKKY: Eddie Barclay gaf ons een contract nadat we onze nummers live hadden gespeeld in zijn bureau. Achteraf hadden we daar wel spijt van, want in België werden we als een Frans product beschouwd en muziekuitgevers maakten misbruik van die situatie. Zodra je plaat in het buitenland uitkwam, halveerden ze je rechten. Was de industrie in handen van charlatans? Dat is veel gezegd. Maar die kerels wisten wel hoe ze zoveel mogelijk poen konden pakken. En ja, er werd misbruik gemaakt van de onwetendheid van de muzikant, maar dat is vandaag niet anders. Oplichterij is van alle tijden. Artiesten zijn een makkelijke prooi, hè? Die willen alleen maar muziek maken en verder met rust worden gelaten.

Bands waren vroeger vaak de speelbal van hun manager. Irish Coffee heette eigenlijk The Voodoos, tot jullie manager stiekem de naam veranderde. Toen jullie een elpee mochten maken, moest hij in vier dagen klaar zijn en moesten jullie de helft van het materiaal ter plekke verzinnen. Onvoorstelbaar toch?

SOUFFREAU: En tóch waren we in de zevende hemel, blij dat iemand met ons een plaat wilde maken. Wij gingen ervoor, zonder nadenken.

VANHOLME: We voelden ons de koning te rijk omdat we een échte studio in mochten. Maar toen Daydream een hit werd, kregen we wel een hels tourschema opgelegd. De ene dag Nice, de volgende Scheveningen… Als je dagelijks 1500 kilo-meter moet afleggen in een krappe bestelwagen, is de lol er gauw af. Op een bepaald moment beslisten we: dit pikken we niet langer. Toen ontplofte de boel natuurlijk.

BEKKY: Niemand had oog voor het comfort van de muzikant. Een boekingsagent verdiende meer naarmate zijn artiesten vaker optraden, en dus werden groepen uitgeperst als citroenen. Geen wonder dat sommige van de weeromstuit hotelkamers gingen afbreken.

In het Verenigd Koninkrijk en Nederland speelden de piratenzenders een cruciale rol. Vlaanderen was voor popmuzikanten een woestijn.

BAELEMANS: In Spanje hebben The Pebbles wél hits gehad. We gingen er elke winter spelen. Maar toen we naar Amsterdam vlogen om Seven Horses in the Sky voor te stellen aan de baas van Phonogram, was zijn reactie kort en duidelijk: ‘Niet geschikt voor de Nederlandse markt.’ In het noorden moesten ze ons niet, omdat we uit Vlaanderen kwamen.

BEKKY: Weet je nog, toen we met Trinity een hit hadden met 002.345.709 en we in AVRO’s Toppop waren uitgenodigd? Ons nummer klonk vrij Amerikaans en dus spraken we Engels. Tot ze ons in de kleedkamers tegen elkaar in het Antwerps bezig hoorden. ‘Oh, zijn jullie geen Amerikanen dan?’ Het liefst hadden ze er ons meteen uitgeflikkerd, maar het was te laat: we stonden al op nummer 4. Zo ging dat toen.

Bij ons waren er weinig promotiekanalen: een muziekpers bestond niet en op de radio had je maximaal vier popprogramma’s per week. Vandaag draaien Radio 1 en Studio Brussel gemiddeld 20 procent Belgische muziek. Die steun hadden jullie niet.

BEKKY: Ach, Vlaanderen is voor alles te klein. Artiesten van eigen bodem hebben hier nooit veel kansen gekregen. Nederland is niet veel groter, maar daar wisten ze hun muziek wel altijd te exporteren.

BAELEMANS: Met meer airplay hadden we zeker meer hits gehad. Anderzijds waren we van nature niet geneigd concessies te doen. We luisterden niet naar de middle of the road-hits van het moment. Achteraf gezien was het wellicht beter geweest mocht iemand ons de raad hebben gegeven wat commerciëler te zijn.

VANHOLME: Wij werden vanuit Londen wel een duidelijke richting uitgestuurd, hoor. Na het succes van Daydream eiste EMI dat de volgende single een doorslagje van dat nummer zou worden. In iets anders waren ze niet geïnteresseerd.

SOUFFREAU: Bij ons heerste pure anarchie. We roeiden tegen de stroom in en deden altijd onze zin. Maar we moesten er wel een job bij nemen om te kunnen overleven.

Zijn jullie ooit flagrant bedrogen?

VANHOLME: In Londen werden ons busje en ons materiaal tot twee keer toe gestolen. Onze manager had daar geen verzekering voor afgesloten. We waren in de running voor een optreden op het Isle of Wightfestival, maar dat konden we nu wel schudden. We werden meteen op tournee gestuurd om de apparatuur, die nog niet eens afbetaald was, terug te verdienen.

