Tiger Woods is in de laatste rechte lijn naar het onbereikbaar gewaande record van Jack Nicklaus: 18 majors. Woods is na vorig jaar aan 13, en is in bloedvorm. Dit weekend: de Masters. Voor 14?

De golfliefhebbers onder u kennen vast Kelly Tilghman, de wat ondeugend kijkende presentatrice van Golf Channel, zeg maar de Vitaya voor mensen zonder emotionele problemen. Kelly was zelf een paar jaar profspeelster, en werd daarna de eerste vrouwelijke voltijdse commentator in de mannencompetitie van de Professional Golfers Association, de PGA. Aan dat ‘voltijds’ kwam begin dit jaar een einde toen Kelly twee weken werd geschorst wegens een racistische uitlating over Tiger Woods.

Dat klinkt raar, want niet alleen is Kelly goed bevriend met Woods, een man die werkelijk alle geluk heeft in het leven, maar bovendien kunnen we haar ongetwijfeld van vele zonden betichten maar niet van racisme. Kelly becommentarieert de grote wedstrijden samen met Nick Faldo, Engelands beste golfer van de laatste dertig jaar. In een badinerend praatje tijdens de Mercedes Open had ze een gouden tip voor anderen die ook eens een toernooi wensten te winnen: Woods lynchen in een achterafsteegje.

Van soortgelijke boutades wemelt het in de sport. De Amerikaanse tennister Andrea Jaeger heeft eens gezegd: ‘Er is maar één manier om Martina Navratilova te stoppen: op de speelstersparking over haar voeten rijden.’ Daar kon iedereen smakelijk om lachen, maar zo gemakkelijk kwam Kelly Tilghman niet weg. Mensenrechtenactivisten, zwarte dominees, de onuitroeibare commentaarschrijvers in de pers… allemaal tuimelden ze over elkaar heen om hun verontwaardiging uit te schreeuwen. Het grapje riep niet alleen op tot geweld, maar gaf ook blijk van een aangeboren minachting voor het zwarte ras, omdat lynchen een techniek is die in Amerika vooral tegen zwarte mensen succesvol is toegepast. Niemand kon trouwens bevestigen of dit gebruik in de zuidelijke staten al wel officieel verboden was.

Woods zelf liet weten dat hij niet zwaar tilde aan de boutade, maar niettemin besloot de directie van Golf Channel om Tilghman twee weken te schorsen. Het is opletten in Amerika met kwinkslagen over zwarte sporters. Toen Woods op zijn 21e voor het eerst de Masters op zijn naam had geschreven, veroorzaakte Fuzzy Zoeller een gigantische rel door langs zijn neus weg op te merken: ‘Hopelijk wint die kerel hier niet elk jaar, of we eten iedere keer kip met groene kool. Of wat die lui ook serveren.’

Op de Masters is het een traditie dat de winnaar het menu voor het banket samenstelt. Ook over de sneer van Zoeller, zelf ex-Masterswinnaar en bekend om zijn plaagstoten aan collega’s, maakte Woods geen problemen, maar in de golfwereld, waar rassendiscriminatie zo lang zo welig had getierd, dachten velen daar anders over. In enkele dagen tijd verloor Zoeller zijn belangrijkste sponsors. Men kan zich niet inbeelden wat er zou gebeuren mocht de Amerikaanse sportwereld geconfronteerd worden met Johan Vermeersch.

JOE LOUIS BAANT HET PAD

Grappen over Japanners kunnen wel. Graag zelfs. In de biografie van Sam Snead, die in de bibliotheek van geen enkele golf-adept mag ontbreken, staat volgende vermakelijke anekdote: ‘Op een dag moest ik samen met Ed Furgol een demonstratietoernooi spelen in Tokio. We kregen elk een plaatselijke caddie toegewezen: twee Japannertjes die halfweg al bezweken onder het gewicht van onze tassen. Ed en ik hebben dan onze clubs achtergelaten, die twee Japanners in de tas gestoken, en die vervolgens zelf naar het clubhouse gedragen.’

