Eén op de twee studenten slaagt niet. Hoe komt dat? Of beter: draagt de middelbare school de schuld?

Velen zien slagen aan een universiteit of hogeschool als een bewijs dat de middelbare school haar werk heeft gedaan. Middelbare scholen gebruiken trouwens het slaagpercentage van hun scholieren als wervingsmiddel. Maar wat denken universiteiten?

Aan alle universiteiten bestaan diensten die studenten helpen bij hun studie: vanaf de studiekeuze over de studiebegeleiding tot en met loopbaanbegeleiding. Zij moeten dus weten wat een goede middelbare school is. We vroegen het aan Isabelle Van Geet, bevoegd voor studie-informatie, en Greet Lowyck, die studenten begeleidt gedurende het academiejaar en de examens. Allebei werken ze bij de dienst Studieadvies van de KU Leuven.

En allebei willen ze één ding van tevoren duidelijk stellen: een secundaire school staat op zichzelf en mag geen zuivere voorbereiding zijn op hogere studies. Zo’n voorbereiding is ook geen garantie om te slagen aan die hogescholen of universiteiten.

Bovendien (en die opmerking valt erg vaak in het gesprek) biedt een hoger diploma geen garantie op een geslaagd beroepsleven. Nog te veel studenten beginnen aan een universitaire studie op basis van een keuze die ze niet zelf maken maar die door ouders, familie, school wordt opgedrongen. “Het wordt van mij verwacht”, is niet meteen de beste motivatie om een studie te beginnen. Maar zolang de maatschappij een hoog prestige toekent aan een hoog diploma of een zogenaamd “moeilijke” richting, zal de misvatting blijven bestaan.

Isabelle Van Geet: Zelfkennis is het belangrijkste. En dat wil niet alleen zeggen dat je je eigen zwakke of sterke kanten correct kan inschatten. Dat wil ook zeggen dat je beseft dat je bijvoorbeeld weinig interesse hebt in theoretische vakken, maar dat je meer praktische aanleg hebt. Wat is er dan verkeerd aan technische studies? Die worden door de maatschappij minder ingeschat en het duurt soms lang alvorens jongeren inzien dat ze daar beter op hun plaats zijn. Zeker als ze aan een universiteit mislukken en overstappen naar een hogeschool, waar ze wel slagen, hebben ze vaak de indruk dat ze “afgezakt” zijn. Maar dat is slechts een maatschappelijk cliché.

Greet Lowyck: Zelfkennis is essentieel. Dat wil ook zeggen dat je discipline hebt, zelfstandig kan werken, kan plannen. Dat je je door de eerste de beste mislukking niet uit het lood laat slaan, maar dat je doorzet.

Van Geet: Scholen moeten ook af van clichés uit het verleden: leerlingen met goede resultaten worden nog gemakkelijk naar zogenaamde “prestigieuze” richtingen gestuurd. Vandaag leidt een bepaald diploma niet automatisch naar een bepaalde carrière, het is een visitekaartje, wie je bent is belangrijker. Met talen bijvoorbeeld kom je niet meer automatisch in het onderwijs terecht, germanisten en romanisten gaan nu naar de privé-sector.

Intelligentie is belangrijk, een goede uitslag in het middelbaar is positief maar biedt geen garantie. Jongeren die altijd de beste van hun klas zijn geweest, krijgen aan de univeriteit soms de schok van hun leven: ze zijn niet langer de slimste, de beste.

Zo’n cijfer op zich zegt immers niet alles: je moet dat vergelijken met het klasgemiddelde in die school en het niveau van de klasgroep en de school ten opzichte van andere klassen en scholen.

Jongeren die echt door het middelbaar “vliegen”, hebben vaak niet geleerd te studeren en te werken. Je moet ook leren je intelligentie te gebruiken.

