Abu Musab Al-Zarqawi. De meest gezochte man in Irak, is ondertussen 25 miljoen dollar waard, dood of levend. Hoe slaagde deze Jordaanse schoolverlater erin de Verenigde Staten in hun dodelijkste conflict sinds Vietnam te storten?

De eerste keer dat de wereld van Abu Musab Al-Zarqawi hoorde, was op 5 februari 2003. Die dag stapte voormalig Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell naar de Verenigde Naties om de invasie van Irak te bepleiten. ‘Irak herbergt een dodelijk terroristennetwerk, onder leiding van Al-Zarqawi, bondgenoot en medewerker van Osama Bin Laden en al zijn Al-Qaeda-luitenanten’,vertelde Powell aan de VN-Veiligheidsraad. We weten nu dat die informatie niet klopte. Maar het was wel de basis voor een van de krachtigste en overtuigendste mythes van de War on Terror – de mythe van Abu Musab Al-Zarqawi. Dat Zarqawi en Bin Laden in één adem werden genoemd – en dan nog door een zwaargewicht als Powell – was waarschijnlijk voor niemand een grotere verrassing dan voor Zarqawi zelf. Niets uit Zarqawi’s levensverhaal deed immers ooit vermoeden dat de Jordaniër uit zou groeien tot een van de meest gevreesde terroristen ter wereld.

Abu Musab Al-Zarqawi wordt in oktober 1966 geboren als Ahmad Fadil Al-Khalayleh in Zarqa, een Jordaanse stad ten noorden van Amman die door haar inwoners ‘het Chicago van het Midden-Oosten’ wordt genoemd, wegens de welig tierende armoede en misdaad. Zarqawi groeit op in een trieste arbeidersbuurt waar hij een relatief onopvallende jeugd kent. Maar wanneer zijn vader sterft, in 1984, komt de jonge Jordaniër in de problemen. De dan achttienjarige Zarqawi ziet zijn familie wegzinken in diepe armoede. Zarqawi wordt een vat vol frustratie: hij stopt met de middelbare school, gaat bij een lokale bende, en begint te drinken. Niet lang na de dood van zijn vader wordt Zarqawi gearresteerd voor aanranding en het bezit van drugs. De Jordaanse autoriteiten gooien de jonge herrieschopper achter de tralies.

In de gevangenis wordt Zarqawi geïndoctrineerd door het gedachtegoed van de jihad. Na zijn vrijlating begint de toekomstige topterrorist regelmatig de Al-Hussein Ben Ali-moskee te bezoeken, een broeinest van islamfundamentalisme. Zarqawi laat zich rekruteren door een organisatie die strijders ronselt voor de Afghaanse oorlog tegen de Sovjets. Zo klimt de Jordaniër op de sociale ladder. Een dronken straatboefje heeft weinig status in het Midden-Oosten, een moedjahedien respecteert iedereen.

Maar de gevoelige Zarqawi lijkt niet echt gemaakt voor het leven als moedjahedien. De omstandigheden zitten ook niet mee. Hij komt in Afghanistan aan in de lente van 1989, te laat om het Rode Leger te bevechten, dat zich een jaar tevoren was beginnen terugtrekken. Zarqawi gaat dan maar als bediende werken in Peshawar, waar hij Abu Muhammad Al-Maqdisi ontmoet, een radicale islamdenker, die al gauw een goede vriend wordt. Eind 1993 keren Zarqawi en Maqdisi terug naar Zarqa en beginnen ze de revolutie te prediken tegen het Jordaanse regime. Enkele maanden later, in maart 1994, worden de twee oproerkraaiers gearresteerd en vervolgens veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf voor het oprichten van een clandestiene jihad-groepering onder de naam Bayaat al Imam, de Eed van Verbond.

Tijdens zijn tweede gevangenisstraf ondergaat Zarqawi een fysieke en mentale metamorfose. Door fanatiek te trainen, geraakt hij zijn tengere figuur kwijt. De gedaanteverandering die de jonge Jordaniër mentaal ondergaat, is nog indrukwekkender. ‘Ik denk dat zeven jaar gevangenis meer dan voldoende zijn om ieders persoonlijkheid te veranderen’, zegt een voormalige gedetineerde van de gevangenis van Al-Suwaqah. Zarqawi wordt er gemarteld en brengt meer dan acht maanden door in de isoleercel, die erg geleek op een hondenhok. Hij reageert op die vernederingen door met een haast waanzinnige ijver de Koran te bestuderen.

ONVERWACHTE WERELDFAAM

In de lente van 1999 wordt door een nationale amnestie een einde gemaakt aan de opsluiting van Zarqawi en Maqdisi. De Jordaniër verlaat zijn thuisland en trekt naar Pakistan, met de bedoeling zich later aan te sluiten bij een jihad-groepering in Tsjetsjenië. Zarqawi is nooit in Tsjetsjenië geraakt. Hij wordt in Pakistan gearresteerd wegens een verlopen visum, en trekt naar buurland Afghanistan. Ergens in het jaar 2000, in de zuidelijke stad Kandahar, heeft Zarqawi een ontmoeting met Osama Bin Laden. Het zijn twee mannen uit verschillende sociale uithoeken van de maatschappij: de een arm en sociaal een buitenbeentje, de ander rijk en machtig. Toch delen ze een gemeenschappelijk doel: de bevrijding van moslims. Probleem was een akkoord te bereiken over een gezamenlijke strategie. Bin Laden heeft een overkoepelende, anti-imperialistische visie op de jihad. Hij is gefocust op de ‘verre vijand’, de Verenigde Staten. Die visie is overdreven volgens Zarqawi, die de jihad als een lokale strijd in het Midden-Oosten ziet. Dat is ook een van de redenen waarom, in tegenstelling tot wat algemeen aangenomen wordt, Zarqawi tijdens die ontmoeting geen trouw zwoer aan Bin Laden, ondanks diens uitnodiging om toe te treden tot het internationale terroristennetwerk van Al-Qaeda. Zarqawi sticht daarna zijn eigen onafhankelijke trainingskamp in Herat, in het noordwestelijke deel van Afghanistan. Financiële steun krijgt hij van het Taliban-regime. Begin 2002, na de val van de Taliban, vlucht Zarqawi naar het Koerdische deel van Irak, waar hij enkele bijkomende kampen opricht. In de zomer van 2002 geeft hij het bevel over zijn kampen door aan een jeugdvriend, en vertrekt in het geheim naar Bagdad om zich voor te bereiden op de Amerikaanse invasie in Irak.