Ed Furgol won één keer de US Open, maar was verder de Poulidor van het golf: doorgaans tweede, en als er onheil uit de lucht viel, was het steeds op zijn hoofd. Volgens Snead had Ed hem tijdens die Japanse trip toevertrouwd: ‘De dag dat ik een begraafplaats open, stoppen de mensen met sterven.’

Met Japanners lachen mag dus, met Mexicanen zeker, maar met zwarte golfers is voorzichtigheid geboden. Terecht, in een sport waarin zwarten lang geen voet aan de grond kregen, niet eens als caddie. Zwarten hadden hun eigen toernooien, op de publieke golfterreinen, maar in de Country Clubs waren ze niet welkom. En golf in Amerika is onlosmakelijk verbonden met de Country Clubs, waar blanken bijeenkomen om te eten, te drinken, te zeuren, en af en toe een partijtje tennis of golf te spelen.

Voor het doorbreken van die apartheid is de Richmond Open van 1948 een eerste referentiepunt. Twee zwarte profs, Bill Spiller en Ted Rhodes, werden toen geweigerd vanwege hun huidskleur, hoewel ze beiden voordien in de eerste zestig van de Los Angeles Open waren geëindigd, wat hen reglementair het recht gaf om deel te nemen aan het toernooi van Richmond. Dat werd georganiseerd in samenwerking met de PGA of America, een groepering van professionele golfspelers, niet te verwarren met de huidige PGA.

Omdat Rhodes en Spiller geen lid waren van die PGA of America, werd hen de toegang tot de Richmond Open ontzegd. En het lidmaatschap van de PGA of America werd hen ontzegd omdat dat was ‘voorbehouden aan Kaukasiërs’, Amerikaanse terminologie voor ‘blanken’. ‘Voorbehouden aan Kaukasiërs’ was in de filosofie van de gemiddelde redneck niet hetzelfde als ‘geweigerd aan zwarten’. De Los Angeles Open had géén contract met die PGA of America, vandaar dat bij hen zwarten wél mochten spelen.

Ted Rhodes had geen zin om zich tegen de uitsluiting te verzetten, maar Spiller was minder meegaand. In diezelfde periode kende de Amerikaanse Major League Baseball zijn eerste zwarte sterspeler met Jackie Robinson, die bij de Brooklyn Dodgers de ‘ color barrier‘ doorbrak, en Spiller nam zich voor hetzelfde te doen in het golf. Hij nam Jonathan Rowell in de arm, een gereputeerde blanke advocaat, de Hans Rieder van die tijd.

Dat hebben ze in de Richmond Country Club geweten. Rowell daagde hen voor de rechtbank omdat zijn cliënt verhinderd werd zijn beroep uit te oefenen, en eiste vierhonderdduizend dollar schadevergoeding. Dat mag je nu maal twintig vermenigvuldigen. Kort voor het proces zou plaatsvinden, sloot hij een akkoord met de tegenpartij: hij liet de schadeclaim vallen, en de PGA of America zou zwarte spelers niet langer uitsluiten. Een belofte die werd omzeild door van toernooien ‘Invitationals’ te maken, waar de sponsors de deelnemers ‘uitnodigden’. Juridisch gesproken werden de zwarten nu niet langer uitgesloten, ze werden niet uitgenodigd.

De echte doorbraak kwam er vier jaar later, in 1952, toen de sponsors van de San Diego Open het goede idee kregen om voormalig wereldkampioen zwaargewichtboksen Joe Louis als extra attractie in hun toernooi te laten uitkomen. Joe had na zijn nederlaag tegen Rocky Marciano zijn bokscarrière stopgezet, maar bleek op de golfbaan te beschikken over een even goede swing als in de ring. Op zijn verzoek mochten Spiller en de zwarte belofte Eural Clark hun kans wagen in de kwalificaties. Spiller plaatste zich moeiteloos voor de eindtabel. Maar opnieuw greep de PGA of America in op basis van de ‘Kaukasiërsclausule’, en weigerde niet alleen Bill Spiller maar ook Joe Louis! En dat was een stap te ver.

