Actrice Antje De Boeck werd verzocht omvestiairemadam te worden. Zouden ze bij de VDAB ooit Daens hebben gezien?

Vernederd voelt ze zich. Vijftien jaar geleden brak Antje De Boeck door als Nette Scholliers in de film Daens. Nadien ging het snel. Manneke Pis, Kulderzipken, Windkracht Tien, Terug naar Oosterdonk. Een palmares om vriendelijk u tegen te zeggen. En dan hebben we het nog niet eens over haar rollen in het theater. Onlangs kreeg De Boeck van de VDAB het dringende verzoek zich aan te melden als vestiairemadam. Voor de musicalversie van Daens, welteverstaan.

Daar sta je dan. Met een stem die kartelt als een broodmes en een paar ogen die zoet kunnen verleiden in één blik. Terug naar afzender. Dat dit zeer doet, is logisch. Veel onlogischer is dat De Boeck niet eens om een uitkering had gevraagd. Dat ze dus ook nooit automatisch in het systeem van werkzoekende diende te komen en dus ook nooit aangemaand diende te worden, wilde ze haar rechten kunnen behouden. Antje De Boeck is namelijk aan het werk. Na haar laatste rol naast Chris Lomme in Mevrouw Appelfeld van Benno Barnard ging ze haar plan trekken. Ze vond een kar, vond een structuur om eraan te trekken en ging aan de slag. Zonder uitkering, zonder stempelkaart. En wat zegt de RVA? Dat ze een maand geschorst is. Omdat ze dus niet in die vestiaire wil kruipen.

Nu bestaat er in Vlaanderen zoiets als het kunstenaarsstatuut. Wie zijn merites op het vlak van kunsten gedurende een onafgebroken tijdspanne kan aantonen, wordt beschermd. Geniet een hogere uitkering, hoeft om die uitkering te bewaren bij wijze van spreken slechts één dag per jaar zijn nikkel af te draaien. Dat is een belangrijk vangnet voor al die kunstenaars die van dop en dauw leven en in tussentijd hun ei uitbroeden en op hun manier een steen bijdragen aan de samenleving. Profitariaat? Er zijn acteurs die jaren overleven met een aalmoes vooraleer ze dat statuut krijgen. Te veel acteurs dan maar? Een dooddoener in een veld dat overbevolkt is met structuren om zijn eigen professionalisme in stand te houden. Professioneel is ook: zorgen voor je werknemers. Ook al zijn het freelancers.

Laten we zeggen dat de grootste werkgever in dit geval de overheid is. En daar legt Antje De Boeck met haar verklaringen in de pers de vinger op de wonde. Heil voor een overheid die zijn culturele veld de afgelopen jaren heeft geprofessionaliseerd en financieel blijft ondersteunen. Maar pek en veren voor diezelfde overheid die individuele kunstenaars het bos instuurt als ze, los van huis of gezelschap, op zoek gaan naar dat sociale vangnet maar van de wiedeweerga niet zelden de boot missen.

RVA, VDAB, Cultuur. Je zou verwachten dat ze in overleg met elkaar bijsturen en procedures vereenvoudigen. Zeker als er nauwelijks nog gezelschappen bestaan met meer dan drie acteurs in dienst, en er tegelijkertijd een wildgroei is aan manieren waarop al die kunstenaars betaald kunnen worden. Daar loopt het fout. In de feedback, in het stroomlijnen van de val richting sociaal vangnet.

Een redelijk mens zou verwachten dat de vakbonden zich dan maar met de zaak gaan bemoeien. Maar je telt er geen vier, vakbondsspecialisten die de problematiek ter harte nemen. En dus is Antje De Boeck, van voorvechtster voor sociale gelijkheid in de film waarmee ze doorbrak, nu ook in het echte leven maar vakbondsvrouw geworden. Moedig, maar ook een schande.

door Roel Verniers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content