Niet lang daarna komt de onverwachte wereldfaam. In 2003 vermeldt Colin Powell tot ieders verbazing de vrijwel onbekende Zarqawi in zijn toespraak voor de VN-Veiligheidsraad. Zarqawi heet de link te zijn tussen Saddam Hoessein en Bin Laden. En dan gebeurt er iets geks. In geen tijd transformeert de Jordaanse militant van een nobody in het internationale terrorisme naar een topterrorist van wie de naam wordt verbonden aan zowat elke aanslag die plaatsvindt. Zo zou hij onder meer de hand hebben in de terreuraanslagen van Casablanca en Madrid. Ook wordt hij ervan verdacht de bezieler te zijn van alle Al-Qaeda-cellen in Spanje, Duitsland en Turkije.

Als blijkt dat er voor al deze aanklachten geen harde bewijzen bestaan, beginnen vele journalisten en waarnemers uit het Midden-Oosten te geloven dat de Jordaniër als zondebok gebruikt wordt. Tenslotte hebben veel partijen baat bij de mythe van Zarqawi. De Koerden biedt hij het argument om de Verenigde Staten ervan te overtuigen de jihad-kampen in het noorden van Irak te bombarderen. Voor de Jordaniërs is hij het ongrijpbare kwaadaardige meesterbrein dat opdraait voor de terroristische aanslagen die uitgevoerd worden door plaatselijke militanten. En de Amerikanen, erop gebrand hun aanval op Irak te rechtvaardigen, gebruiken de schimmige figuur Zarqawi graag om de band tussen het regime van Saddam en Al-Qaeda aan te tonen.

EEN MASSABEWEGING

En toen werd de mythe werkelijkheid. In augustus 2003 manifesteert Zarqawi zich nadrukkelijk met twee opvallende aanslagen: een vrachtwagen vol explosieven die tegen het VN-hoofdkwartier in Bagdad ontploft en, enkele dagen later, een bomauto die zich in de Imam Ali-moskee ramt, overigens met de vader van de tweede vrouw van Zarqawi aan het stuur. Het lijkt erop dat de Jordaniër eindelijk het idee van Osama Bin Laden over de ‘verre vijand’, de Verenigde Staten, heeft aanvaard. Hij, die de jihad zag als een lokale strijd, wordt nu geconfronteerd met een Amerikaanse bezettingsmacht die ingrijpt in de lokale politiek van een onafhankelijk Arabisch regime. Als vanzelfsprekend wordt Zarqawi weer in de armen van Osama Bin Laden gedreven.

En tussen augustus 2003 en december 2004 hebben Bin Laden en Zarqawi ook regelmatig contact gehad, blijkt uit brieven die de laatste maanden zijn opgedoken. Zarqawi probeerde de zegen van Bin Laden te krijgen voor zijn acties in Irak. Waarom wil de Jordaniër dat plots zo hard, hij die voordien het Al-Qaeda-netwerk altijd links had laten liggen? Omdat hij, in tegenstelling tot wat Colin Powell over hem zei, slechts een kleine pion was binnen de brede jihad-beweging. Als arme bedoeïen uit Zarqa had hij niet de religieuze autoriteit om de soennitische Irakezen rond zich te scharen. Hij was wanhopig op zoek naar dat soort macht, en via Bin Laden kon hij die krijgen. De toespraak van Powell voor de VN-Veiligheidsraad werd een selffulfilling prophecy.

In een mededeling die werd uitgezonden door de Arabische tv-zender Al-Jazeera op 27 december 2004, een maand na de val van Faluja, sloot Bin Laden Zarqawi eindelijk in de armen, en stelde zich akkoord om zijn strijd in Irak te steunen. ‘De koning-moedjahedien, de nobele broeder Abu Musab Al-Zarqawi en de groeperingen die zich met hem verenigd hebben zijn de besten binnen de geloofsgemeenschap (…) Wij van Al-Qaeda verwelkomen hen bij ons (…) broeder Zarqawi is de emir van de Al-Qaeda-organisatie in het land van de Tigris en de Eufraat, en de broeders in dat land moeten tegenover hem een eed van gehoorzaamheid zweren.’

De anti-Amerikaanse kruistocht van de Saudische miljonair en de revolutionaire jihad van de Jordaanse bedoeïen uit de arbeidersklasse zijn samengesmolten. Op een bepaalde manier zijn het die zaken die Zarqawi zo eenvoudig doen lijken – zijn bescheiden afkomst, zijn verloren jeugd, zijn vroege mislukkingen – die van hem een te vrezen man maken. Want hoewel de Jordaniër misschien echt wel een charismatische leider is, is het aannemelijk dat er nog veel meer Zarqawi’s bestaan die dezelfde rol kunnen vervullen. De jihad evolueert van een kleine elitestrijd tot een massabeweging. De oude leider van Al-Qaeda, Osama Bin Laden, heeft deze verandering klaarblijkelijk aanvaard en omarmd.

Foreign Affairs/J.V.B.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content