Louis had zich als bokser, op bevel van zijn managers, discreet gehouden in discussies over rassengelijkheid, maar na de botte behandeling in San Diego schakelde hij bevriende journalisten in, en in geen tijd woedde er over deze zaak een felle controverse in heel Amerika. Louis noemde Horton Smith, de eerste winnaar van de Masters en in 1952 voorzitter van de PGA of America, ‘een nieuwe Hitler’. De opvliegende Horton zou een ander die zoiets beweerde op zijn neus hebben geslagen, maar om begrijpelijke redenen niet Joe Louis.

Druk overleg heen en weer leidde er uiteindelijk toe dat Louis, als amateur, wel mocht spelen, maar Spiller, als prof, niet. Onder druk van de landelijke media moest de PGA of America nadien wel zwichten: ze zou zich niet meer verzetten tegen zwarte spelers die door de sponsors of de organiserende clubs waren geïnviteerd.

Een week later al stonden Spiller, Rhodes, Clark, en de jonge Charlie Sifford aan de tee van de Phoenix Open. Op eis van de blanke spelers werden de zwarten daar wel aan elkaar gekoppeld, zodat er geen gemengde paren op de baan stonden. De zwarten moesten ook ’s morgens vroeg beginnen, toen er nauwelijks toeschouwers waren. Nadat Sifford met een birdie knap de eerste hole had afgewerkt en zijn bal uit de cup ging vissen, zag hij tot zijn afgrijzen dat daar een hoop uitwerpselen in lag.

Na Phoenix kregen Spiller en Sifford vaker invitaties, maar ook niet te veel. Golfchroniqueur Dan Gleason schreef in een van zijn boeken: ‘Charlie Sifford zag je nooit zonder sigaar in zijn mond, maar altijd slechts een klein stompje. Een gevolg van de vele deuren die ze op zijn neus hadden dichtgeslagen.’

Het definitieve keerpunt kwam er pas in 1961, toen Bill Spiller de openbare aanklager van Californië, Stanley Mosk, overtuigde om langs gerechtelijke weg de PGA of America te verplichten eindelijk die ‘voorbehouden voor Kaukasiërs’ uit hun reglement te schrappen. Drie jaar later won Pete Brown als eerste zwarte een PGA-toernooi: de Waco Turner Open in Oklahoma. Pete heette Brown maar was black, velen hadden het toch liever andersom gezien.

WOODY-WOODS

Het is mede aan pioniers als Bill Spiller dat Tiger Woods zijn carrière dankt. En die carrière loopt weer als een trein. Nochtans kwam Woods vorig seizoen traag op dreef. Zach Johnson, die nog nooit van zichzelf had gehoord, won de Masters. Woods tweede.

Angel Cabrera, de Argentijn die vanwege zijn elegante manier van stappen ‘The Duck’ wordt genoemd en tegen Trijntje noch Wijntje ooit nee heeft gezegd, won de US Open. Woods weer tweede. Sprak na afloop: ‘Ik zal mij moeten herpakken op de British Open.’

Een beginnersfout, want die druk moet je jezelf niet opleggen als gespeeld wordt op Carnoustie, de gevreesde baan in Schotland waar de Fransman Jean Van de Velde in 1999 een zekere zege verbraste toen op de laatste hole zijn bal in het riviertje Barry Burn terechtkwam. De foto’s van Jean, die met opgerolde broekspijpen in het water ging staan om de bal vanaf een zandbankje toch nog zonder strafstroke weg te slaan, behoren tot het werelderfgoed van het golf.