Daarbij moeten we ook zeggen dat juist over die scholieren vaak niet gepraat wordt op klassenraden: er is immers geen probleem. Toch is het best mogelijk dat ze niet kunnen structureren, zuiver drijven op een goed geheugen, alleen snel kunnen absorberen. Een Centrum voor Leerlingenbegeleiding ziet zoiets wel. Maar juist die scholieren weigeren advies: ze hebben goede cijfers, dus is alles in orde.

Lowyck: Correct: intelligentie primeert niet. Organisatie van je studie, zelfstandig studeren, durven fouten te maken en daaruit leren zijn ook belangrijk.

Organisatie en zelfstandigheid kan je leren. Daar speelt het secundair onderwijs wel een grote rol. In de lagere jaren is voorbeelden geven zeer belangrijk: de leraren bakenen het paadje af, de scholier loopt daarlangs. Maar in de laatste jaren zouden lossere modellen gevolgd mogen worden, waar de zelfactiviteit primeert, waar scholieren zelf moeten plannen. Dat wil niet zeggen dat scholieren aan hun lot worden overgelaten. De school moet natuurlijk structuur bieden, maar volledige voorprogrammatie stimuleert niet tot activiteit. Wie doet wat gevraagd wordt, is dan de beste. Maar niet meer aan de universiteit. Daar moet een student zelf zijn studiewerk organiseren. Dat kan aangeleerd worden in het secundair onderwijs, maar het gebeurt niet altijd.

Ook de methode in een secundaire school is belangrijk. We zien nog veel studenten die op school goed waren omdat ze alles kenden, niet omdat ze begrepen waar ze mee bezig waren. Wie zo denkt, krijgt hier een schok: het is immers niet mogelijk alles te kennen.

Wij zien briljante scholieren die niet en middenmoters die wel slagen. Hun kwaliteit is dat ze hun beperkingen kennen en er iets aan doen. Dat kan op alle mogelijke manieren: door een beroep te doen op studiebegeleiding bijvoorbeeld. Maar vooral door flexibiliteit. Elk vak wordt anders geëxamineerd. Je moet zelf vragen stellen: wie is die professor, wat wil hij of zij, hoe zit die cursus in elkaar? Planning houdt ook in dat je aan voor jou moeilijkere vakken meer tijd moet besteden.

Van Geet: Sommige studenten zullen de middelen die universiteiten en hogescholen bieden, niet of weinig gebruiken. Ze durven niet langs te gaan bij monitoraten, bij assistenten. De afstand tussen lesgevers en leskrijgers is aan een universiteit anders dan in het middelbaar onderwijs, maar er zijn evenveel middelen om iedereen te bereiken. Hét verschil is dat het initiatief niet meer uitgaat van de leraar die ziet dat er iets fout loopt. De student moet zelf op zoek gaan naar hulp.

Wie in de middelbare school niet zelfstandig kon zoeken omdat het schoolklimaat zich daar niet toe leende, zal dat nu ook niet doen. Wie het niet hoefde te doen in de middelbare school, heeft het niet geleerd.

Lowyck: Het is voor scholen moeilijk een evenwicht te vinden tussen structuur bieden en zelfactiviteit ontwikkelen, tussen hulp bieden en altijd inspringen. Een school die het haar scholieren te gemakkelijk maakt, zit ook mis. Een scholier moet ook leren omgaan met weerstand. Tussen haakjes: studenten moeten ook beseffen dat assistenten en begeleiders humeurig kunnen en mogen zijn.

Er zijn studenten die de besprekingen van hun proefexamens ontwijken, omdat ze geen kritiek verdragen. Omdat ze dat zien als een persoonlijke aanval. Maar van kritiek ga je heus niet dood.

Leren omgaan met kritiek is zeer belangrijk. Beseffen dat het commentaar op je prestaties nuttig is, is het begin van de wijsheid. Je leert meer van één fout die je zelf maakt en verwerkt, dan van alle wijze raadgevingen van anderen.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content