BAELEMANS: Uit onze kleedkamer in Parijs werden twee gitaren en al ons geld gepikt. En dan waren er nog die optredens in Bastenaken, drie na elkaar. De organisatoren besloten dat we pas na de derde avond betaald zouden worden. Toen we onze gage wilden ophalen, stuurden ze een kleerkast van een vent op ons af, die duidelijk maakte dat we naar onze centen konden fluiten. Tja, wat doe je dan? Inpakken en wegwezen. Zoiets is ons gelukkig maar een paar keer overkomen.

VANHOLME: Managers kwamen destijds niet uit hun stoel, hè. Ze deden een paar telefoontjes vanachter hun bureau, en voor de rest moest je je maar zien te redden.

BEKKY: Als muzikant was je vogelvrij. In muziekblaadjes lazen we altijd over de miljoenencontracten die Amerikaanse artiesten bij grote platenfirma’s tekenden. Daar konden wij ons niets bij voorstellen. Wij hadden amper geld voor benzine om van het ene optreden naar het andere te rijden.

Jullie carrières zijn een opsomming van gemiste kansen en onvervuld potentieel. The Pebbles kregen destijds het aanbod van The Beatles om toe te treden tot hun Applelabel, maar Barclay eiste zoveel geld voor de transfer dat de deal nooit doorging.

BAELEMANS: Pech. Al hoeven we daar, zoveel jaren later, niet meer over te zeuren.

SOUFFREAU: Wij hebben ook zoiets meegemaakt. Toen de elpee van Irish Coffee klaar was, bleek het Amerikaanse label dat hem zou uitbrengen plots failliet te zijn.

BEKKY: Ons verhaal had er helemaal anders kunnen uitzien bij Apple, zoveel is zeker. In onze sector moet je een flinke dosis geluk hebben, maar soms zit alles tegen. Met Trinity hadden we in 1976 een Beneluxhit met 002.345.709 en ook in Frankrijk lagen al tien tv-optredens vast. Net toen we op het punt stonden te vertrekken, werd er een protectionistische wet van kracht die voorschreef dat de media voortaan voorrang moesten geven aan eigen producties. Gevolg: al onze afspraken vervielen. Een andere single van Trinity zou door Radio Veronica tot ‘alarmschijf’ worden gebombardeerd, maar net die week stierf Elvis. Tja.

Volgen jullie nog wat er vandaag op muzikaal vlak gebeurt?

BEKKY: Ik doe er geen moeite meer voor. Maar komt er toevallig iets voorbij op tv, dan blijf ik wel hangen.

VANHOLME: Ik kijk vaak naar Jools Holland, omdat muzikanten er verplicht zijn live te spelen. Die kant van het verhaal raakt me nog altijd. Maar ook bij ons is er veel jong talent. Absynthe Minded vind ik bijvoorbeeld erg goed.

BEKKY: En Eva De Roovere. Dat is pure pop.

Waar zijn jullie als muzikanten het meest trots op?

BAELEMANS: Op zowat alles wat we hebben gedaan.

VANHOLME: Toen EMI ons uitnodigde om in Abbey Road (de studio’s van The Beatles, nvdr) op te nemen, was dat een sleutelmoment. Wallace Collection was een internationale prioriteit. We werden op tournee gestuurd naar Brazilië, Griekenland, Tsjechoslowakije… Allemaal behoorlijk spannend. In die periode hebben we veel plezier gehad. En voor de rest kreeg ik altijd een warm gevoel als ik voelde dat we goed hadden gespeeld en merkte dat het overkwam.

SOUFFREAU: Toen we in 2004 een reünieplaat maakten met Irish Coffee, werden we door de Duitse televisie uitgenodigd voor een liveoptreden in Rockpalast. De show werd gefilmd met negen camera’s en kwam zelfs uit op dvd. Blij dat ik zoiets, dertig jaar na datum, nog mocht meemaken.

Vandaag hebben we een muziekdecreet, een muzikantenstatuut, een geolied clubcircuit, radiostations die Belgische artiesten steunen, organisaties als Poppunt en Muziekcentrum Vlaanderen… Zijn jullie dertig jaar te vroeg geboren?

SOUFFREAU: Ach, je kunt de klok niet terugdraaien. In de sportwereld zie je dezelfde evolutie. We hebben veel goede voetballers en wielrenners gehad die nauwelijks wat verdiend hebben.

BAELEMANS: Ik heb nergens spijt van, zeker wanneer ik hoor hoe zuur en misnoegd sommige hedendaagse muzikanten zijn. Wij waren avonturiers, hé? En we hebben ons twintig jaar goed geamuseerd. Dat volstaat.

DE UITREIKING VAN DE MUSIC INDUSTRY AWARDS (MIA’S) IS OP VRIJDAG 8 JANUARI (20.40 UUR) LIVE TE VOLGEN OP ééN.

DOOR DIRK STEENHAUT/foto’s dimitri van zeebroeck

‘Toen we geld begonnen te verdienen, vroeg mijn belastingcontroleur wat ik deed voor de kost. Popmuzikant? Dat was geen beroep.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content