Vorig jaar was de overwinning voor de Ier Padraig Harrington, die op de laatste hole zijn bal op precies dezelfde plek in het water zag belanden als Van de Velde acht jaar eerder. Niet te geloven. En nadat hij wél voor een dropshot had gekozen, viel de bal wat verderop een tweede keer in de Barry Burn, die zich krinkelend en winkelend door het parcours van Carnoustie slingert. Harrington had meer geluk dan Van de Velde: hij won alsnog de play-off. Woods was twaalfde.

Geen major voor Woods? Dat zou dan de eerste keer in vier jaar zijn geweest. Maar toen kwam de vierde en laatste: de US PGA op de Southern Hills Country Club van Tulsa in Oklahoma. Woods nestelde zich na de tweede dag al comfortabel aan de leiding en bleef daar ook. Al werd hij in de slotronde nog bijna ingehaald door Woody Austin, 43 op de kalender en 75 op de wereldranglijst. ‘Woody-Woods’, de koppenmakers van de grote Amerikaanse kranten konden hun werkdag vroeg afsluiten. Met ‘Lucky 13’ voor het kaderstuk. Tiger pakte in Tulsa zijn dertiende major.

Dat het onbereikbaar geachte record van Jack Nicklaus, achttien majors, in gevaar was, heeft voor het eerst in Knack gestaan in 1999. Toen al werd de lezer van dit lichtjes visionaire magazine (zie ook ‘Van de redactie’) erop gewezen dat vader Earl Woods de kinderkamer van de kleine Tiger had behangen met de achttien toppers van Nicklaus: jaartal, plaats, en score. Voor hij goed en wel kon lezen, kende Tiger die lijst van buiten.

In plaats van bij het slapengaan zoete dromen te worden gewekt met verhalen over gewillige meisjes als Roodkapje, Sneeuwwitje, of Hilde Vautmans, dreunde pa Woods avond na avond hetzelfde refrein af: ‘1962, US Open, Oakmont, 283. 1963, PGA, Dallas, 279. 1963, Masters, Augusta, 286. 1965, Masters, Augusta, 271. 1966, British Open, Muirfield, 282…’ En zo verder. Elke avond opnieuw, tot Tiger het zelf kon. Hij is nu aan de laatste rol behangpapier begonnen.

Een maand na zijn dertiende majorzege, won Woods de Western Open, en tilde met de winnaarscheque het totale prijzengeld van zijn hele carrière over de kaap van de 75 miljoen dollar. Voor Woods is prijzengeld peanuts, schenkt hij weg aan zijn Tiger Woods Foundation. Een week later won hij in Atlanta The Tour Championship, weer 1,3 miljoen dollar en daarbovenop de waanzinnige bonus van 10 miljoen dollar voor de splinternieuwe FedEx-trofee van ‘PGA-speler van het jaar’. Die wordt niet rechtstreeks uitbetaald, maar komt op een pensioenrekening terecht. Daarmee zit er in het pensioenfonds van Tiger Woods meteen meer geld dan in het Zilverfonds van Johan Vande Lanotte.

HET IS VOOR DIT JAAR

Voor Woods staat alles dit jaar in het teken van de majors. Hij wil als eerste realiseren wat niemand tot nu toe kon: ze alle vier in één seizoen winnen. Ben Hogan kwam in 1953 aan drie, maar aan de vierde, de US PGA, kon hij niet deelnemen omdat die op de kalender ongelukkig genoeg vier dagen na de British Open geprogrammeerd stond, en hij niet tijdig terug in Amerika raakte.

Slechts vijf golfers hebben een Career Grand Slam op hun naam: Jack Nicklaus, Tiger Woods, Gene Sarazen, Ben Hogan en Gary Player. Hun namen worden niet dan met eerbied en deemoed uitgesproken. Nicklaus heeft alle majors minstens drie keer gewonnen, Woods minstens twee keer.

Woods heeft ze al wel alle vier op een rij gewonnen, dat is ook uniek, maar niet in één en hetzelfde seizoen. Die stunt der stunts is voor dit jaar gepland: de Tiger Slam, de hele Amerikaanse golfwereld spreekt sinds september vorig jaar over niets anders.

En Tiger is in bloedvorm: sinds februari vijf toernooien gespeeld, vier gewonnen. Eerst de Buick Invitational op Torrey Pines in San Diego, ingeplant op een rotsplateau aan de rand van de Pacific Ocean. Daarna in de woestijn van Dubai de Desert Classic, die niet tot de PGA maar tot de Europese Tour behoort. In de slotronde maakte Woods een achterstand van vier strokes goed op de Zuid-Afrikaan Ernie Els, voor de zoveelste keer tweede achter Tiger. Wat Ernie vermoeid deed zuchten: ‘Waarom moet ik altijd het slachtoffer zijn?’

Dan het World Match Play Championship in Arizona. In de finale Stewart Cink afgedroogd en weer 1,3 miljoen dollar bij in zijn goedgevulde zak. Een aangeslagen Cink vertelde aan de enige verslaggever die aandacht aan hem besteedde: ‘Ik stel voor dat we die Woods een keer opensnijden om te zien wat daar allemaal in zit dat bij ons ontbreekt.’

De Arnold Palmer Classic op Bay Hill in Florida was de volgende afspraak. Winst zou aansluitend op het einde van vorig seizoen zijn vijfde PGA-zege op rij zijn, zodat een van de meest waanzinnige records uit het golf en wellicht uit de hele sport opnieuw aan de einder opdaagde: de elf opeenvolgende PGA-overwinningen van Byron Nelson in 1945. Laten we het kort houden: Woods won weer. Een fantastische birdie van meters buiten de green op de laatste hole. De vorige keer dat hij een toernooi had gewonnen dankzij een birdie op de laatste hole was in 2001, in precies dezelfde Arnold Palmer Classic, op precies dezelfde baan van Bay Hill, vanaf precies dezelfde plaats buiten de green van de achttiende. De grote Palmer zelf, 78 intussen, bromde dan ook: ‘Het wordt stilaan vervelend.’

Nog eentje vóór de Masters: het Doral Championship in Miami. En daar was de terminus. Geoff Ogilvy, ex-winnaar van de US Open, won en Woods was pas vijfde. Retief Goosen, tweede, verwoordde het best de opluchting van het hele veld toen hij bij de slotceremonie opmerkte: ‘Ik heb nooit beseft dat iemand anders ook een winnaars-trofee in de lucht kan tillen.’

Tiger Woods won acht van zijn laatste tien toernooien! Ook een golfleek begrijpt dat dit niet langer menselijk is. Op de eeuwige ranglijst staat Woods nu met 64 PGA-zeges naast Ben Hogan op de derde plaats. Sam Snead blijft bovenaan met 82, Jack Nicklaus heeft er 73. Dat Woods al zo hoog prijkt op zijn 32e, inspireerde de Engelsman Justin Rose, zelf 28, tot een opwekkende gedachte: ‘Om dat te evenaren zal ik de komende vier jaar zestien toernooien per seizoen moeten winnen.’

Voorspel niets in de sport, want vooraleer uw woorden zijn uitgesproken, zijn ze al door de feiten weerlegd, maar niettemin gaan wij er ons toch aan wagen: het record van Jack Nicklaus gaat er aan, dat van Byron Nelson wordt nooit meer verbeterd. Zoals Captain Matthew Webb, de eerste Kanaalzwemmer die in 1875 in Calais aan land stapte, uitriep: ‘Dit doet niemand me ooit na.’ Webb probeerde later ook nog de Niagara over te zwemmen, maar dan wel pal onder de grootste van de drie watervallen. Zijn lichaam is nooit teruggevonden.

DOOR KOEN MEULENAERE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content